Hoe Nabil uit Syrië aan zijn toekomst bouwt

In december schreef Ada Ruis over Layla, een Syrische vrouw die samen met haar gezin een nieuw leven probeert op te bouwen in Nederland. Layla’s 19-jarige zoon Nabil puzzelt intussen in de Nederlandse schakelklas op zijn vervolgopleiding.

De eerste keer dat ik Nabil zag, viel het mij al op: zijn verlangen en ongeduld om verder te gaan met zijn leven. Sindsdien vertelde hij mij telkens weer over zijn frustratie dat het zo lang duurt voor hij aan een studie kan beginnen. In Syrië had hij al in het tweede jaar van de universiteit kunnen zitten. En moet je hem nu zien, worstelend met de Nederlandse taal en in onzekerheid over een vervolgopleiding. In tegenstelling tot zijn broer Samir, die bijna altijd op stap is met vrienden, tref ik Nabil vaak bij zijn ouders thuis aan. Meestal achter zijn laptop of met zijn neus in de boeken.

Door naar vervolgonderwijs

Nabil gaat sinds anderhalf jaar naar de Internationale Schakelklas (ISK) in een naburige stad. De ISK is voor leerlingen van 12 tot 20 jaar die nog niet lang in Nederland zijn. Zij leren er Nederlands en bereiden zich voor op vervolgonderwijs. Kort na de meivakantie ben ik een ochtend te gast in zijn klas. Bij de deur van het klaslokaal staat Vita te wachten, mentor van de klas van Nabil. Iedereen die het klaslokaal inkomt, krijgt een hand en wordt warm onthaald. Vita omhelst enkele meisjes: ‘Ik heb jullie gemist in de vakantie!’

Vita geeft vandaag wiskunde en rekenen aan de klas. Er staat iets nieuws op het programma: ‘Nieuwsrekenen’. De leerlingen lezen een tekst over gameverslaving waar rekenopgaven aan zijn verbonden. In de tekst zit informatie die iets vertelt over aantallen jongeren voor wie dit in verschillende mate geldt. Vita vertelt mij tussendoor dat de opgaven een voorbereiding zijn op toelatingsexamens voor een volgende schakelklas. Aan het eind van dit schooljaar stromen de leerlingen namelijk door naar vervolgonderwijs. De meeste leerlingen uit deze klas gaan naar de schakelopleiding voor mbo of hbo van het vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs ). Een klein groepje van vier leerlingen, waaronder Nabil, probeert toegang te krijgen tot een universitair schakeltraject.

 14 nationaliteiten in de klas

De sfeer in de klas is ontspannen, er wordt in groepjes hard gewerkt maar er worden ook grappen gemaakt. Vita moet lachen om een meisje dat al klaar is en een selfie maakt, waarbij ze een zwoele pruillip trekt. Aan het eind van de les vraagt Vita wie er verslaafd is aan gamen: ‘Ik weet het al van twee!’ Deze twee en nog een aantal leerlingen steken hun hand op.

In de pauze vertelt Vita mij dat deze klas al twee jaar bij elkaar is; enkele leerlingen zijn iets later gekomen, waaronder Nabil. Het is een heel fijne en hechte groep; een veilige groep ook. Aan het begin zijn er wel ‘wat dingetjes’ gebeurd, maar nu gaat iedereen heel goed met elkaar om. Vita vertelt dat er 25 leerlingen in de klas zitten van 14 nationaliteiten. Een relatief grote groep komt uit Syrië.

Aan het eind van de les komt het kamp ter sprake. Binnenkort gaat de klas drie dagen met elkaar op kamp. Daarmee sluiten ze een bijzondere periode af. ‘We zijn al twee jaar samen!’ zeggen de leerlingen in het groepje waar ik bijzit. Zij zijn blij dat een groot deel van de groep na de zomervakantie bij elkaar zal blijven, omdat de meeste leerlingen dan naar de schakelopleiding van het vavo gaan.

Puzzelen op de toekomst

Na afloop van de ochtend in de klas praat ik bij Nabil thuis met hem verder over zijn studieplannen. In juli heeft hij examens: het staatsexamen Nederlands op B2-niveau heeft hij nodig om te kunnen doorstromen naar het schakelprogramma van de Vrije Universiteit (VU). Dan is er ook nog het toelatingsexamen van de VU zelf. Om het staatsexamen Nederlands maakt hij zich geen zorgen, maar om de toelating tot de VU wel. Hij wil zo graag naar de VU omdat hij nog niet precies weet waar hij wil gaan studeren, en na het schakelprogramma op de VU zou hij overal heen kunnen. Andere hogescholen en universiteiten met schakeltrajecten voor vluchtelingstudenten stellen als voorwaarde dat deelnemers ook daar gaan studeren.

Een probleem dat Nabil sterk bezighoudt, is dat hij geïnteresseerd is in een nogal specialistische studierichting: medische technologie. Nabil vertelt dat zijn ouders altijd hoge verwachtingen van hem hebben gehad omdat hij goed kan leren. Eigenlijk willen zij dat hij dokter wordt, maar dat wil hij niet; hij is meer geïnteresseerd in techniek. Het mooie van dit vak is dat het een tussenweg biedt: hij zou een soort ‘technologische dokter’ worden, die veel weet van techniek maar ook van geneeskunde.

