Case-study kan sociaal werker effectiever maken

In discussies over bewijsvoering over de effectiviteit van sociale interventies wordt vaak te weinig gedaan met de lange traditie van Case-study in de sociale professies. Terwijl juist de Case-study sociaal werkers kan helpen bij het vinden van effectieve behandelprogramma’s.

In de weekend-editie van NRC Handelsblad van 26 en 27 september trof de lezer een reportage aan met de kop De comeback van de kerk. En daaronder een introducerend tekstje dat aldus begint: ‘In de participatiesamenleving kan de burger minder hulp verwachten van de overheid. De kerken hervatten gretig hun verwaarloosde rol van barmhartige Samaritaan.’ Wat aan de titel en het introotje opvalt is de stapeling van generalisaties: de comeback, de burger, de overheid, de kerk. Waaraan ontleent de journalist deze stelligheden? De journalist blijkt bij verdere lezing het symposium De Kerk staat klaar in de Bethelkerk van Veenendaal te hebben bezocht. Daar hebben 125 predikanten, ouderlingen, diakenen en medewerkers van zorgorganisaties met elkaar gesproken over de maatschappelijke rol van de kerk. Daarnaast staat bij het artikel een kadertekstje afgedrukt waarin maatschappelijke initiatieven van kerken in drie gemeenten kort belicht worden, en tot slot heeft de journalist rond de conferentie nog met een aantal deskundigen gesproken (o.a. met een bisschop en een hoogleraar). Het bewijsmateriaal is rond. Case closed: de kerken maken hun comeback op sociaal gebied.

Kritiek op de Case-study

Het NRC-artikel maakt exemplarisch duidelijk wat de kracht én zwakte van een Case-study is. We maken bewust gebruik van een voorbeeld uit de journalistiek, omdat de Case-study onderzoeker vaak het verwijt krijgt ‘slechts journalistiek’ te bedrijven. De kritiek op de casestudy richt zich op drie aspecten. Ten eerste op het gebrek aan empirische basis van de gepresenteerde generalisaties. Hoe kan je op basis van voornamelijk het bezoeken van één conferentie - waaraan ook nog een zeer selectief publiek van kerkelijk betrokkenen deelneemt - de conclusie trekken dat de kerk op sociaal gebied aan een comeback bezig is? Tweede punt van kritiek op de casestudy onderzoeker betreft zijn vooringenomenheid en subjectiviteit. Pakken kerken werkelijk ‘gretig’ hun maatschappelijke rol op, hebben zij deze werkelijk ‘verwaarloosd’? Is de journalist in de keuze van zijn kwalificaties niet gekleurd en vooringenomen?

Derde punt van kritiek is het gebruik van verteltechnieken en literaire procedés. Een casus behelst altijd een verhaal. In een casus wordt een materiële wereld verwoord, details getoond, een handelingsverloop neergezet en causale en chronologische relaties gelegd (begin, einde). Verhalen hebben zowel een cognitieve functie - ze leggen een structuur over de werkelijkheid - als een emotionele. Om die tweede functie worden ze in de wetenschap gewantrouwd. In het bewuste NRC-artikel worden twee verhalen verteld. De eerste is het abstracte verhaal van de opkomst van de naoorlogse verzorgingsstaat, de ontkerkelijking die zich parallel voltrok, de daarop volgende marginalisering van de sociale rol van de kerk en de laatste episode: de gesignaleerde wederopstanding (comeback). Het tweede verhaal betreft het concrete verhaal van de conferentie in Veenendaal. Deze wordt impressionistisch in een reeks beelden neergezet. De journalist focust daarbij vooral op het begin en einde van de conferentie. Hij laat zijn verhaal beginnen met het citeren van het lied dat de aanwezigen, begeleid door een blinde jongeman op keyboard, bij de start van de bijeenkomst zingen. ‘Deel door mij uw liefde uit/aan een medemens die lijdt/Leer mij meer vervuld te zijn/met uw bewogenheid’. Vervolgens beschrijft de journalist hoe de aanwezigen met elkaar gaan speeddaten. Aan het einde van zijn artikel citeert de journalist het slotlied van de conferentie. Hij vermeldt opnieuw de blinde jongen achter zijn keyboard en hij schrijft dat de aanwezigen eerst ‘verlegen’, maar dan ‘overtuigd’ het slotlied zingen: ‘Wij mogen bidden voor wie ziek is/koken voor wie honger heeft/steunen wie de kracht mist/troosten wie gevangen leeft/Jezus deed het voor ons/de Vader geeft, wij geven door.’

