Het zijn roerige tijden, dat behoeft eigenlijk geen toelichting meer. Menigeen worstelt met het nemen van een standpunt, met het zoeken naar houvast, wat is waar en wat is ophef? Wie moeten we veroordelen en wie heeft gelijk? Hoe blijven we redelijk in deze onredelijke tijden?
‘Waar twee vechten hebben er twee schuld’
We hebben het allemaal wel eens gezien of zelf meegemaakt: een kind wordt gepest, de meester of juf roept slachtoffer en pester bij elkaar en zegt: ‘waar twee vechten hebben er twee schuld’. De partijen worden gedwongen ‘sorry’ tegen elkaar te zeggen, waarna er over het voorval niet meer gezeurd mag worden. Of er wordt gezegd: ‘het kan me niet schelen wie er begon, jullie houden nú op.’
Herkenbaar? Deze aanpak wordt vaak gehanteerd vanuit de wens onpartijdig te zijn, boven het conflict te staan, en daarmee zoiets als ‘redelijkheid’ of ‘rechtvaardigheid’ te vertegenwoordigen.
Maar wat nu, als het gepeste kind al weken/maandenlang slachtoffer is van telkens weer nieuwe aanvallen en belagers? Wat nu als het ene kind voor zichzelf opkwam en de ander grensoverschrijdend gedrag liet zien, wat nu als degene die ‘begon’ eigenlijk reageerde op bestaand onrecht? Wat nu als er geen sprake is van een conflict maar van structurele eenzijdige agressie?
Het verschil tussen pesten en conflict
Dan is het belangrijk om het verschil te kennen tussen pesten en een conflict. Bij een conflict is er sprake van twee gelijkwaardige partijen die aanspraak maken op dezelfde ruimte of hetzelfde goed, iets wat buiten henzelf staat. Een conflict is in principe op te lossen door een gelijkwaardige verdeling of door het aanwijzen van de rechtmatige eigenaar. In het helemaal ideale geval wordt ook de relatie hersteld, excuses uitgewisseld, verantwoordelijkheid genomen. En we kunnen overgaan tot de orde van de dag.
In het geval van pesten is er geen sprake van gelijkwaardigheid: de pestende partij is sterker en machtiger, vaak ook veel groter in omvang en wordt gesteund door structuren: de leerplichtwet bijvoorbeeld maakt dat een kind elke dag weer naar school moet, waar zijn belagers op hem wachten, de school en de leerkrachten zijn onvoldoende in staat een veilige omgeving te handhaven, de pesters zijn mooier, sportiever en populairder, ook geliefder bij de leerkrachten. Het pesten is niet gericht op het verkrijgen van ruimte of goed buiten de partijen om, maar op het kleineren en beschadigen van de persoon (het slachtoffer) zelf. Pesten uit zich vaak in kleinere, elkaar opvolgende incidenten, maar dit zijn geen conflicten. Zodra het ene incident is ‘opgelost’, dient het volgende zich vroeg of laat weer aan. Waarop de leerkracht of de school niet zelden een hekel krijgt aan het slachtoffer, dat ‘blijft maar zeuren’ of ‘niet weerbaar genoeg is’.
Juist omdat pesten zo verweven is met de machtsstructuur zelf, is het moeilijk te zien voor wat het is: onrecht, geweld, aantasting van de menselijke waardigheid. En vanuit ons ongemak met onrecht en geweld, definiëren we het liever als conflict. De Britse antropoloog David Graeber zegt dit heel mooi: ‘It’s not that as a species we’re particularly aggressive. It’s that we tend to respond to aggression very poorly. Our first instinct when we observe unprovoked aggression is either to pretend it isn’t happening or, if that becomes impossible, to equate attacker and victim, placing both under a kind of contagion, which, it is hoped, can be prevented from spreading to everybody else.’ We kunnen slecht met geweld omgaan, dat zien we bij pesten in de klas, maar ook bij agressie in het groot.
Hoor en wederhoor
Door agressie als conflict te bestempelen, proberen we afstand te scheppen waarbij we onszelf in veiligheid brengen en tegelijk graag zien als redelijk en onpartijdig. En juist vanuit die wens tot redelijkheid wordt geweld vaak weergegeven als iets wat buiten onszelf en vooral tussen twee gelijkwaardige partijen plaatsvindt. Zo reageerde president Trump op de gebeurtenissen in Charlottesville als ‘geweld van vele kanten’, en ook de Nederlandse media meldden van een ‘confrontatie’ tussen twee partijen (Trouw) en van partijen die ‘slaags raakten’ (NOS).
En ja, het is altijd zaak om heel goed te kijken naar gebeurtenissen en niet meteen te oordelen. Is er sprake van conflict, is er sprake van gelijkwaardigheid, en wie is de agressor, en van wat precies? Maar daar kan het niet bij blijven, want op het moment dat duidelijk is dat er géén sprake is van een conflict maar van agressie, het aantasten van menselijke waarden en waardigheid, dan kan er van neutraliteit niet langer sprake zijn.
Immers: neutraliteit is bedoeld als vertegenwoordiging van ultiem menselijke waarden als rechtvaardigheid, redelijkheid, eerlijkheid en gelijkheid.
Een aanval op de menselijkheid
Juist vanuit die waarden moet het evenwicht hersteld worden. Niet door het gelijkschakelen van mensen die vóór de waarden pleiten, desnoods vechten, met degenen die de menselijkheid geweld aandoen. Dit is geen conflict, maar onrecht. Want sinds wanneer is het verdedigen van de menselijke waarden even erg als het aantasten ervan? Sinds wanneer is ‘Antifa’ (de verdedigers van de mensenrechten) gelijkwaardig aan ‘Alt-right’, de fascisten die de mensenrechten aan het grootste deel van de wereldbevolking willen ontzeggen en geweld inzetten tegen mensen van kleur, vrouwen, mensen met een beperking en/of mensen met een andere seksuele voorkeur? Er is geen sprake van ‘polarisatie’, de verdediging van universele menselijke waardigheid is namelijk niet extreem en zelfs niet links. Het geweld komt niet van twee kanten, het geweld komt van één kant.
Deze tijden vragen om een scherpe veroordeling van geweld tegen menselijkheid, niet om een zogenaamd neutrale blik. Elke suggestie van neutraliteit is een verkapte rechtvaardiging van het geweld.
Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog en columnist van Sociale Vraagstukken.
Foto: Karla Cote (Flickr Creative Commons)