Een groot aantal gemeenten heeft zich in een manifest ten doel gesteld hun wijken gasvrij te maken. Nu is nog zo’n twintig procent van de CO2 uitstoot in Nederland afkomstig van de cv-ketel voor verwarming en het gasfornuis om te koken. Om de klimaatdoelen te halen en veel minder fossiele brandstoffen te gebruiken, is het nodig om gasloos te gaan wonen. Die overgang heeft twee obstakels waar een goed sociaal proces bij kan helpen.
Gevoelsmatige verbinding is nodig om te kunnen luisteren
Allereerst wordt vaak vergeten dat de transitie naar wonen zonder gas ingrijpt op het dagelijks leven van mensen. In het voorjaar van 2016 luisterde ik voor het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) tijdens de energiedialoog naar verhalen van burgers over gasloos wonen en het verduurzamen van hun huis.
Uit deze verhalen kwam naar voren dat mensen zich koesteren aan de warmte van de centrale verwarming, gehecht zijn aan een vlam onder de pan en genieten van een warme douche. Energie bleek niet alleen over financieel rendement of techniek te gaan, maar ook over thuis. De eerste weerstand tegen wonen zonder gas ligt dan ook op het niveau van betekenis en het thuisgevoel.
Ze willen een vlam onder de pan
Zo is koken op gas voor een aantal mensen verbonden met hun identiteit, levensstijl, ambachtelijkheid. Ze willen een vlam onder de pan. ‘Daar wil ik niet op koken’, is de reactie van een Surinaamse oma als ze de inductiekookplaat ziet die voor een ‘Van de kook’ sessie is geïnstalleerd in de huiskamer van Anand Joti, een woongroep voor senioren met een Hindoestaanse achtergrond. De aanwezigen associëren elektrisch koken met lang wachten en moeilijk te regelen temperatuur. De inductiekookplaat reageert echter razendsnel. De kokkin van Anand Joti kijkt eerst sceptisch, maar neemt al snel de pan over. ‘Laat mij dat maar doen.’ De Surinaamse oma is de autoriteit op keukengebied en blijft wel kritisch. Ze mist de gasvlam, ‘maar’, zegt ze, ‘het kan wel’.
Om mensen te laten nadenken over alternatieve systemen is het nodig om samen nieuwe betekenis te geven aan het gevoel van thuis. We hoorden van een energiecollectief over opa- en omapanelen: zonnepanelen die gefinancierd worden door de grootouders en waarvan de financiële winst (en de klimaatwinst!) naar het kleinkind gaat. Zo verbinden ze duurzame energie met het thuisgevoel. Ze zijn een manier om mensen te helpen nieuwe technologie te accepteren. Eerst moeten zij zich gevoelsmatig kunnen verbinden met alternatieve warmtetechnologie, pas daarna gaan ze informatie en advies inwinnen.
Onzekerheden belemmeren investeren in gasloos wonen
Als mensen op basis van informatie vervolgens een concreet besluit willen nemen om te investeren in gasloos wonen, blijkt er een tweede obstakel te zijn: de vele onzekerheden. Het gaat om grote investeringen die mensen mogelijk niet terugverdienen. Warmtetechnologie, zoals warmtepompen of aardwarmte, zijn niet uitontwikkeld. Zonnepanelen worden nog steeds goedkoper en beter. Het is onduidelijk of salderen, dat wil zeggen het terug kunnen leveren van de zonne-energie die je niet zelf gebruikt, blijft bestaan. Deze onzekerheden belemmeren burgers om concreet te investeren in gasloos wonen.
De energiesector zegt vaak dat mensen meedoen als het financieel voordelig is en zet daarom in op aantrekkelijke proposities en goedkopere technische innovaties. Bewoners vertellen echter dat besluitvorming veel meer te maken heeft met het sociale proces waarin het plaatsvindt.
In een zeer diverse volkswijk in Enschede, Horstlanden-Veltkamp, wilde de wijkraad gezamenlijk zonnepanelen aanschaffen. Op verschillende bijeenkomsten konden de wijkbewoners van alles vragen over techniek, prijs, het afval en het onderhoud. Zij twijfelden openlijk of het niet beter was om te wachten omdat de panelen nog voordeliger zouden worden. De voorzitter was in staat om gesprekken goed te begeleiden en begreep de twijfel, toch wist hij de bewoners over te halen de overstap te maken: ‘… nu ligt er een kans om te handelen. Anders doe je misschien nooit iets.’
Uiteindelijk koos men massaal voor de aanschaf van zonnepanelen. De wijkbewoners vonden aldus samen hun weg om met de onzekerheden rond verduurzaming om te gaan.
Duurzaamheid kan sociale samenhang versterken
Uit de verhalen bleek dat mensen best bereid waren de consequenties van de klimaatdoelen te aanvaarden en mee te werken aan de overstap naar wonen zonder aardgas. Ook mensen die anders nooit over dit soort onderwerpen spreken. Dat wil niet zeggen dat dit gemakkelijke gesprekken waren of dat dit een soepele overgang gaat worden. In het leven van mensen speelt veel meer dan de klimaatproblemen. Niet gehoord worden, ziekte, zorgen over zorg, angsten over migratie en bestaansonzekerheid, zijn veel nadrukkelijker aanwezig.
Het verminderen van de CO2 uitstoot door gas in huis uit te faseren, dat is langzaam stoppen met de levering ervan, raakt mensen in het hart van hun dagelijks leven. Dat is niet alleen lastig, het biedt ook kansen. Het sociale proces dat nodig is, geeft meteen meer samenhorigheid en contact. In Horstlanden-Veltkamp praten de buurtbewoners nu met elkaar over wie er zonnepanelen op zijn dak heeft of over hoe ze op een krukje voor de meterkast zitten om te kijken hoe de meter terugloopt. Duurzaamheid is zo dus ook een kans om de sociale samenhang te versterken.
Mensen kunnen met elkaar nieuwe betekenis geven aan duurzame warmte en elkaar inspireren stappen naar gasloos te zetten. Om concrete besluiten te nemen over investeringen in gasloos wonen, helpt het om met elkaar onzekerheden te bespreken. Het is daarom nodig het gesprek over gasloos wonen te beginnen in het eigen leven van mensen. Het sociale proces is bij het halen van klimaatdoelen doorslaggevend.
Kirsten Notten is filosoof en verhalenverteller. Zij werkt met haar eigen bedrijf Waterschrijver als storyteller en strateeg in de publieke sector. Dit artikel is gebaseerd op haar rapport ‘Van de kook. Verhalen voor een gas(t)vrije wijk’, 2016.
Foto: Marcel Oosterwijk (Flickr Creative Commons)