Sport en school gaan samen in Rotterdam

In sommige Rotterdamse wijken zijn de traditionele sportverenigingen verdwenen. Zogenaamde ‘Schoolsportverenigingen’ bieden kinderen een stimulans om toch te gaan sporten. Ze worden er gezonder en aardiger van en ze gaan met plezier naar school. De minister is enthousiast.

Vier jaar lang deden we onderzoek bij de eerste zes Schoolsportverenigingen in de Rotterdamse wijken Afrikaanderwijk, Katendrecht, Beverwaard, Pendrecht, Schiemond en Lombardijen. Bij elkaar telt Rotterdam nu twintig van zulke actieve Schoolsportverenigingen, die het sporten naar de scholen brengen. Je kunt er van alles beoefenen: atletiek, turnen, voetbal, hockey, judo, American football, karate, tafeltennis, basketbal, volleybal, honkbal, handbal en korfbal. In totaal doen er nu 1800 kinderen mee in twintig Schoolsportverenigingen. Wij onderzochten de eerste zes, waarvan in totaal 898 kinderen lid zijn. Drie jaar daarvoor waren dat er nog 491.

Voor een groot deel van de kinderen is de Schoolsportvereniging de enige mogelijkheid om aan sport te doen. Meer dan de helft van de ouders geeft aan dat hun kind naast het sporten bij de Schoolsportvereniging nooit zelf sport op straat en ook geen lid is van een andere sportvereniging. Meestal voetballen ze, maar turnen, karate en volleybal zijn ook populair.

Kinderen zijn gezonder en doen beter hun best op school
De Schoolsportverenigingen hebben voor Rotterdam een flinke meerwaarde. De kinderen zelf geven om te beginnen te kennen dat ze gezonder en fitter zijn geworden, vergeleken met kinderen die niet lid zijn van een Schoolsportvereniging. De helft van de ouders zegt daarnaast dat hun kind door het sporten bij Sportschoolvereniging aardiger is tegen andere kinderen, en ongeveer een kwart van hen denkt dat hun kind dankzij de vereniging minder snel driftig is en minder vaak regels overtreedt. Tot slot heeft het sporten een indirect effect op de schoolprestaties van de kinderen. Een kwart van de ouders en docenten is van mening dat de schoolprestaties van kinderen verbeteren door het sporten. Ouders zien het toenemende plezier waarmee de kinderen naar school gaan als een belangrijke verklaring voor de betere schoolprestaties.

22 Procent van de 116 ouders zegt vaak of altijd te komen kijken bij de trainingen van hun kind, en meer dan de helft van de ouders geeft aan door de Schoolsportvereniging beter bekend te zijn geraakt met het verenigingsleven. Ten opzichte van de jaren daarvoor is dat een duidelijke toename. Tot slot is één op de drie ouders door de vereniging zelf enthousiast geworden om meer te gaan sporten en bewegen.

Belangrijk voor het samenleven in de wijk
Volgens ouders, leerkrachten en trainers levert de Schoolsportvereniging ook een positieve bijdrage aan het samen wonen en samen leven in de wijk. Voor veel kinderen is er weinig te doen in de buurt en deze vereniging zorgt voor een positieve en actieve vrijetijdsbesteding. Ze zien er desgevraagd een meerwaarde in dat ze andere kinderen leren kenen en vriendschappen sluiten dankzij de Schoolsportvereniging. Net als bij de ouders zien we ook bij de kinderen hier een toename vergeleken met de afgelopen jaren.

Kinderen die zijn aangesloten bij de Schoolsportvereniging spelen wel minder buiten dan in 2008 (46 procent in 2008, tegen 35 procent in 2011). Blijkbaar hebben ze daar door het actieve sporten en bewegen op school minder behoefte aan. Daarbij komt dat voor ouders het niet laten buitenspelen van kinderen een manier is om hun kinderen af te schermen van de geldende normen en waarden van de straat en te voorkomen dat hun kinderen in contact komen met ‘verkeerde’ jongeren.

Veilig sporten
Het succes van de Schoolsportvereniging is te verklaren door de actieve samenwerking tussen bestaande sportverenigingen en basisscholen, met steun van onder meer de gemeente en het Jeugdsportfonds dat de contributie betaalt voor 50 procent van de kinderen uit een minder vermogend milieu.

Ook minister Schippers is zeer enthousiast over de Schoolsportvereniging en hoopt dat meer gemeenten dit Rotterdamse initiatief oppakken. De 70 miljoen die het ministerie jaarlijks investeert in sporten en bewegen in de buurt moeten dit mogelijk maken. Nu maar hopen dat gemeenten die kans niet laten liggen.

Nanne Boonstra en Niels Hermens zijn  als onderzoekers werkzaam bij het Verwey-Jonker Instituut.