Vertrouw de wijkbewoner toch

De wijkaanpak komt in de knel nu het Rijk zich terugtrekt en de gemeenten op hun beurt twijfelen of zij het ingezette beleid met eigen middelen moet voortzetten. Zij zouden best wat meer vertrouwen mogen stellen in de burger. Alleen dan kan er een omslag komen.

Wetenschappelijk onderzoek van de Universiteit van Amsterdam toont aan dat wijkbewoners zuinig en zorgvuldig omgaan met de hen toegekende middelen en verantwoordelijkheden. Desondanks blijven steden huiverig om zeggenschap aan de wijkbewoners af te staan. Dat gaat de komende tijd nog meer wringen dan het nu al doet. In de afgelopen vier jaar heeft het rijk 95 miljoen euro aan de wijkaanpak besteed. Dat houdt op. De grote vraag is of gemeenten voldoende vertrouwen in de bewoners hebben om de wijkaanpak met eigen geld voort te zetten.

Laat bewoners zelf het management voeren
Uit het in juni 2011 gepubliceerde Visitatierapport Wijkenaanpak van de commissie Deetman blijkt dat welzijnsprofessionals en beleidsmakers elkaar (nog) onvoldoende vertrouwen om effectief te kunnen samenwerken. Alle pogingen om de institutionele belangen onderschikt te maken aan ééngezamenlijk doel zijn tot nu toe gesneuveld. Instellingen en gemeenten bieden het beeld van burchten met uitkijktorens. Vanaf de transen houden managers en beleidsmedewerkers elkaar voortdurend in de gaten om elke beweging van de ander op tijd te signaleren. Natuurlijk is er de uitzondering die de regel bevestigt. In Emmen bijvoorbeeld waar de beroepskrachten van  verschillende instellingen zijn gedetacheerd naar de uitvoeringsorganisatie in de wijk. Daar werken instellingen wel nauw samen met de wijkbewoners. Maar Emmen is een witte raaf in een verder troosteloos landschap.

De problemen in de wijkaanpak zijn al meer dan twintig jaar dezelfde, dit terwijl de bewezen oplossingen nota bene voor het oprapen liggen. Er moet gekozen worden voor een aanpak die bewoners werkelijk perspectief biedt op een betere maatschappelijke positie. Een goed voorbeeld is de Development Trust (of: Community Enterprise). In dit Britse concept voeren wijkbewoners zelf het management over een onderneming die exclusief gericht is op dienstverlening in de wijk. Een onderneming, zonder winstoogmerk, met lokale  beroepskrachten en een toezichthoudend bestuur van bewoners, raadsleden en vertegenwoordigers van relevante instellingen. In de Development Trusts en de Community Enterprises staat de wijk centraal en is de insteek economisch. Belangrijke activiteiten zijn scholing, training, arbeidsbemiddeling en bedrijfsontwikkeling. Gemeenten kunnen zulke vernieuwingen faciliteren. Vragen wij de professionals om ermee te experimenteren? Ja, maar alleen in opdracht van de bewoners. Kunnen de bewoners de verantwoordelijkheid voor een dergelijke onderneming dragen? Ja, maar alleen als de overige partijen vertrouwen geven en loslaten.

De overheid moet terugtreden
Het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken is als de dood voor enthousiaste gemeenten, instellingen of ministeries die voor de wijkbewoners experimenten gaan bedenken of zo nadrukkelijk en deskundig gaan meedenken dat bewoners afhaken. Dat gevaar is levensgroot. In zijn nota Integratie, binding en burgerschap van afgelopen juni 2011, schrijft minister Donner van Binnenlandse Zaken dat mensen de ruimte moeten krijgen om hun maatschappelijke verantwoordelijkheden waar te maken. Hij wil nieuwe vormen van betrokkenheid, die wezenlijk verder gaan dan de traditionele vormen van inspraak en maatschappelijk debat. De minister denkt daarbij aan vormen van zelfbeheer in wijken en dorpen van publieke voorzieningen of zelfbestuur bij het inrichten van de openbare ruimte. Wil Donner zijn beleid tot ontwikkeling kunnen brengen, dan moet de overheid terugtreden. De gewenste omslag kan immers alleen slagen als de wijkbewoners het vertrouwen krijgen en het initiatief gegund wordt.

Een hele lange weg als we bewoners blijven wantrouwen
In de huidige situatie weten wijkbewoners feilloos op welke sport van de participatieladder ze staan. Mogen ze meepraten dan heten ze insprekers, wordt er ook nog naar hen geluisterd dan worden ze tot coproducenten benoemd, en als ze echt hun best doen, dan worden ze producent van beleid. In die laatste hoedanigheid worden ze geacht sociale cohesie te produceren, bij voorkeur door een buurtbarbeque te organiseren. De wijkbewoner die dat regelmatig doet, mag een lintje op Koninginnedag tegemoet zien, mag de wethouder en de minister tutoyeren en heeft de 06-nummers van verschillende bobo’s op zak. De wijkbewoner is iemand geworden, vooral als hij in een achterstandwijk woont. Hij wordt gekoesterd als de deskundige die het beste weet wat er nodig is in zijn wijk. Maar er zijn grenzen. En dan moeten de belangen van de wijkbewoner het afleggen tegen het belang van de gemeente of de woningcorporatie, die nu eenmaal een breder belang vertegenwoordigen. De bewoner die zich daar niet bij neerlegt en de lokale pers er bij haalt of raadsleden benadert, wordt lastig gevonden. Dan verandert de toon van de overheid en de professionals, en noemen ze de wijkbewoner een oudere die de buurt niet vertegenwoordigt.

Dit beeld lijkt misschien wat gechargeerd maar het geeft goed aan dat er nog veel te winnen valt in de wijkaanpak. De meest gebruikte in uit de talloze evaluatierapporten die er de afgelopen jaren zijn verschenen, luidt: ‘We zijn op de goede weg maar er is nog een lange weg te gaan’. Dat kan wel eens een hele lange weg worden als de hoofdpartners, de beleidsmakers, de gemeentelijke organisaties en de vele instellingen elkaar en de wijkbewoners blijven wantrouwen.

Joke Bakker is voorzitter van het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken. Zij is een van de sprekers op Participatiedebat van Movisie en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 29 september 2011.