‘Power to the people!’ Populisme ontleed

Populisme is in Latijns Amerika een stijlfiguur van links, terwijl sociale bewegingen als Occupy en Anonymous een populisme zonder leiderschap promoten. De vraag is niet of populisme goed of slecht is, maar waar, hoe en waarom het zich ontwikkelt.

Populisme is normaal geworden maar de wetenschap kan er geen greep op krijgen. Veel boeken en artikelen beginnen met de vertwijfelde constatering dat er geen consensus is over wat populisme betekent en leiden uit de bonte literatuur telkens weer net een andere definitie af. Vlak na de conceptuele vraag naar wat het populisme is, volgt dan vaak de normatieve vraag – vormen de populisten een bedreiging of een verrijking? Deze pogingen ketsen echter af, omdat ‘het populisme’ niet vereenzelvigd kan worden met een groep, ideologie of stroming. We kunnen het populisme beter eerst theoretisch ontleden en empirisch analyseren.

Het zijn juist de vele verschillende stijlfiguren en sentimenten van het populisme die het verschijnsel het bestuderen waard maken. Het is links, het is rechts, en het is recht door zee. Volkspartijen zijn er in het rood en in het bruin en ‘power to the people’ is een uitroep van Black Panthers, John Lennon en productinkopers. Populisme heeft geen substantie. Het is hooguit, om met Mark Elchardus en Bram Spruyt te spreken, een ‘dunne ideologie’; een set van stijlfiguren en sentimenten die zich aan verschillende ideologieën kunnen vastklinken. De tekst is telkens anders, maar de toon niet: die bestaat uit het neersabelen van elites, het aanhalen van volkse wijsheden en het profileren van de eigen zuiverheid tegenover de vervuilende anderen.

Populisme is een vormende kracht

Natuurlijk, sommige groepen maken meer gebruik van populistische stijlfiguren dan anderen, maar populisme blijkt wijdverbreid. In een Vlaamse steekproef die Elchardus en Spruyt analyseren waren respondenten het veel vaker eens dan oneens met stellingen als ‘de mening van de eenvoudige man of vrouw in de straat is veel meer waard dan die van experts of politici’; ‘de politiekers moeten beter luisteren naar de problemen van de mensen’; ‘ministers zouden beter wat minder in hun bureau zitten en zich wat meer onder het gewone volk begeven’; en ‘mensen die lang gestudeerd hebben bezitten veel diploma’s, maar ze weten niet eens hoe de wereld echt in elkaar zit.’ Dat slechts een kleine minderheid van de respondenten dergelijke, toch vrij fel populistisch verwoorde, stellingen afwijst, geeft aan dat populisme niet is voorbehouden aan een duidelijk aanwijsbare groep met onderscheidende kenmerken.

Populistische sentimenten zijn breed aanwezig en worden dan ook op allerlei plekken en voor allerlei doelen gemobiliseerd. Vaak wordt het populisme gezien als uitdrukking van volkse ontevredenheid maar het is vooral een vormende kracht. Met populistische stijlfiguren worden het volk, de eigen zuiverheid en de elite niet simpelweg in stelling gebracht, maar ook geconstrueerd. In hun studie laten Thierry Kochuyt en Koen Abts hoe het Vlaams Belang het populisme inzet om allerlei verschillende groepen aan te spreken en samen te brengen. Hun respondenten bestaan uit Vlaams-nationalisten en royalisten, voormalige collaborateurs en vroegere verzetslui, rechtsgezinden en oud-links, atheïsten en praktiserende katholieken die met populistisch taalgebruik tot eenheid worden gesmeed.

Populisme niet vereenzelvigen met een politieke partij

Populisme wordt in Nederland en Vlaanderen vaak geassocieerd met een behoefte aan sterk leiderschap en een weerzin tegen vreemdelingen. Toch zijn dat ook geen noodzakelijke kenmerken. De online activisten van Anonymous verzetten zich bijvoorbeeld sterk tegen leiderschap en machtsconcentratie, maar zijn vaak uitgesproken populistisch: ze traden op namens en voor ‘the people’ in hun strijd tegen copyrightorganisaties en Arabische dictators. Ook de wereldwijde Occupy-beweging is gestoeld op het idee dat elites corrupt zijn en de massa – de 99 % – uitbuiten en bedriegen.

