Reacties maakten Pim Fortuyn groot

Tien jaar geleden veroorzaakte de Lijst Pim Fortuyn (LPF) een politieke aardverschuiving: bij de algemene verkiezingen van 15 mei 2002 wist de LPF vanuit het niets 26 zetels in de wacht te slepen. Dat was te danken aan Fortuyns eigen optreden én aan de heftige reacties daarop.

Waarom stemde een groot aantal kiezers op de Lijst Pim Fortuyn? Op deze vraag is inmiddels wel een antwoord geformuleerd. Er bestaat een brede wetenschappelijke consensus over waarom kiezers zich indertijd tot de LPF aangetrokken voelden. De LPF was de partij waarmee de kiezers het het meeste eens waren over kwesties die zij erg belangrijk vonden, namelijk immigratie en integratie. Het ging bovendien om standpunten die niet of nauwelijks door andere politici naar voren werden gebracht.

De voedingsbodem voor de Fortuyn-revolte is uitgebreid in kaart gebracht, maar de vraag naar de abrupte en verrassende totstandkoming ervan is vooralsnog grotendeels onbeantwoord gebleven. Dat komt doordat twee factoren tot voor kort onderbelicht zijn gebleven in de wetenschappelijke verklaringen voor het succes van het rechts-populisme in het algemeen: de rol van het publieke debat en de rol van adaptief gedrag.

Fortuyn schoof niet met zijn standpunten

Een vaak gehoorde opvatting luidt dat Fortuyn is gaan schuiven met zijn standpunten onder invloed van media-aandacht, opiniepeilingen en van zijn uitdijende electoraat. In mijn onderzoek heb ik daarvoor geen empirisch bewijs gevonden. Fortuyn kaartte gedurende de campagne weliswaar op verschillende momenten verschillende thema's aan, maar in mijn onderzoek komt eerder naar voren dat hij immigratie- en integratieonderwerpen mínder ging benadrukken als hij daar veel media successen mee boekte. Na het interview in de Volkskrant dat heel veel stof deed opwaaien in februari 2002 - met als kop ‘Grens dicht voor islamiet’ - was hij bijvoorbeeld relatief stil op dit thema.

Ook wat betreft de toon van de boodschap kan Fortuyn niet van populistisch gedraai beschuldigd worden. Hij is nauwelijks naar links of rechts verschoven. En als hij al van standpunt veranderde - zoals bij het voorstel voor een generaal pardon - is dit in elk geval niet te begrijpen als een opportunistische aanpassing. Fortuyn speelde bijvoorbeeld ook niet in op de vermeende toegenomen onvrede over de multiculturele samenleving na de aanslagen van 9/11 - Fortuyn verkondigde zijn ‘Koude Oorlog met de islam’ namelijk al eerder.

Deze observatie stemt overeen met conclusies uit eerder onderzoek naar de flexibiliteit van partijleiders. De algemene tendens is dat zij overwegend ideologisch rigide zijn. In die zin kan Fortuyn worden beschouwd als een ‘normale’ partijleider. Op het moment dat hij het politieke toneel betrad, had hij een potentieel winnend partijprogramma op zak en was er geen enkele reden om dat te herzien. Zijn succes bij de algemene verkiezingen van mei 2002 was daar het overvloedige bewijs van.

Als Fortuyn zelf niks of nauwelijks iets in zijn boodschap veranderd heeft, blijft de vraag hoe zijn aanhang dan toch in zo'n korte tijd zo sterk kon toenemen. Kuddegedrag in het mediadebat kan hiervoor een verklaring bieden.

Vooral politieke nieuwkomers zijn afhankelijk van de media

Net als elk nieuw product op de markt heeft een nieuwe politieke beweging kanalen nodig om haar bekendheid onder de bevolking te vergroten. Omdat politieke nieuwkomers vaak over weinig organisatorische en financiële middelen beschikken, ligt het voor de hand dat juist zij van mediaberichtgeving afhankelijk zijn om hun standpunten bij een groter publiek onder de aandacht te brengen.

De kans op een succesvolle mobilisatie van stemmers en het verkrijgen van een stem in de media, zo is het argument in mijn proefschrift, wordt voor een belangrijk deel gegenereerd binnen het publieke discours. Mijn bevindingen laten zien dat het publieke debat inderdaad een belangrijke rol heeft gespeeld bij de opkomst van Fortuyn. Harde taal van andere politieke actoren dan Fortuyn over immigratie- en integratiethema’s veroorzaakte meer media-aandacht voor de politieke boodschap van Fortuyn. Als de bedoeling was om hiermee de wind uit de zeilen van Fortuyn te halen, dan kunnen we concluderen dat dit averechts werkte; het belang van deze vraagstukken nam in de ogen van journalisten alleen maar toe, waardoor hij meer mogelijkheden kreeg om zijn politieke agenda in de media voor het voetlicht te brengen.

Hoe prominenter journalisten Fortuyns uitspraken in de media weergaven, en hoe vaker andere actoren in het debat zijn uitspraken ondersteunden, des te sterker groeide zijn populariteit onder de kiezers. Op haar beurt heeft de electorale steun een positieve impact gehad op Fortuyns mediacarrière. Hoe gunstiger hij er voorstond in de peilingen, des te vaker kwam hij in de media aan het woord.

Deze twee factoren bij elkaar opgeteld, leiden tot de conclusie dat er sprake was van een opwaartse spiraal van populariteit en publiciteit. Dit zelfversterkend effect verklaart waarom Fortuyn en zijn partij in zo'n rap tempo zoveel media-aandacht en kiezers wisten te mobiliseren. In het algemeen gesproken verklaart dit mechanisme van positieve terugkoppeling hoe een ogenschijnlijk stabiele politieke status quo in korte tijd uit evenwicht kan raken. Mijn bevindingen geven ook aan dat het voor de verklaring van het verschijnsel Fortuyn niet alleen (misschien zelfs niet in de eerste plaats) belangrijk is om te kijken naar het karakter of de acties van Fortuyn zelf, maar dat vooral moet worden nagegaan op welke manier andere actoren op hem reageerden.

Jasper Muis is socioloog. Hij promoveerde in maart op het proefschrift ‘Pim Fortuyn. The Evolution of a Media Phenomenon’.