Betwist het doorgeschoten ideaal van zelfredzaamheid, niet de zorgzame professional

Zelfredzaamheid is een armoedig ideaal, houden Thomas Kampen en Jan Willem Duyvendak vol, na de kritiek van Levi van Dam en Gert-Jan Stams. Ze horen in die kritiek beleidshorige wetenschappers die zich identificeren met politieke doelen.

Goed om te weten of het ideaal van zelfredzaamheid ten uitvoering gebracht wordt, maar waag het niet om het ideaal zelf ter discussie te stellen. Zo lezen wij de reactie van Levi van Dam en Gert-Jan Stams op onze vaststelling dat zelfredzaamheid een armoedig ideaal is.

De reflex om kritische geluiden te smoren over terminologie als ‘eigen regie’, ‘co-creatie’, ‘samenredzaamheid’ en het dogma van een noodzakelijke ‘paradigmashift’ zien we dagelijks op de werkvloer. Beleidsmakers corrigeren professionals, professionals corrigeren elkaar en – nog het meest opvallend – professionals corrigeren zichzelf als zij hun handelingen niet kunnen rechtvaardigen in deze new speak-termen. En nu corrigeren dus ook onderzoekers andere onderzoekers die niet vanzelfsprekend willen meegaan in de ‘paradigmashift’. Wat dat betreft kan de politiek het zich niet beter wensen: beleidshorige wetenschappers identificeren zich volledig met de nieuwe politieke doelen en verliezen hun kritische distantie.

Zelfredzaamheid blijft een armoedig ideaal

Wij blijven er echter bij dat zelfredzaamheid een armoedig ideaal is. Laten we onze redenen daarvoor nog eens op een rij zetten. Ten eerste – en daar ging ons verslag over - gaapt er een grote kloof tussen het ideaal van zelfredzaamheid en de dagelijkse praktijk van sociaal werk. Heel vaak blijken de handelingen van professionals niet primair gericht op het vergroten van zelfredzaamheid, zo constateren wij. Hun handelingen zijn bedoeld om goed te zorgen. Soms zal dat leiden tot vergroting van zelfredzaamheid, maar lang niet altijd – en het is zeker niet het eerste, laat staan het enige doel van hun professionele handelen.

Ten tweede degradeert het ideaal van zelfredzaamheid ‘helpen’ tot een inferieure handeling. Het dogma van de zelfredzaamheid kan er in de praktijk toe leiden dat miskend wordt dat helpen bij je vak hoort. Je maakt je als professional populairder door te verkondigen dat je ‘op je handen zit’ dan dat je iemand hebt geholpen. Zelfredzaamheid als ultiem ideaal is dus armoedig, gelet op de aard van de problemen waar veel mensen mee worstelen en waar professionals gepaste zorg voor proberen te bieden.

Wij pleiten voor een herwaardering van afhankelijkheid

Ten derde ontkent het ideaal van zelfredzaamheid afhankelijkheidsrelaties waarin mensen in het algemeen en hulpbehoevenden in het bijzonder zich bevinden. Strikt genomen is niemand zelfredzaam, dus waarom zou het als richtsnoer voor hulpverlening aan zelfs de meest kwetsbaren moeten dienen? Sterker nog, een deel van hen zal altijd afhankelijk blijven en voor hen is het voortdurend afgemeten worden aan een onhaalbaar ideaal pijnlijk.

Wij pleiten dan ook voor een herwaardering van afhankelijkheid. Wij zijn allemaal voortdurend afhankelijk van collectieve arrangementen – en sommige mensen zijn heel sterk afhankelijk. In plaats van te suggereren, zoals Van Dam en Stams doen, dat je problemen moet oplossen want ‘anders kun je als staat blijven verzorgen’, kun je in veel gevallen beter concluderen dat voortdurende zorg inderdaad nodig is en blijft – en bij veel mensen neemt de zorgbehoefte in de loop van de tijd alleen maar toe. Een van de goede dingen van de verzorgingsstaat was dat mensen zich niet meer hoefden te schamen voor afhankelijkheid. De apologeten van de zelfredzaamheid zullen dat nu waarschijnlijk afdoen als ‘slachtoffergedrag’.