Als populisme niet langer vereenzelvigd wordt met een politieke partij, ideologie of leider, wordt het ook mogelijk om populistisch taalgebruik te observeren buiten de politiek, in het dagelijks leven. Zo laat Paul Mepschen zien dat sommige bewoners in Amsterdam West zich als ‘gewone mensen’ bedreigd voelen door zowel immigranten als politici die heulen met het grote geld. Mark van Ostaijen en Shivant Jhagroe illustreren hoe populisme vooral buiten de politiek aan kracht toeneemt. In de media, de kunsten en zelfs in de wetenschap wordt gestreefd naar popularisering en is er, al dan niet vanwege druk vanuit financiers, aandacht voor de ‘gewone mensen’. Televisieprogramma’s waarbij het oordeel van experts centraal staat zijn er nog wel, maar ‘de kijker’ is bij steeds meer programma’s voortdurend en dwingend aanwezig, vaak in real time doordat presentatoren kijken hoe er door bellers, stemmers of Twitteraars wordt gereageerd op de uitzending.

Tegen de elites

Populisme is dus wijdverbreid en veelvormig. Toch is het ook lokaliseerbaar – hoe divers populistische uitingen ook zijn, er zijn algemene processen waarbij het populisme gedijt. Waar doet het zich voor? Overal waar zich democratiseringsprocessen voor doen en waarbij macht georganiseerd wordt op grond van publieke legitimiteit. Het ‘volk’ en de ‘gewone mensen’ worden gemobiliseerd tegen een elite wiens specifieke vormen van kapitaal – bepaalde manieren van spreken, denken, doen – minderwaardig worden gemaakt. Wat volgens de elites – de vakjury’s, de bestuurders, de professoren, de recensenten – tekenen zijn van karakter, kennis en kunde, geldt voor de populisten als volksvreemd, wereldvreemd en zelfzuchtig. Wanneer populariteit een basis voor gezag en aanzien wordt, kan de macht van experts en ‘regenten’ worden ondergraven met een beroep op de gewone man en common sense.

Populisme gedijt dus bij een verschuivende machtsbalans tussen elites en ondergeschikten. Het is een discours waarin frustratie aan aspiratie wordt gekoppeld. Met het stigmatiseren van de macht vindt een versimpeling plaats, waardoor – vaak met complottheorieën – elites verdacht gemaakt worden. Bij islamofobe populisten gaat het dan om het complot van linkse krachten die een morele terreur aanwenden om ‘stemvee’ binnen te kunnen halen en zo een islamitische machtsovername toestaan. En bij linkse populisten gaat het om de macht van politieke en zakelijke elites die, al dan niet via besloten genootschappen als Skull & Bones of de vrijmetselaars, politieke besluitvorming manipuleren om hun wereldheerschappij te consolideren.

Wanna-be-elites

Het zijn echter niet de ondergeschikten zelf die de macht claimen, maar zij die zeggen dat zij namens hen spreken. Het gaat om wanna-be-elites die de economische, culturele, politieke invloed van hun achterbannen vergroten, voorwenden en aanwenden om de geprivilegieerde posities van gevestigde elites ter discussie te stellen. In de politieke context keert het populisme zich tegen de gevestigde macht, tegen de revolutionairen van de vorige generatie wier temperamenten en charisma gestold zijn in bureaucratische procedures. Wie die elites en ondergeschikten zijn, hangt af van de context. In Nederland is dat de oude politiek van verzuiling en polderen. Die krijgt ervan langs van politiek rechts, dat het volkse sentiment tegen de gevestigde instituties – de gesubsidieerde media, universiteiten, verenigingen en bewegingen – aanwakkert en mobiliseert. In Latijns Amerika daarentegen kon in de jaren zeventig, buiten de gevestigde macht van de militaire junta’s, een populistisch sentiment gecultiveerd worden dat zich nu enige tijd zich stolt in het centrum van de macht.

Met de stolling in de macht verdwijnt vaak ook het populistische taalgebruik. Uit het onderzoek van Matthijs Rooduijn, Sarah de Lange en Wouter van der Brug blijkt dat het populisme van (in aanleg) populistische partijen afzwakt naarmate ze dichter bij de macht komen. Populisme komt dan ook niet voort uit een diep geworteld wereldbeeld, maar wordt strategisch gebruikt door niet-gevestigde partijen met een beroep op de gewone man in de straat en het bekritiseren van de elite hen kan helpen een doorbraak te bewerkstelligen. Na die doorbraak vervliegt het populisme en laten partijen zich eerder voorstaan op hun vermogen om ‘verantwoordelijkheid te nemen’ en compromissen te sluiten.

