‘Nederland laat me niet inburgeren’

Van de statushouders die in 2014 een verblijfsvergunning ontvingen, had nog niet de helft medio 2020 een baan. Werkbedrijven en gemeenten kunnen samen met burgers de uitsluiting van vluchtelingen op de arbeidsmarkt helpen oplossen.

S, een Syriër van 38 jaar oud, heeft een MBA op zak, spreekt zijn talen, is sociaal en ondernemend. Via zijn casemanager krijgt hij werk bij Primark, waar hij vooral met dozen moet sjouwen. Het duurt niet lang. Hij loopt een hernia op en komt in de bijstand terecht.

Door zich verder in de Nederlandse arbeidsmarkt te verdiepen, komt S. te weten dat een vervolgstudie in Supply Chain Management hem meer werkkansen biedt. Hij meldt zich aan voor de opleiding en wordt toegelaten, maar mag van zijn casemanager bij de sociale dienst niet studeren met behoud van uitkering. Hij moet op zoek naar werk. De casemanager zegt hem ondersteuning toe.

Maanden later heeft S. nog steeds geen werk en zit noodgedwongen thuis, met een uitkering.  Hij gooit het over een andere boeg. Samen met zijn vrouw zet hij een schoonheidssalon op, gespecialiseerd in acne-behandeling. Hij heeft daarvoor een lening aangevraagd bij de gemeente, via het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, om specialistisch materiaal te kopen. Een reactie is tot nu toe uitgebleven.

Wanhopig roept S. meer dan eens uit dat ‘Nederland me niet laat inburgeren.’

Minder werk en stageplaatsen

Het verhaal van S. staat niet op zich, blijkt uit de begin oktober gepubliceerde zesde monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders. De onderzoekers, van het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS), concluderen dat statushouders het afgelopen jaar veel minder (intensieve) begeleiding kregen bij het zoeken naar werk.

De coronacrisis zou er de oorzaak van zijn dat vorig jaar in bijna driekwart van de gemeenten minder werkervaringsplekken, stages en vrijwilligersbanen beschikbaar waren voor statushouders.

Uit onderzoek van het CBS blijkt dat statushouders vaak flexibele contracten hebben en werkzaam zijn in kwetsbare sectoren. Zo heeft 84 procent van de statushouders een tijdelijk contract en werkt bijna 30 procent van de statushouders in de uitzendbranche.

Meer is mogelijk

Nu de coronacrisis meer beheersbare vormen heeft aangenomen, is de vraag hoe de Nederlandse samenleving werkloze statushouders beter aan het werk kunnen helpen. Gewone burgers bijvoorbeeld kunnen een grotere rol spelen. Diverse statushouders in mijn omgeving kregen via-via werk dat bij hen past. Onderzoek laat zien dat de meeste mensen hun volgende baan vinden met behulp van hun netwerk.  Vooral via kennissen komen werkzoekenden in contact met mensen buiten de eigen kring. M, een hoogopgeleide, Syrische vluchteling heeft op die manier werk gevonden in de financiële sector.  T, een manusje-van-alles, kreeg werk aangeboden toen hij tijdens een buurt-etentje liet weten op zoek te zijn naar een baan.

Zonder netwerk lukt het zelden

Om statushouders aan geschikt werk te helpen, zou de overheid netwerkvorming moeten stimuleren, door subsidies te verlenen aan maatschappelijke organisaties en initiatieven om de statushouders heen. Dat gebeurt overigens al, vooral op lokaal niveau, maar nog in te bescheiden mate.

De website Learning crossroads for refugee inclusion laat zien welke gemeenten netwerkinitiatieven subsidiëren en welke niet. De website is een project van de Refugee Academy, een expertiselab van het Institute for Societal Resilience van de Vrije Universiteit Amsterdam. Het verbindt ruim honderd initiatieven die inclusie van vluchtelingen in de praktijk brengen. Projecten zoals New Bees en De Sluis. Ook zijn er projecten voor journalisten, filmmakers, en websitebouwers.

Drie aanbevelingen voor de uitvoering van de nieuwe participatiewet

Vanaf januari 2022 hebben gemeenten meer verantwoordelijkheid voor de integratie van statushouders in de lokale gemeenschap. Dat houdt weliswaar meer in dan mensen naar werk begeleiden, maar mensen helpen bij hun integratie in de arbeidsmarkt maakt er wel een belangrijk onderdeel van uit.

Om statushouders te ondersteunen bij hun integratie én het vinden van een betaalde baan, moet het gemeentebeleid drie prioriteiten stellen. Ten eerste moet het beleid maatschappelijke initiatieven en activiteiten ondersteunen die netvorming stimuleren. Dat is overigens niet alleen goed voor statushouders, het kan ook de eenzaamheid in de samenleving terugdringen.

Ten tweede moeten gemeenten statushouders ondersteunen om nieuwe netwerken te benutten. Dit kan door netwerklessen aan te bieden tijdens de inburgering. Statushouders leren dan de moed op te brengen om mensen in hun omgeving aan te spreken, om ze te laten weten dat ze op zoek zijn naar werk.

En ten slotte moeten gemeenten stimuleren dat werkbedrijven hun netwerken onder werkgevers uitbreiden en versterken, om een goede match tussen de kennis, talenten en ervaringen van statushouders en de vraag naar arbeid tot stand te brengen.

Als gemeenten hun beleid afstemmen op deze drie prioriteiten, hoeft straks misschien niet weer te worden vastgesteld dat 7 van de 10 statushouders geen werk vinden, en dat de 3 die dat wel doen alleen kleine en kortlopende contracten krijgen aangeboden.

Lin McDevitt-Pugh is netwerkexpert en auteur van een boek over netwerken.

 

Foto: EKATERINA BOLOVTSOVA via Pexels