Veel professionals vinden het ongepast om hulpbehoevenden te belasten

Ten vierde is het ideaal van zelfredzaamheid armoedig en inadequaat, gezien de situaties waarin hulpbehoevenden en hun netwerk zich bevinden wanneer zij aankloppen bij de overheid. Het is misplaatst om mensen die zich tot het uiterste hebben ingespannen om hulp van de overheid buiten de deur te houden, op hun zelfredzaamheid te wijzen. In veel gevallen ontbreekt het cliënten bovendien aan een netwerk dat hulp kan bieden. Hun familie woont ver weg, kent haar eigen problemen of is simpelweg afwezig. Voor diegenen is het een wel hele zure boodschap om nogmaals aan de belofte van zelfredzaamheid herinnerd te worden.

Vaak ook is het netwerk al overbelast. In de praktijk zien we dat als er een extra beroep op het netwerk wordt gedaan, dat net degenen zijn die zich al voor een hulpbehoevend familielid inspannen en hebben toe moeten geven dat het niet langer gaat. Veel professionals realiseren zich dat en vinden het daarom ‘ongepast’ om hen verder te belasten. Vaak speelt hierin mee dat betrokken cliënten aangeven het heel vervelend te vinden om nog meer te vragen aan hun netwerk, of om bepaalde intieme handelingen te laten uitvoeren door ‘naasten’: dat laten ze veel liever door professionals doen die verder van ze afstaan. In de ogen van zowel burgers als professionals is het een misvatting om te denken dat ‘nabije’ zorg (en zeker de meest intieme zorg) per se het beste door ‘naasten’ kan worden uitgevoerd; professionals blijken dan juist bij uitstek hiervoor geschikt vanwege de grotere emotionele afstand. Was de verzorgingsstaat niet mede bedoeld om mensen te bevrijden uit de soms beknellende greep van de sociale omgeving?

Zelfredzaamheid is een gemeenplaats geworden

De vijfde reden dat zelfredzaamheid een armoedig ideaal is heeft te maken met zijn enorme populariteit: alles wordt onder zelfredzaamheid geschaard, en daarmee is het alles, maar ook niks. Het is een gemeenplaats geworden waarin iedereen zich kan vinden. Zowel in beleidsstukken als in de praktijk krijgt zelfredzaamheid een brede invulling. De zelfredzaamheidmatrix waarop cliënten tijdens de keukentafelgesprekken gescoord worden, is daar een goed voorbeeld van. Hulp zoeken en aanvaarden gelden in die matrix  evenzeer als een vorm van zelfredzaamheid als juist geen hulp vragen. Bij de dimensie huiselijke relaties zou er sprake zijn van ‘volledig zelfredzaam’ indien de cliënt hoog scoort op ‘leden van het huishouden ondersteunen elkaar.’ Zoals voor de meeste al te populaire beleidstermen geldt, bestaan tegenstrijdige invullingen vreedzaam naast elkaar. Voor een helder onderzoek naar de werking van beleid is dit hoogst problematisch, want zo’n ongrijpbaar begrip laat zich slecht onderzoeken.

Het ideaal van zelfredzaamheid is tenslotte ook armoedig omdat het afleidt van het (andere?) doel van de huidige hervormingen: bezuinigen. Ga maar na: hoe kan een persoonlijk gesprek met een ieder die zorg aanvraagt goedkoper uitkomen qua zorgaanbod dan gestandaardiseerde indicatiestelling op afstand? Dat kan alleen als het resultaat van dat persoonlijk gesprek is dat er minder voorzieningen verstrekt worden (dat heet dan ‘maatwerk’). Wij pleiten hiermee niet voor een terugkeer naar de bureaucratie van het CIZ, maar wel tegen het hullen van de bezuinigingsdoelstelling in de nevelen van het zelfredzaamheidsideaal.