Toch is het geen natuurwet dat het populisme proportioneel afneemt met institutionalisering. Chavez heeft zijn populistische politiek eerder geïntensiveerd dan afgezwakt sinds hij president van Venezuela is en Khaddafi bleef zichzelf tot vlak voor zijn dood zien als ware leider van het Libische volk. Maar zeker het laatste voorbeeld maakt duidelijk dat op een gegeven moment meer repressie dan retoriek nodig is. Hoe verder het revolutionaire populisme zich institutionaliseert, des te groter de kans dat uitdagers het als hypocriet en oneigenlijk zullen ontmaskeren en zichzelf presenteren als de authentieke vertegenwoordiger van de volkswil.

De vraag is niet of populisme goed of slecht is

Het populisme is dus niet de politieke uitdrukking van het ressentiment van een specifieke groep kiezers zoals de ‘verliezers van de modernisering’ of de onderklasse. Het is ook geen omnipotente kracht die de samenleving doordrenkt. Die laatste voorstelling maakt het populisme een amorfe en bijna metafysische kracht – een echte Zeitgeist – terwijl het populisme een verzameling stijlfiguren is die door uiteenlopende groepen op verschillende manieren en plekken gebruikt worden. Het populisme is wijdverbreid maar manifesteert zich niet overal en juist daarom is het van belang te onderzoeken waar het populisme opgeld doet en waar niet. De sociologische vraag is niet langer of het populisme goed of slecht is maar waar, hoe en waarom het populisme zich ontwikkelt en welke effecten het sorteert.

Dit is een verkorte versie van de inleiding van het boek ‘Power to the People! Een anatomie van het populisme’, van Justus Uitermark, Merijn Oudenampsen, Bart van Heerikhuizen en Rogier van Reekum, dat deze week verschijnt.

Dit artikel is 4200 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Naarmate een samenleving ingewikkelder wordt produceert het steeds meer onbedoelde en daarmee niet onderkende perversiteiten. Dankzij al haar regels.
    De slachtoffers daarvan zijn met name buiten de elite te vinden. Populistische partijen geven de woede daarover (politiek) richting. Het gaat dus over deze woede. De rest is bijzaak. Je moet dus de reden voor de woede onderzoeken. Niet de bijzaak. Zie verder Google: Flink de P.

  2. 1 POPULISME: BEGRIPSVORMING.

    Eenheden als Rijken, Volken, Samenlevingen, bestaan slechts als realisaties van een interne tweedeling. Namen als: Senatus / Populusque Romanus, regering / volk, zijn bekende uitdrukkingen van dit dualisme dat tijdloos lijkt en dan van structurele aard is. Je vindt en vond het overal, tot in de simpelste maatschappijen; alle* zijn verdeeld in twee politieke delen in oppositie tot elkaar verenigd. Geen part kan buiten relatie met het andere worden begrepen, waarna je kunt zeggen dat de relatie die delen schept. Wat ook normaal is. De structuur schept de dingen, niet omgekeerd.

    Deze staatkundige oppositie die ik voortaan Elite – Volk (E-V) noem, impliceert een statutaire distantie – E is hoger V – die zich ruimtelijk afbeeldt, in meerdere of mindere mate. Extremen zijn de Verboden Stad van China, en de Koning van Minangkabau (W. Sumatra). Toen de laatste een inspectiereis door zijn land maakte, passeerde hij dorpen en steden, maar bewaarde afstand. Vanuit de verte werd hij door zijn onderdanen toege¬juicht; beide partijen begrepen en respecteerden deze dis¬tantie.**

