Lokale netwerken jeugdhulp kunnen echt beter samenwerken

Meer samenhang en betere samenwerking in het jeugdstelsel zijn al jaren belangrijke beleidsinterventies. In de praktijk blijft integrerend werken in jeugdhulpnetwerken moeizaam. Op basis van haar proefschrift vraagt Mariëlle Blanken meer aandacht voor netwerklogica, krachtig leiderschap en vakmanschap.

Als het in het publieke debat over de jeugdzorg gaat, betreft dit meestal maar een klein deel van het jeugddomein, namelijk de jeugdbescherming of specialistische jeugdzorg. Begrijpelijk, want dit gaat over de meest kwetsbare kinderen en gezinnen die dringend professionele hulp nodig hebben én waarvoor de hulp en ondersteuning het hardste drukt op de gemeentelijke begroting.

Om de in de Hervormingsagenda Jeugd gewenste beweging naar eerder hulp voor jeugdigen en gezinnen te realiseren, is echter een bredere blik noodzakelijk. De focus moet liggen op het samenspel van de diverse organisaties in het hele jeugddomein.

Lokaal jeugdhulpnetwerk

Het idee is dat beleid en uitvoering zich richten op het versterken van de directe leefomgeving en de sociale basis. Zo kunnen hulp en zorg vroegtijdig ingezet worden en problemen worden voorkomen. Zwaardere vormen van jeugdhulp zijn dan niet nodig waardoor er genoeg capaciteit overblijft voor de meest kwetsbare jeugdigen die de specialistische jeugdhulp toch nodig hebben.

Er is maar weinig bekend over hoe organisaties in het jeugddomein zich in een netwerk organiseren

Om dat goed te kunnen doen, werken gemeenten lokaal samen in een jeugdhulpnetwerk met vaak meer dan honderd verschillende organisaties – van preventie tot zeer specialistische zorg. Idealiter zorgt deze netwerksamenwerking ervoor dat kinderen en gezinnen die dat nodig hebben op tijd de juiste hulp en ondersteuning in hun eigen omgeving krijgen.

Tekortkomingen in huidig systeem

Het idee dat ondersteuning aan kinderen en gezinnen het best op maat, lokaal vorm krijgt kent weinig tegenspraak. Immers speelt het leven van gezinnen zich grotendeels daar af. Ook de gemeente als beste sturingsniveau behoeft geen discussie – dicht bij die leefwereld en op het lokale niveau komt de uitvoering van beleid op diverse levensgebieden bij elkaar, denk aan gezondheid, welzijn, participatie, bestaanszekerheid, onderwijs, veiligheid.

Het blijkt voor organisaties onduidelijk hoe het netwerk wordt aangestuurd

Het wordt spannender als we binnen het huidige jeugdstelsel kijken naar hoe vraaggericht en domeinoverstijgende samenwerken daadwerkelijk in de praktijk vorm krijgt. Mijn promotieonderzoek heeft een vijftal belangrijke tekortkomingen in het systeem aan het licht gebracht.

Sterke relaties

Allereerst vraagt integrale jeugdzorg om sterke relaties tussen veel organisaties, terwijl daar niet altijd tijd, energie en middelen voor zijn. Professionals van Centra voor Jeugd en Gezin hebben bijvoorbeeld de haast onmogelijke taak om met meer dan vijftig organisaties stabiele sterke relaties te onderhouden.

Ten tweede blijkt het voor organisaties onduidelijk hoe het netwerk wordt aangestuurd, terwijl dat wel degelijk de taak van de gemeente is. De meerderheid van de organisaties ervaart het netwerk als zelfsturend. Als de gemeente niet erkend wordt als leidende netwerkorganisatie kan zij het netwerk niet effectief aansturen. Deze onduidelijkheid leidt tot meer bureaucratie en conflicten rondom de legitimiteit van de netwerksturing.

Heldere doorverwijzing

Op de derde plaats missen cruciale toegangsorganisaties zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) een sleutelpositie bij het verwijzen van cliënten. Voor het creëren van heldere doorverwijspaden, waardoor kinderen en gezinnen tijdig kunnen worden overgedragen naar passende hulp en ondersteuning, zijn een goede samenhang en een centrale positie voor het CJG in het netwerk cruciaal. Primaire taak van het CJG is immers een schakelpunt zijn tussen de sociale basis en preventie, lichte vormen van hulp en ondersteuning en zwaardere vormen van zorg.