Tekortschietende uitvoering is niet het probleem

De aanbeveling van Van Dam en Stams om geld en tijd uit te trekken voor scholing van sociale professionals onderschrijven we van harte, maar niet omdat professionals niet zouden ‘deugen’ omdat ze zelfredzaamheid nog niet ‘goed’ uitvoeren. Het probleem is naar ons idee helemaal niet een tekortschietende uitvoering maar onrealistische en ongewenste idealen zoals dogmatische bevordering van zelfredzaamheid.

De situatie is kritiek, want hoe lang zullen professionals de druk nog kunnen weerstaan om alles alleen maar af te meten aan bevordering van zelfredzaamheid, nu de financiële ruimte in de komende jaren verder afneemt en professionals minder zorg en minder voorzieningen aan burgers zullen kunnen geven?

Wij hopen dat sociale professionals de noodklok luiden zodra zij geen ruimte meer voor zorgzaamheid hebben en dat politici zich de vraag zullen stellen of zelfredzaamheid wel de kern is van goede zorg. Ons onderzoek kan hopelijk bijdragen aan een open debat hierover waarin ruimte blijft om onbetwiste idealen toch ter discussie te stellen.

Thomas Kampen is socioloog en universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek. Jan Willem Duyvendak is faculteitshoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij doen samen met collega’s van beide universiteiten onderzoek naar 'de belofte van nabijheid' in de decentralisaties, in opdracht van het GAK-fonds.

Zie ook het debat dat Thomas Kampen hierna voerde met Gert Schout.

 

Foto: emanuela franchini (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 6285 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (8)

  1. In Fukuyama’s ‘The Origins of Political Order: From Prehuman Times te the French Revolution’, wordt minutieus beschreven hoe in de steeds groter wordende samenlevingsverbanden een ‘overheid’ een emergent fenomeen is; in de meer ontwikkelde samenlevingen ontstaan als vanzelf structuren waarbij hulpbehoevenden ‘zonder aanziens des persoons’ geholpen worden (via religie bijvoorbeeld). Je hoeft dus niet aardig zijn /gevonden te worden.

    Het pleiten voor beweging terug, deze hulpbehoevende mensen ’terugwerpen’ op het veronderstelde eigen (genetische) netwerk, in een samenleving waar de schaal het ontstaan van dit soort netwerkstructuren niet meer vanzelfsprekend is, legt m.i. een fundamenteel onbegrip van de sociale wetenschap bij ‘de diersoort mens’ bloot.

    Het ideaal dat al dan niet bewust door Levi van Dam en Gert-Jan Stams gepropageerd wordt als wetenschappelijk ‘juist’, lijkt mij een voortbouwing op de dogma’s van de libertarische ideologie. Het libertarisme is gestoeld op /nauw gelieerd aan het Objectivisme (Ayn Rand). Libertariers vormen een onderstroom in de westerse samenleving die in Europa nog niet mainstream erkend is, maar in de VS wel.
    De libertarische axioma’s zijn van morele aard en zijn – in een notendop – samen te vatten als het recht op zelfbeschikking en het recht op de vruchten van eigen arbeid (eigendom), waarbij jurisdictie territoriumgebonden is (naar Rothbard). Op deze beginselen bouwt het libertarisme voort en men stelt dat het fenomeen ‘overheid’ objectief en moreel onjuist is, al zijn er pragmatischere vormen waar voor een zgn ‘nachtwakersstaat’ gepleit wordt. Nota bene: libertariërs denken als het om hun politiek ideologie gaat niet in termen van ‘niet mee eens zijn’, maar in termen van moreel gelijk hebben, dat is inherent aan de ideologie (objectivisme). Door dit gebrek, dit onvermogen tot relativering (oogkleppen), wordt ook de wetenschap vervuild; de economische wetenschap is er zelfs zeer sterk door verzwakt (Alan Greenspan is een libertrariër). En – zoals te zien aan Levi van Dam en Gert-Jan Stams, is het gedachtengoed der libertariërs in de sociale wetenschap ook diep doorgedrongen. Dit is mede veroorzaakt door een zeer invloedrijke lobby van de gebroeders Koch, die vele universiteiten /leerstoelen financieren om de libertarische ideologie van een wetenschappelijk sausje te voorzien.