    In een Democratie waarin die afzijdigheid minimaal is, of schijnt, wordt die afstand soms de Kloof genoemd, dit met een negatieve intonatie. Maar ook in Democratieën heerst die politieke ceasuur als een onvermijdelijkheid en is het terecht dat Gunsteren en Andeweg erop wijzen dat ook Democratie Nederland 2012 een dosis hiërarchie bevat. Dat die politicologen het – moeten? – doen, spreekt boekdelen.***
    Wel vergt in ons huidig NL-politiek systeem de zowat universeel bevonden verenigde oppositie Elite-Volk een nuancerende toelichting. Elite is eigenlijk Stand, maar de Standen zijn afgeschaft. Wat we ervoor terugkregen, zijn klassen waarvan onze politieke elite er een is. Maar herkennen we in klassen de afgeleiden van Standen en nemen wij daarbij van onze politieke klasse haar aparte, hoge functie in aanmerking, dan mogen we er denk ik toch wel over spreken als van een soort Stand. Een oneigenlijke of non-legitieme, waaraan qua herkomst en gezien zijn unieke, hoge functie een vleugje echte Stand niet ontbreekt.
    In dit verband lijkt het mij juist Daudt 2002 te citeren: “Nederland wordt bestuurd door een ’regentenklasse’ die sterk doet denken aan ‘de Republiek’; het betreft hier een regentenstelsel met gegarandeerde grond¬rechten voor ieder¬een. Maar laten wij het niet met kreten optuigen tot iets dat het niet is: een democratie met vertegenwoordigers van het volk.” In het essay waarin Professor H. Daudt zijn mening over de Neder¬landse democratie uiteen zet’, vallen zes andere academische politicologen hem op dit punt en thema bij.

    Over de onderdelen van het stelsel merk ik nog het volgende op. Beide E & V genieten traditioneel en statutair een relatieve autonomie. De vorst regeert het land, dat is uniek zijn functie, maar hij kan niet met zijn volk doen wat hij wil. Zelfs mag hij er niet alles weten. Als Koning David een volkstelling wil houden, wordt hij daarvoor gestraft; en wanneer Koning Achab van Israël een stuk land wil kopen en de eigenaar weigert, kan Achab het alleen nog langs criminele weg in bezit nemen. En ook Harun al-Rashid kwam volgens het sprookje in moeilijkheden toen hij zich voor informatie incognito onder het volk begaf. Dat is een vorst onwaardig.

    2 POPULISME: HET VERSCHIJNSEL.

    In deze paragraaf registreer en / of bespreek ik een 5tal citaten, overgenomen uit een extract van het boek ‘Power to the People! Een anatomie van het populisme’, van Justus Uitermark, Merijn Oudenampsen, Bart van Heerikhuizen en Rogier van Reekum, juni 2012.
    Volgens de schrijvers is Populisme:
    Cit 1. geen substantie…
    Cit 2. normaal geworden maar de wetenschap kan er geen greep op krijgen….
    Cit 3. links, het is rechts, en het is recht door zee.
    Cit 4. in Latijns Amerika een stijlfiguur…
    Cit 5. kan niet vereenzelvigd worden met een groep, ideologie of stroming…

    Cit. 1 raakt de kern van de zaak. Populisme heeft betrekking op een relatie, in casu die tussen Elite-Volk, en weet iedereen dat relaties ondingen zijn. Dat een – cf. Cit 2 – dingmatig, i.e. niet structureel denkende wetenschap er geen greep op kan krijgen, is onvermijdelijk. In dezelfde trant van redeneren laat zich ook een absoluut, onhistorisch populisme niet (cf. Cit 3) als Links of Rechts vastpinnen. Van enig Populisme zal per concrete studie het ideologisch gehalte en idem herkomst moeten worden bepaald. Als dat moet.

    Aan de relatie E-V laat zich het volgende opmerken. Waar zij ontbreekt, kunnen Latijns-Amerikaanse toestanden (cf. Cit. 4) heersen. Er is (was) daar in die landen geen legitieme politieke elite beschikbaar en werd in haar functie steeds weer door opvolgende dictators voorzien. Een permanent populisme dus. Dit heeft wellicht een patroon (‘stijlfiguur’) opgeleverd, bruikbaar voor studie van Populisme in andere regio’s. Populisme als stijlfiguur verdient zeker nader uitwerking.
    Cit. 5 laat ik nu onbesproken.

    Waar de relatie E-V bestaat en inderdaad die stijlfiguur optreedt, mag je rekening houden met het bestaan van een vetrouwensbreuk tussen Elite en Volk. Het Volk voelt zich verraden of door zijn eigen leiders in zijn grondrechten aangetast, en geeft daar blijk van. Nu ook in Nederland. Terecht.

    * India is complexer.
    ** uit: CINDUA’ MATO, West-Sumatraans koningsdrama, uitgegeven door J. L. v. d. Toorn).
    *** ANDEWEG, R.B. & GUNSTEREN, H.., OVER DE KLOOF TUSSEN BURGERS EN POLITIEK, p. 118, 1994.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.