Goed om te weten of het ideaal van zelfredzaamheid ten uitvoering gebracht wordt, maar waag het niet om het ideaal zelf ter discussie te stellen. Zo lezen wij de reactie van Levi van Dam en Gert-Jan Stams op onze vaststelling dat zelfredzaamheid een armoedig ideaal is.
De reflex om kritische geluiden te smoren over terminologie als ‘eigen regie’, ‘co-creatie’, ‘samenredzaamheid’ en het dogma van een noodzakelijke ‘paradigmashift’ zien we dagelijks op de werkvloer. Beleidsmakers corrigeren professionals, professionals corrigeren elkaar en – nog het meest opvallend – professionals corrigeren zichzelf als zij hun handelingen niet kunnen rechtvaardigen in deze new speak-termen. En nu corrigeren dus ook onderzoekers andere onderzoekers die niet vanzelfsprekend willen meegaan in de ‘paradigmashift’. Wat dat betreft kan de politiek het zich niet beter wensen: beleidshorige wetenschappers identificeren zich volledig met de nieuwe politieke doelen en verliezen hun kritische distantie.
Zelfredzaamheid blijft een armoedig ideaal
Wij blijven er echter bij dat zelfredzaamheid een armoedig ideaal is. Laten we onze redenen daarvoor nog eens op een rij zetten. Ten eerste – en daar ging ons verslag over - gaapt er een grote kloof tussen het ideaal van zelfredzaamheid en de dagelijkse praktijk van sociaal werk. Heel vaak blijken de handelingen van professionals niet primair gericht op het vergroten van zelfredzaamheid, zo constateren wij. Hun handelingen zijn bedoeld om goed te zorgen. Soms zal dat leiden tot vergroting van zelfredzaamheid, maar lang niet altijd – en het is zeker niet het eerste, laat staan het enige doel van hun professionele handelen.
Ten tweede degradeert het ideaal van zelfredzaamheid ‘helpen’ tot een inferieure handeling. Het dogma van de zelfredzaamheid kan er in de praktijk toe leiden dat miskend wordt dat helpen bij je vak hoort. Je maakt je als professional populairder door te verkondigen dat je ‘op je handen zit’ dan dat je iemand hebt geholpen. Zelfredzaamheid als ultiem ideaal is dus armoedig, gelet op de aard van de problemen waar veel mensen mee worstelen en waar professionals gepaste zorg voor proberen te bieden.
Wij pleiten voor een herwaardering van afhankelijkheid
Ten derde ontkent het ideaal van zelfredzaamheid afhankelijkheidsrelaties waarin mensen in het algemeen en hulpbehoevenden in het bijzonder zich bevinden. Strikt genomen is niemand zelfredzaam, dus waarom zou het als richtsnoer voor hulpverlening aan zelfs de meest kwetsbaren moeten dienen? Sterker nog, een deel van hen zal altijd afhankelijk blijven en voor hen is het voortdurend afgemeten worden aan een onhaalbaar ideaal pijnlijk.
Wij pleiten dan ook voor een herwaardering van afhankelijkheid. Wij zijn allemaal voortdurend afhankelijk van collectieve arrangementen – en sommige mensen zijn heel sterk afhankelijk. In plaats van te suggereren, zoals Van Dam en Stams doen, dat je problemen moet oplossen want ‘anders kun je als staat blijven verzorgen’, kun je in veel gevallen beter concluderen dat voortdurende zorg inderdaad nodig is en blijft – en bij veel mensen neemt de zorgbehoefte in de loop van de tijd alleen maar toe. Een van de goede dingen van de verzorgingsstaat was dat mensen zich niet meer hoefden te schamen voor afhankelijkheid. De apologeten van de zelfredzaamheid zullen dat nu waarschijnlijk afdoen als ‘slachtoffergedrag’.
Veel professionals vinden het ongepast om hulpbehoevenden te belasten
Ten vierde is het ideaal van zelfredzaamheid armoedig en inadequaat, gezien de situaties waarin hulpbehoevenden en hun netwerk zich bevinden wanneer zij aankloppen bij de overheid. Het is misplaatst om mensen die zich tot het uiterste hebben ingespannen om hulp van de overheid buiten de deur te houden, op hun zelfredzaamheid te wijzen. In veel gevallen ontbreekt het cliënten bovendien aan een netwerk dat hulp kan bieden. Hun familie woont ver weg, kent haar eigen problemen of is simpelweg afwezig. Voor diegenen is het een wel hele zure boodschap om nogmaals aan de belofte van zelfredzaamheid herinnerd te worden.