Tijdens ons gesprek komt vader Mahmoud met een brief naar Nabil toe en vraagt hem om hulp. Er moet gebeld worden met de Belastingdienst. Het gaat over kinderbijslag en er is iets niet duidelijk. Als ze niet op tijd bellen dan kunnen ze geld mislopen. Omdat Nabil goed Nederlands spreekt, hebben zijn ouders hem vaak nodig voor dit soort problemen. Nabil belt en lost de situatie op.

Moeilijker dan verwacht in Egypte

Nabil denkt vaak aan Syrië. Vooral als hij contact heeft gehad met een vriend die daar nog woont en nu studeert in Damascus. Dan heeft hij het gevoel jaren achter te liggen op hem, omdat hij hier in Nederland nog steeds in een voorbereidende fase zit. Hij vertelt over de vlucht, eerst naar Egypte. Ze hadden verwacht daar te kunnen blijven, en ook dat Nabil daar zou kunnen studeren.

Maar dat bleek veel moeilijker dan verwacht. Hij heeft een halfjaar thuisgezeten, helemaal niks gedaan. Dat was een zware tijd voor hem, hij kon bijna niet geloven wat er met hem gebeurde. Hij was in Syrië altijd aan het denken over wat hij wilde worden en wat hij ging studeren. Hij werkte altijd hard voor school. ‘In mijn land had je geen andere optie’, zegt hij, ‘je moet gewoon studeren. In Nederland heb je meer opties. Als studeren niet lukt, kun je hulp krijgen. Maar in Syrië krijg je echt geen hulp als je niet gestudeerd hebt!’

In het azc begonnen andere problemen

De hoop was dat het in Libië beter zou zijn, dat Mahmoud daar zou kunnen werken en dat Nabil er zou kunnen studeren. Maar het bleek er heel slecht te zijn. Het was extreem onveilig en Libiërs zagen Syriërs liever gaan dan komen. Nabil zag dat ook jonge Libiërs niet konden studeren en het zwaar hadden. Hij zag in dat hij er geen invloed op had en heeft zijn drang om snel verder te leren, losgelaten. Tot hij in Nederland kwam.

In het azc dacht hij dat hij nu wel snel aan een studie zou kunnen beginnen. Maar hier begonnen andere problemen. Met zijn familie heeft hij in drie verschillende azc’s gewoond. Telkens te kort om aan school te kunnen beginnen. Hij heeft het op alle plekken steeds weer gevraagd, maar er was geen school voor zijn leeftijd in de buurt of de klassen zaten vol. Hij moest wachten. Nabil is toen op internet gaan zoeken naar een gratis cursus Nederlands, maar hij kon niets vinden.

Toen heeft hij besloten om Engels te leren. Op internet had hij een cursus gevonden. Met behulp van deze cursus, een boek en filmpjes op internet heeft hij zichzelf in drie maanden Engels geleerd. ‘Ik was helemaal niets in Engels, maar nu wel’, zegt hij met blijdschap. Hij studeerde iedere dag. Zijn broer en andere mensen op het azc gingen er vaak op uit en deden leuke dingen met elkaar.

‘Ik heb een plan!’

Maar Nabil ging niet mee, en hij kende bijna niemand. Hij vindt dat niet jammer, want niet alles kan: ‘Ik moest gewoon iets doen. Ik heb een plan!’ Hij sprak met zichzelf een werkschema af, waarbij hij ’s ochtends en ’s middags aan het studeren was. Pas daarna was er tijd voor andere dingen. In het laatste azc kon hij eindelijk starten in een Internationale Schakelklas, kort voordat zij hun eigen woning betrokken. In die klas zit Nabil nu nog steeds. Wat fijn is aan deze klas, is dat hij er nu vrienden heeft met een gedeelde belangstelling. In de meivakantie heeft hij hen ook veel gezien. Op het azc had hij dat niet.

Als Nabil over zijn vrienden in Syrië praat, is het soms alsof hij eigenlijk liever daar was geweest. Daar, op die plek waar hij alles kende en zijn toekomst al had uitgestippeld. Tot de oorlog begon. Hoewel hij mooie herinneringen heeft aan zijn schooltijd in Hama, realiseert hij zich dat het Syrië van destijds niet meer bestaat. Ook met het diploma waarvan hij droomde, zou hij daar nu niets kunnen doen. De oorlog heeft de mogelijkheden van jongeren om te studeren verstoord, zegt hij. Zijn vriend bijvoorbeeld was heel slim, maar woont nu in Jordanië en moet werken. Studeren in andere landen is veel lastiger dan in het eigen land. Toch is het veel beter voor hem om nu in Nederland te zijn. Alles duurt alleen zo lang…

Ada Ruis is cultureel antropoloog en werkt bij de masteropleiding Pedagogiek en het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening van Hogeschool Utrecht. Zij doet etnografisch onderzoek onder Syrische vluchtelinggezinnen, die zij volgt in de eerste vijf jaar van hun verblijf in Nederland.

Dit -licht ingekorte- artikel verscheen eerder in het zomernummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

 

Noot

*Om redenen van privacy zijn de namen in dit artikel fictief en is de woonplaats niet benoemd.

 

Foto: Ada Ruis