Als inhoudelijke en bestuurlijke informatiestromen onvoldoende zijn gekoppeld, wordt er niet ingekocht wat nodig is

De vierde tekortkoming is dat er binnen de netwerken twee aparte kennisstromen met inhoudelijke of bestuurlijke informatie bestaan. De controle op de inhoudelijke informatie, zoals kennis over hulpvragen en bijpassende interventies, blijkt breed verspreid onder professionals. De controle op bestuurlijke informatie, zoals beschikkingen en contracten, ligt daarentegen heel centraal bij de afdeling inkoop en contractmanagement van de gemeente en het CJG. Als deze inhoudelijke en bestuurlijke informatiestromen onvoldoende zijn gekoppeld dan leidt dat tot een mismatch van vraag en aanbod en wordt er dus niet ingekocht wat nodig is.

In één jaar gaat 50 tot 70 procent van de sterke en inhoudelijke relaties verloren

Tot slot komt de samenhang van het hulp- en ondersteuningsaanbod in gevaar doordat veel sterke relaties tussen organisaties binnen een jaar wegvallen. De jeugdhulpnetwerken blijken zeer dynamische systemen te zijn. In één jaar gaat 50 tot 70 procent van de sterke en inhoudelijke relaties verloren, terwijl die langdurige partnerrelaties juist zo hard nodig zijn voor effectieve integrale jeugdzorg. Ze zijn namelijk essentieel voor de bekendheid met en het vertrouwen in elkaar (Nooteboom et al., 2020).

Leiderschap en vakmanschap

De jeugdhulpnetwerken kampen dus met barsten in het ontwerp, ontoereikende integratie en enorm grote interne dynamiek. Om te komen tot een jeugdzorgsysteem met meer samenhang, betere samenwerking en goede aansluiting op hulpvragen, moet de focus komen te liggen op het formuleren en uitvoeren van een selectieve integratiestrategie. Dat wil zeggen: wie met elkaar moet samenwerken, doet dat – en wie dat niet hoeft, doet dat vooral ook niet.

Actief sturen op samenspel in het jeugddomein vraagt om stevig leiderschap

De gemeente moet daarvoor als leidende netwerkorganisatie actief sturen op het samenspel van organisaties in het jeugddomein. Dit vraagt om stevig leiderschap. Gemeenten kunnen door het toepassen van selectieve integratie de jeugdhulpnetwerken een structuur geven die meer gericht en effectief is.

Zij moeten erop toezien dat de kern van het jeugdhulpnetwerk bestaat uit bijvoorbeeld een combinatie van sociale basisvoorzieningen, onderwijs, huisartsen, jeugdgezondheidszorg, gemeentelijke toegang, kind- en gezinsbescherming en specialistische jeugdzorg. Zo’n beperkte groep van kernorganisaties moet voldoende ruimte krijgen om sterke duurzame partnerrelaties met elkaar op te bouwen om een verbindend hart te zijn in het jeugddomein.

Dit vraagt ook aandacht, tijd en ruimte voor vakmanschap

Netwerksturing is een vak op zich, zeker wanneer de opgaven structurele aanpassingen in het stelsel en diepgaande veranderingen in de praktijk betekenen, zoals de huidige opgaven in de Hervormingsagenda Jeugd. Dit vraagt ook van gemeenten aandacht, tijd en ruimte voor vakmanschap.

Denk daarbij aan het versterken van de eigen netwerkcoördinatievaardigheden en taakspecifieke competenties zoals kwaliteitsmonitoring, conflicthantering, versterken van legitimiteit en doelbetrokkenheid, het vermogen om zich aan veranderingen aan te passen en het stimuleren van innovatie en organisatieleren. Aandacht voor een lerend systeem is dan cruciaal, met voortdurende evaluatie, reflectie en monitoring.

Deze aanbevelingen voor actievere sturing op netwerklogica kunnen leiden tot een meer adaptief en effectief jeugdstelsel.

Mariëlle Blanken is socioloog en opbouwwerker. Ze werkt als senior onderzoeker-adviseur bij Het PON & Telos en als science practitioner bij Tranzo Tilburg University. Dit artikel is gebaseerd op haar proefschrift The logic behind a cohesive youth care system (2024). 

 

Foto: Pixabay via Pexels.com