Eind 2016 betrokken Jos van der Lans en Pieter Hilhorst op deze site de stelling dat alles op alles moet worden gezet om wijkteamleden afkomstig uit diverse hulporganisaties collectief te leren kijken, bijvoorbeeld door het aanstellen van opbouwwerkers. De afgelopen jaren is uit eigen en andermans onderzoek echter veelvuldig naar voren gekomen dat bij het bieden van maatschappelijke ondersteuning wijkteamprofessionals nog steeds sterk gericht zijn op individueel hulp verlenen en dat ze weinig werk maken van collectief samenspel met informele partijen, zoals netwerken in de wijk bouwen en collectieve activiteiten ondersteunen (Van Arum & Schoorl, 2016; Welschen et al., 2018; Von Meyenfeldt et al., 2018).
Sinds de oproep van Van der Lans en Hilhorst zien we dat in de praktijk twee tendensen zijn ontstaan. Aan de ene kant een verdere intensivering van pogingen om caseworkers, die zich bezighouden met individuele hulpverlening, meer te richten op communitywork – dat wil zeggen verbindend werk in de gemeenschap doen, bijvoorbeeld het faciliteren van ontmoeting voor mensen met vergelijkbare problematiek.
Tegelijkertijd zien we ook een ontwikkeling de andere kant op: lichte vormen van casework die worden toebedeeld aan communitywerkers die buiten de wijkteams staan en die al een traditie hebben van samenwerking met informele partijen.
Amsterdam haalt casework en communitywork weer uit elkaar
Uit ons onderzoek, waarin we de samenwerking tussen wijkteams en informele partijen in Purmerend, Amsterdam en Hoorn in kaart brachten, komt naar voren dat met name de gemeente Amsterdam past in de tweede richting van community-gedreven casework. Amsterdam is van plan vanaf 2020 hernieuwd te gaan investeren in opbouwwerkers en welzijnswerkers en hen te stationeren in de sociale basis, dat wil zeggen dat zij aan het werk gaan met een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk (Gemeente Amsterdam, 2018).
De sociale basis richt zich volgens de beleidsnota’s op verbondenheid en samenredzaamheid en heeft als activiteiten ontmoeting, vroegsignalering en lichte ondersteuning (Gemeente Amsterdam, 2018). Amsterdamse wijkteams hoeven vanaf volgend jaar niet langer deze preventieve taken te verrichten en schuiven dus langzaam weer op naar traditioneel casework.
Complexe organisatie en tijdgebrek belemmeren hybridisering
De nieuwe arbeidsdeling in Amsterdam heeft allereerst te maken met de complexe structuur van het sociale domein van de hoofdstad. We zien er een breed scala aan sociale wijkteams – Samen DOEN teams, Ouder- en Kindteams, activeringsteams en wijkzorgnetwerken – met ieder een specifieke focus. De één richt zich op meervoudige problematiek, de ander op enkelvoudige problematiek bij gezinnen, en een derde op de activering van uitkeringsgerechtigden. In een overkoepelend wijkzorgnetwerk zijn de wijkteams, andere professionals en informele partijen vertegenwoordigd. Alles bij elkaar is het een complex geheel.
Doordat de teams ieder hun eigen specifieke hulpverleningsrol hebben, verdwijnen communitywork, preventie en outreachend werken bijna automatisch naar de periferie. De aandacht richt zich door alle drukte vooral op onderling goed samenwerken tussen de teams. Wat ‘in de wirwar van de sociale basis’ plaatsvindt, is daardoor relatief onbekend voor de wijkteams.
Geen tijd is de tweede – meer klassieke – verklaring voor het Amsterdamse onvermogen tot hybridisering van casework en communitywork. Op de werkvloer blijft onder druk van de zich wekelijks opstapelende caseloads in combinatie met de verantwoording op basis van cliëntcontact, een werkverdeling in stand waarbij wijkteamprofessionals weinig andere keus hebben dan vasthouden aan hun ‘oude’ stijl van individueel hulpverlenen.