  2. De discussie schept een tegenstelling tussen zelfredzaamheid en professionele zorgverlening. Zelfredzaamheid als het nieuwe ideaal, zorgverlening als een oud concept. De tegenstelling lijkt me weinig constructief. Kennis, ervaring, helpende handen van professionals zijn waardevol en nodig en het is moeilijk voorstelbaar dat het ooit anders zal zijn. Voor zelfredzaamheid en eigen regie geldt hetzelfde, wie zou er niet de voorkeur aan geven zelfredzaam te zijn en regie te houden? (Zie ook de nieuwe gezondheidsdefinitie van Machteld Huber: ‘Gezondheid als het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’).

    Ten opzichte van het eerste punt (professionals moeten zich niet voortdurend richten op vergroten van zelfredzaamheid) ben ik het met de auteurs eens maar om een andere reden. Belangrijker dan als professional voortdurend in te zetten op zelfredzaamheid en eigen regie is het voorkomen dat je daar iets aan afdoet. Daarmee vermijd je ook dat de professional een tool wordt om bezuinigingsdoelstellingen te halen.

    Op het tweede punt (helpen is geen inferieure handeling) ging ik al in: de tegenstelling is niet constructief, zowel helpen als zelfredzaamheid is waardevol.

    Nu het derde punt, de afhankelijkheidsrelaties die nu eenmaal onderdeel van ons leven zijn. Ook Machteld Huber gaat in haar werk daar verder op in. Voor een zinvol leven zijn we allemaal afhankelijk van anderen. Dat we daarin ook enige keuzemogelijkheden hebben (wel/ niet professionele ondersteuning) sluit aan bij de eigen regie. Niettemin kunnen we leren van culturen en werkwijzen waarin mensen hun omgeving betrekken en (vaak) winnen in kwaliteit van leven als hun sociale omgeving nadrukkelijk is betrokken. De auteurs lijken dat enigszins uit het oog te verliezen.

    Het vierde punt (overmatig beroep doen op netwerk) gaat volgens mij vooral over de manier waarop dat gebeurt. Werk toebedelen aan overbelaste mantelzorgers helpt niet. Enkele personen uit het netwerk er bij vragen en hen met klussen opzadelen evenmin. De ervaring leert echter dat het anders kan, maar dat vraagt er wel om dat de kring betrokkenen groter wordt gemaakt dan enkele personen uit het netwerk en aan hen ook regie wordt gelaten wat de aanpak is en wie wat moet doen. Dan wordt ook vaak een beroep gedaan op professionals, hun kennis, ervaring en helpende handen en is voor iedereen duidelijk dat deze inzet nodig is.

    Het vijfde en zesde punt (zelfredzaamheid als gemeenplaats en bezuiniging) is moeilijk te ontkennen. Tegelijkertijd is dat geen reden om de waarde te negeren die zelfredzaamheid, eigen regie of samenredzaamheid hebben. Los van alle hypes zijn we gebaat bij een samenleving waarin mensen elkaar betrekken, juist ook wanneer het tegen zit. En we zijn gebaat bij professionals die daar ruimte voor laten, soms opzoeken, en hun kennis, ervaring en helpende handen aanreiken.