Thick discription: een veelheid aan details

Selectie, stilering en ordening, het beschrijven van gebeurtenissen, het kiezen van een begin en een einde, het schetsen van couleur locale en het presenteren van veelzeggende details, ze maken vast onderdeel uit van casusbeschrijvingen. In het NRC verhaal is bijvoorbeeld de blinde jongeman op zijn keybord zo’n veelzeggend detail. Waarom wordt hij twee keer genoemd? Dat is moeilijk te zeggen, de tekst expliciteert die keuze niet en laat de lezer vrij eigen gevolgtrekkingen te maken. Dat is typisch voor casusbeschrijvingen die vaak een veelheid van details bevatten (‘thick discription’, zie Geertz 1973). In het geval van de NRC-tekst wordt je als lezer in de richting gestuurd van gevolgtrekkingen als de kerk geeft mensen met een handicap een plek of wellicht zelfs de kerk is een plek waar wonderen gebeuren (de blinde die weer gaat zien). Waarom citeert de journalist zo ruim uit de liedteksten? Omdat die taal (‘medemens’, ‘liefde’, ‘bewogenheid’, ‘troosten’, ‘steunen’, ‘geven’ etc.) extra informatie geeft en in tegenstelling tot het beleidsjargon van de overheid (‘integrale wijkteams’, ‘participatiesamenleving’) met een meer emotionele verbeeldingslaag verbonden is. Die concrete, menselijke taal ‘bewijst’ dat de comeback geen dag te laat komt.

De NRC-journalist construeert een casus waarbij op basis van beperkt bewijsmateriaal stellige conclusies worden getrokken (de comeback van de ‘gretige’ kerk). Die absoluutheid verzwakt zijn case. Dat is jammer omdat de journalist interessante zaken op het spoor is. Zo is het interessant te lezen dat de Protestantse Kerk Nederland (PKN) met sluiting bedreigde kerken wil omdopen tot buurtcentra. Ook uit andere bronnen weten we dat kerken zich maatschappelijk manifesteren. Zie het werk van hoogleraar en linguïstisch antropoloog Jan Blommaert over de Pinkstergemeente-kerken in de Antwerpse wijk Oud-Berchem. Ze fungeren als frontlijn-opvangnet voor nieuwe en kwetsbare migranten uit alle delen van de wereld. Zie de steeds grotere rol in de Verenigde Staten van ‘faith-based organizations’ in het maatschappelijke domein (Cooper 2014). Maar daarbij gaat het wél om specifieke kerken, vooral om ‘charismatische kerken’ als de Pinkstergemeente. In de kerk-casus van de NRC daarentegen staan traditionele protestantse en katholieke kerken centraal. Die maken geen comeback, die sterven uit. Ze zijn vergrijsd, hun actieve ledental is dramatisch afgenomen en hun vermogensfondsen (diaconale fondsen, armenfondsen) zijn opgedroogd. Ze bestaan bij de gratie van vrijwilligers van 70 en 80 plus. De vitaliteit en de gesignaleerde comeback zit niet bij de kerken in Nederland, maar bij sommige, dat wil zeggen bij de Evangelische kerken en Pinkstergemeentekerken (veelal migrantenkerken), bij de categorale, personele parochies van de katholieke kerk (ook bijna allemaal migrantenkerken) en wellicht bij de moskeeën.