Informele netwerkversterking beperkt zich grotendeels tot inventariseren wat het eigen sociale netwerk voor iemand kan betekenen. Slechts in een enkel geval heeft een professional expliciet de taak, en daarmee de uren, om aan netwerkvorming met informele partijen te werken.
Ondanks verdere verstrengeling en vermenging blijft hybridisering moeizaam
In tegenstelling tot Amsterdam zetten Hoorn en Purmerend juist in op een verdere verstrengeling en vermenging van casework en communitywork. In Hoorn behoren zowel casework als collectieve activering tot de kerntaak van de sociale wijkteams. Conform de wens van Van der Lans en Hilhorst is bij de teams een opbouwwerker aangesteld.
Met het contextgedreven werken in Purmerend moeten de grenzen tussen formeel en informeel werk en tussen communitywork en casework sterk gaan eroderen. Medewerkers hoeven niet te registreren en hebben geen vast casuïstiekoverleg of een vaste werkplek, waardoor zij al hun tijd kunnen inzetten om in de wijk samen met bewoners te ‘doen wat nodig is’.
Desondanks zijn ook in Purmerend en Hoorn de ervaringen met hybridisering van casework en communitywork moeizaam. We zien vaak dezelfde kwesties als in Amsterdam.
Het is nog steeds zoeken naar de optimale condities
Uit de onderzoeksbevindingen in Amsterdam, Hoorn en Purmerend maken we op dat gebrek aan tijd wel degelijk een prominente rol speelt, maar dat het daarnaast nog steeds zoeken is naar de optimale condities om casework en communitywork en samenwerking tussen formeel en informeel te vermengen.
Gemeenten staan op een kruispunt. Is naast casework het organiseren van verbindingen tussen formele en informele ondersteuners wel of niet een taak van het sociale wijkteam? Gaat het om een lange adem, geduld en zoeken naar finetuning? Of moeten we concluderen dat casework en communitywork in sociale wijkteams niet zijn te integreren en is de gekozen koers van opdeling in Amsterdam het voorland voor andere gemeenten?
Tips: uren, balans en schakelen
Voor de opleidingen zijn de laatste Amsterdamse ontwikkelingen ook spannend. Welke sociaal werkers gaan het werk in de sociale basis doen? Wat vraagt het van hen om hun community-activiteiten te verbinden met casework? De Amsterdams beleidsnotitie Samen Vooruit geeft hier nog geen antwoorden op.
Op basis van ons onderzoek doen wij alvast enkele aanbevelingen. Er moeten allereerst meer uren komen voor het opbouwen van contacten met formele en informele actoren in de wijk. Ten tweede moet er gezocht worden naar de juiste balans tussen professionele ruimte en coördinatie. Bijna iedereen waarschuwt voor doorgeslagen administratieve verplichtingen die beknellend en ontmoedigend werken voor professionals op de werkvloer. Tegelijkertijd zijn structuren en afbakening nodig voor een gevoel van houvast.
Tot slot moeten sociaal professionals leren schakelen tussen cases en communities. Zo kan het ondersteunen van individuele bewoners een signaal opleveren waarbij de gemeenschap betrokken kan worden en baat bij kan hebben. Een project gericht op verbinding tussen bewoners kan andersom leiden tot signalering van een individueel probleem en het bieden van ondersteuning daarbij. Het schakelen tussen deze verschillende dimensies is een belangrijk, maar vooralsnog onderbelicht aspect van het vak.
Rosalie Metze en Lone von Meyenfeldt werken als onderzoekers en projectleiders bij het lectoraat Stedelijk Sociaal Werken van de Hogeschool van Amsterdam. Lees hier meer over hybridisering van het sociale domein in de regio Amsterdam.
Foto: Karen Eliot (Flickr Creative Commons)