  3. Mary Richmond zet in pakweg 1920 tegenover het bieden van ‘relief’, het doel ‘personal development’, waar is dit ergens van de kar gevallen?
    Verder was ik net op visite bij buurman Jean in de nieuwe serviceflat. We keken, zoals de architect het had voorzien, uit op de kamers van het rusthuis. ‘Waar waren al die mensen vroeger toch?’ mijmerde ik. Jean had het antwoord klaar: ‘De meesten die zo oud waren lagen op het kerkhof, en het andere deel zat ergens in een donker hoekje achter een kachel niemand tot last te wezen.’
    Ieder bezoek aan Jean is voor mij persoonlijke groei, hoe dat voor Jean is? ‘Ach voor dat even dat we hier zijn.’

  4. Goed dat Harro Labrujere weer wat nuance in dit broodnodige debat over waarden brengt! Probleem is dat Thomas Kampen en Jan Willem Duyvendak het vooral hebben over de – inderdaad heel magere, vaak zelfs perverse – praktische invulling van het ideaal van zelfredzaamheid, terwijl Levi van Dam en Geert-Jan Stams vooral mogelijkheden zien (en in de praktijk realiseren, zie de JIM-aanpak) om op een betere manier om te gaan met sociale netwerken en afhankelijkheden dan we in de klassieke verzorgingsstaat gewend waren geraakt. Dat maakt ze niet tot ‘beleidshorigen’ en al helemaal niet tot ‘libertariërs’ à la Ayn Rand. Zinniger dan dit soort diskwalificaties is het te zoeken naar wat dan wel dat ideaal is. Anders leidt verzet tegen newspeak tot een reflexmatige verdediging van de werkwijzen van de oude verzorgingsstaat, alsof er geen alternatief is.
    Wat mij betreft gaat het bij dat ideaal om een soort sociale autonomie: aansluiten bij netwerken en die soms mee helpen creëren, oplossingen zoeken die zijn ingebed in die netwerken, niemand laten vallen (ook als permanente zorg en ondersteuning noodzakelijk is), afhankelijkheid van bureaucratische arrangementen én van beknellende sociale netwerken zoveel mogelijk voorkomen, ook de meest hulpbehoevende mensen zoveel mogelijk greep op hun eigen bestaan geven. Je zou het ook ‘burgerschap’ kunnen noemen. Of ben ik dan nu een ‘burgerhorige’?

  5. Zelfredzaamheid is een containerbegrip geworden. Het scoort lekker in rapporten bij beleidsadviseurs en wethouders pareren er mee door het land als ze weer een nieuwe manier hebben bedacht om te bezuinigen op sociaal domein.

    Intussen gaat het voorbij aan de werkelijke gedachtegang. En mede door deze verschillende interpretaties is het voor de wetenschap ook onmogelijk om het begrip an sich te evalueren. Want wat zegt de zelfredzaamheid eigenlijk nog?

  6. Ik ben geen zogenaamde wetenschapper, maar een burger van 71 met een sociologische achtergrond en veel ervaring in allerlei soorten hulp.
    Onze maatschappij is expres zo ingericht, dat het vrijwel onmogelijk is geworden of gemaakt om nog zelfvoorzienende en zelfverzorgende gemeenschappen te scheppen.
    Door een oerwoud van dwangmatige en verhinderende wetgeving worden mensen het eenrichtingsverkeer van alsmaar sterkere afhankelijkheid opgestuurd van anderen buiten hun normale netwerk . Omdat genoemde gemeenschappen in de afgelopen 50 jaar vrijwel allemaal zijn vernield, terwijl het onmogelijk is o.a. door het systeem van bestemmingsplannen en het oerwoud van bouw-dwang-voorschriften
    om nieuwe te maken is het resultaat alsmaar meer mensen die het onmogelijk wordt gemaakt nog een leven in eigen regie te voeren. Wat in een normale maatschappij-inrichting wel gewoon veel meer kan. Zelfredzaamheid is inderdaad een politiek modewoord, en erachter zit inderdaad alleen een middel tot nog meer bezuinigen in de zorg. Het is feitelijk een asociaal gebruik van iets dat op zich goed is. De politiek draait ook dit begrip om. want zodra je iets gaat mankeren, en dat is meestal gewoon een kwestie van tijd, is er van echte zelfredzaamheid geen sprake meer. Dan rest er alleen nog permanente afhankelijkheid van anderen, buiten het oorspronkelijke netwerk.