De kracht van een casus

De kracht van een casus is dat je een rijkdom aan gegevens krijgt aangereikt en dat je op basis daarvan voorlopige conclusies trekt en hypotheses maakt. Casussen moet je niet te snel afsluiten. Had de bewuste journalist meer research verricht dan had hij ontdekt dat er in het geval van de meeste witte katholieke en protestantse kerken helemaal geen sprake is van een comeback. Hij had wellicht ontdekt dat alle mogelijke kerken sinds jaar en dag een maatschappelijke rol vervullen, alleen seculier Nederland had daar tot vrij recent geen oog voor, en misschien had hij wel ontdekt dat in een bepaalde wijk of stad een specifieke kerk op maatschappelijk terrein zich verbazingwekkend manifesteert. Een casus stimuleert niet alleen tot het maken en falsifiëren van voorlopige hypothesen en veronderstellingen (hypothese: onder druk van de participatiesamenleving is de kerk zijn maatschappelijke rol aan het versterken), maar ook tot het zien van afwijkingen en verbijzonderingen.

Sociaal werker als case-study onderzoeker

Waarom is dit relevant voor een sociaal werker? Een sociaal werker gaat in zijn werk ook als een Case-study onderzoeker te werk. Hij probeert mensen in nood of gemeenschappen zo goed mogelijk te helpen. Een zorgvuldig uitgevoerde Case-study helpt een sociaal werker bij het expliciteren van zijn kennis en veronderstellingen en hoe hij op basis daarvan tot acties overgaat. Belangrijk is dat hij de casus goed optekent, betekenisvolle details zijn belangrijk, maar nooit onschuldig. In de onmaatschappelijkheidsbestrijding werd aan het ‘scheefhangende kruis in de woonkamer’ grote consequenties verbonden. Maar ook een zorgvuldig uitgewerkt Case-study kan niet voorkomen dat sociaal werkers wel eens voor een verkeerd spoor kiezen. Dan is het belangrijk flexibel te zijn. Hij of zij moet opnieuw zijn veronderstellingen kritisch ter discussie stellen, waar nodig bijstellen, nieuwe observaties doen, nieuwe bronnen aanboren en kijken of een andere strategie wél de gewenste resultaten oplevert. In feite gaat de sociaal werker dan te werk als een ‘echte’ wetenschapper. Bedenk dat sociaal werkers vaak een langere periode met een probleemgezin of met een verschijnsel in een ingewikkelde wijk bezig zijn. Door goede research (beschrijving, analyse) ontstaat er zo ook inzicht in werkzame mechanismen. Wat werkt er nu precies in het geval dat ze onderhanden hebben? En wellicht is die kennis relevant voor andere gevallen in vergelijkbare situaties? Natuurlijk ontbeert de sociaal werker vaak de tijd om de Case-study met de grondigheid van de wetenschapper uit te voeren, maar dat neemt niet weg dat systematische reflectie op de casus cruciaal is. Waar gaat het nu precies om, wat werkt er nu precies in het bewuste geval? Belangrijk is dat de sociaal werker niet te snel tevreden is met een definitief antwoord. Wat voor casus behandelde de NRC-journalist? Ging het over de comeback van de kerk, over de terugkeer van het warme helpen, de overlevingstrijd van de witte christelijke kerken, of over het afschuiven van publieke verantwoordelijkheid van overheden naar nieuwe vormen van caritas en diaconie?

Radboud Engbersen is werkzaam bij Platform31

 

Aangehaalde literatuur

Cooper, M. (2014), Cut Adrift. Families in Insecure Times. University of California Press.

Geertz, C. (1973), The interpretation of cultures. New York: Basic Books.

Ragin, C.R. (1992), Introduction of ‘ Wat is a case?’ In: C.R. Ragin & H.W.S. Becker (eds.), What is a case? Exploring the foundation of social inquiry (p. 1-18). Cambridge/New York/Melbourne: Cambridge University Press.