Vaak ook is het netwerk al overbelast. In de praktijk zien we dat als er een extra beroep op het netwerk wordt gedaan, dat net degenen zijn die zich al voor een hulpbehoevend familielid inspannen en hebben toe moeten geven dat het niet langer gaat. Veel professionals realiseren zich dat en vinden het daarom ‘ongepast’ om hen verder te belasten. Vaak speelt hierin mee dat betrokken cliënten aangeven het heel vervelend te vinden om nog meer te vragen aan hun netwerk, of om bepaalde intieme handelingen te laten uitvoeren door ‘naasten’: dat laten ze veel liever door professionals doen die verder van ze afstaan. In de ogen van zowel burgers als professionals is het een misvatting om te denken dat ‘nabije’ zorg (en zeker de meest intieme zorg) per se het beste door ‘naasten’ kan worden uitgevoerd; professionals blijken dan juist bij uitstek hiervoor geschikt vanwege de grotere emotionele afstand. Was de verzorgingsstaat niet mede bedoeld om mensen te bevrijden uit de soms beknellende greep van de sociale omgeving?
Zelfredzaamheid is een gemeenplaats geworden
De vijfde reden dat zelfredzaamheid een armoedig ideaal is heeft te maken met zijn enorme populariteit: alles wordt onder zelfredzaamheid geschaard, en daarmee is het alles, maar ook niks. Het is een gemeenplaats geworden waarin iedereen zich kan vinden. Zowel in beleidsstukken als in de praktijk krijgt zelfredzaamheid een brede invulling. De zelfredzaamheidmatrix waarop cliënten tijdens de keukentafelgesprekken gescoord worden, is daar een goed voorbeeld van. Hulp zoeken en aanvaarden gelden in die matrix evenzeer als een vorm van zelfredzaamheid als juist geen hulp vragen. Bij de dimensie huiselijke relaties zou er sprake zijn van ‘volledig zelfredzaam’ indien de cliënt hoog scoort op ‘leden van het huishouden ondersteunen elkaar.’ Zoals voor de meeste al te populaire beleidstermen geldt, bestaan tegenstrijdige invullingen vreedzaam naast elkaar. Voor een helder onderzoek naar de werking van beleid is dit hoogst problematisch, want zo’n ongrijpbaar begrip laat zich slecht onderzoeken.
Het ideaal van zelfredzaamheid is tenslotte ook armoedig omdat het afleidt van het (andere?) doel van de huidige hervormingen: bezuinigen. Ga maar na: hoe kan een persoonlijk gesprek met een ieder die zorg aanvraagt goedkoper uitkomen qua zorgaanbod dan gestandaardiseerde indicatiestelling op afstand? Dat kan alleen als het resultaat van dat persoonlijk gesprek is dat er minder voorzieningen verstrekt worden (dat heet dan ‘maatwerk’). Wij pleiten hiermee niet voor een terugkeer naar de bureaucratie van het CIZ, maar wel tegen het hullen van de bezuinigingsdoelstelling in de nevelen van het zelfredzaamheidsideaal.
Tekortschietende uitvoering is niet het probleem
De aanbeveling van Van Dam en Stams om geld en tijd uit te trekken voor scholing van sociale professionals onderschrijven we van harte, maar niet omdat professionals niet zouden ‘deugen’ omdat ze zelfredzaamheid nog niet ‘goed’ uitvoeren. Het probleem is naar ons idee helemaal niet een tekortschietende uitvoering maar onrealistische en ongewenste idealen zoals dogmatische bevordering van zelfredzaamheid.
De situatie is kritiek, want hoe lang zullen professionals de druk nog kunnen weerstaan om alles alleen maar af te meten aan bevordering van zelfredzaamheid, nu de financiële ruimte in de komende jaren verder afneemt en professionals minder zorg en minder voorzieningen aan burgers zullen kunnen geven?
Wij hopen dat sociale professionals de noodklok luiden zodra zij geen ruimte meer voor zorgzaamheid hebben en dat politici zich de vraag zullen stellen of zelfredzaamheid wel de kern is van goede zorg. Ons onderzoek kan hopelijk bijdragen aan een open debat hierover waarin ruimte blijft om onbetwiste idealen toch ter discussie te stellen.
Thomas Kampen is socioloog en universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek. Jan Willem Duyvendak is faculteitshoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij doen samen met collega’s van beide universiteiten onderzoek naar 'de belofte van nabijheid' in de decentralisaties, in opdracht van het GAK-fonds.
Zie ook het debat dat Thomas Kampen hierna voerde met Gert Schout.
Foto: emanuela franchini (Flickr Creative Commons)