  7. De regie over eigen leven.Wie dat niet heeft op onderdelen wordt al snel afgeschilderd als niet-zelfredzaam.In feite wordt hier meestal bedoeld ‘de client’, terwijl er legio mensen zijn die gedeeltelijk niet de regie over een deel van hun bestaan hebben.Als je in de primaire levensbehoeften en eigen veiligheid kunt voorzien, ben je in feite volgens het hulpverleningsboekje van de zorgzame professional, die ook nog dubbelhartig wordt genoemd (de 14 ziektes van verpleegkundigen dan ook niet meegenomen dus)zelfredzaam.Moeten bedelen bij een voedselbank geldt blijkbaar niet als een aantasting van de zelfredzaamheid.Tandeloze monden van solliciteerplichtige werklozen die niet langer voor alle banen representatief zijn, evenmin.Over e-skilloze solliciteerplichtigen wordt liefst helemaal gezwegen.Er wordt vanuit gegaan dat ze cursussen zelf bekostigen.Je vraagt je af of het beleid in Nederland er eigenlijk wel op is gericht mensen aan het werk te helpen.Het lijkt allemaal geen probleem te zijn voor veel gemeentes.Dan neem je maar met minder genoegen.Het OM heeft onlangs gewaarschuwd dat binnen enkele jaren de digitale criminaliteit groter zal zijn dan overige criminaliteit. Maar wel weer schijnt het een crisis voor zorgprofessionals te zijn, als hen dat zo uitkomt, slachtoffers van georganiseerde diefstal die regelmatig aan politie om opsporings-inspanning vragen, ergens voor te behoeden. Het is niet de bedoeling dat de GGZ gaat fungeren als ontmoediger in het doen van aangifte of erger nog, als genezer.Met een beleid dat te snel misplaatste bemoeizorg inzet, krijg je uiteindelijk een systeemcrash als de rek uitgesorteerd is. Met de politie als stakker en de GGZ als rakker; een gedeelde hoedanigheid met een zeker deel van de burgers.

  8. Twee jaar geleden, op de jaarlijkse bijeenkomst met beschermingsbewindvoerders, geworganiseers door het kantgerecht Utrecht, werd zelfredzaamheid ook tot discussiepunt verheven. Aangestuurd werd op de conclusie, dat beschermingsbewind de betrokkenen weer zelfredzaam zou maken waardoor het bewind weer zou kunnen worden opgeheven.
    Ten eerste werd voorbij gegaan aan de chronische hulpbehoefte van een deel van de doelgroep.

    In de tweede plaats werd veronachtzaamd, dat betrokkenen dan weer het risico lopen terug te vallen in de oude problematiek.
    Leg die probleem niet voor aan bewindvoerders. Zij zien deze ontwikkeling als bedreiging voor hun omzet.
    Ten slotte ontwikkelt de maatschappij zich zodanig, dat een steeds hoger opleidingsniveau nodig is om zelfstandig te kunnen functoneren. Dit verklaart in zijn algemeenheid de grote toename van de vraag naar beschermingsbewind.
    Zelfredzaamheid? De definitie van dit begrip ontbreekt. Om deze reden heb ik de discussie over dit onderwerp tijdens het hierbovengenoemde bewindvoerdersoverleg in de kiem gesmoord. Het is slecht een politiek correcte motivatie om bezuinigingen te kunnen rechtvaardigen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.