‘Het moet duidelijker worden wat nieuwkomers van Nederland en Nederland van haar nieuwkomers kan verwachten.’ Met die woorden ontvouwde minister Asscher zijn visie op het integratiebeleid van Rutte-II. Als het aan Asscher ligt, zullen alle nieuwe immigranten van zowel binnen als buiten de EU bij inschrijving in een Nederlandse gemeente ook een participatiecontract moeten tekenen. Door zo’n contract zullen nieuwkomers sneller cultureel integreren, zo is de gedachte, omdat ze de grondbeginselen van de democratie en de rechtsstaat ondertekenen en daarmee weten welke normen en waarden er in Nederland gelden. (Op migranten die al geruime tijd in Nederland verblijven is een dergelijk contract dus niet van toepassing.)
Los van de vraag of invoering van het participatiecontract juridisch haalbaar is, vragen wij ons af of deze maatregel überhaupt invloed zal hebben op de culturele integratie, zo lang de regering tegelijkertijd pleit voor het uitstel van staatsburgerschap van diezelfde nieuwkomers. In het regeerakkoord staat namelijk het voornemen om het stemrecht van nieuwkomers bij gemeenteraadsverkiezingen van vijf naar zeven jaar uit te stellen. Door deze combinatie van maatregelen zouden nieuwkomers misschien wel meer te weten komen over de Nederlandse democratie, maar kunnen ze pas na twee jaar later dan nu echt meedoen aan die democratie. Zo versterkt de overheid het idee dat nieuwkomers aan de zijlijn van de samenleving staan, en dat is zonde.
Nieuwkomers zijn al heel betrokken
Het integratiebeleid van Asscher veronderstelt dat huidige nieuwkomers niet of te weinig mee willen doen in onze samenleving. Echter, cijfers van het SCP laten zien dat nieuwe migranten juist helemaal niet langs de zijlijn willen staan. Uit de Survey Integratie Nieuwe Groepen, uitgevoerd onder de vier grootste vluchtelingengroepen, blijkt dat bijvoorbeeld 48 procent van de Iraniërs dagelijks het nieuws over Nederlandse politiek volgt. Onder de Nederlanders is dat percentage 49 procent. Bovendien zou ongeveer 80 procent van de bevraagde vluchtelingen gaan stemmen als er vandaag Tweede Kamer-verkiezingen zouden zijn. Dat opkomstpercentage ligt 5 procent hoger dan bij de Kamerverkiezingen in 2012! Dit soort betrokkenheid is doorslaggevend voor een actieve rol in de samenleving en politiek.
Als minister Asscher dit enthousiasme aan wil moedigen met een participatiecontract, dan hoort daar niet bij dat je nieuwkomers uitsluit van stemrecht. Bovendien, integratie komt van twee kanten: wanneer nieuwkomers niet mogen meebepalen zullen ze minder snel meedoen in de samenleving.
Het economische belang staat voor Asscher voorop
In de migratiepolitiek van het kabinet staat het economische belang voorop. Een politiek die je kunt samenvatten met de grap van Youp van ’t Hek: ‘Heeft u een aantrekkelijke vrouw?’ ‘Nou, financieel nog wel’. In lijn met het Migratiepolitiek-advies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2011) lijkt het alsof Asscher immigranten vooral als economisch van nationaal belang ziet. Met het participatiecontract zullen ze leren dat de norm in deze democratische rechtsstaat is: een baan te zoeken en netjes belasting te betalen. Maar als het gaat om het bepalen van hoe dat geld wordt besteed, dan dienen migranten pas op de plaats maken. Met dit ‘taxation - no representation’-standpunt worden nieuwkomers weggezet als economisch aantrekkelijke assets, maar wordt vergeten dat we te maken hebben met mensen die mede vorm kunnen geven aan de pluriforme democratie.
Kortom, een symbolische maatregel als het participatiecontract kan alleen werken wanneer deze gepaard gaat met maatregelen die werkelijk autonomie verschaffen, zoals het stemrecht. Als je echt wilt dat nieuwkomers sneller cultureel integreren, geef ze dan ook de kans om hun geleerde kennis van het participatiecontract in praktijk te brengen.
Linda Bakker en Tim Immerzeel zijn als promovendi verbonden aan respectievelijk de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Utrecht.