Er komen steeds meer ervaringswerkers in het sociale domein, vooral op vrijwillige basis. Jammer genoeg stagneert het aantal betaalde ervaringswerkers, maar dat zal een kwestie van tijd zijn. Zij werken op tal van terreinen zoals armoede en schulden, geweld in huis, verslaving en sociale uitsluiting. Vooralsnog werken ze vooral in het primaire proces, dus in het contact met burgers of klanten. Er is erkenning voor de meerwaarde van de ervaringswerkers en waardering voor hoe zij contacten met klanten veranderen door, kort gezegd, de systeemwereld beter te laten aansluiten bij de leefwereld. En omgekeerd. So far so good.
Maar tussen ervaringswerkers en professionals, tussen ervaringskennis en professionele kennis, bestaan ook wezenlijke verschillen die in de praktijk danig kunnen opspelen. Die kwesties moeten geadresseerd worden om te voorkomen dat het uitloopt op onnodige strijd en conflicten. Een paar van die verschillen (niet allemaal) noem ik.
Waar of bruikbaar?
In ervaringsliteratuur wordt nogal eens beschreven dat theoretische kennis over een probleem afstand schept tussen de professional en zijn klant. De professional leert in een jarenlange opleiding om door een ‘omgekeerde verrekijker’ naar mensen te kijken waarbij de theorie als een raster functioneert om te herkennen, in te delen en te begrijpen. Het bedoelde gevolg is dat de professional aan die objectieve, ware kennis vasthoudt en er in de praktijk mee werkt. Wat de professional weet is ‘waar’ en het subject, de klant verdwijnt als kennisbron naar de achtergrond.
Ervaringswerkers hebben geen ‘waarheidscriterium’ maar een ‘bruikbaarheidscriterium’, niet zij maar hun klanten bepalen of bepaalde ervaringskennis bruikbaar is. Dat kan strijdig zijn met wat de professional als juiste kennis ziet. Een ervaringswerker kan ermee leven als een klant een optie kiest die in de ogen van de professional verwerpelijk of fout is. De essentie van de ervaringswerker is: de klant stuurt. Dat vindt een professional niet altijd wenselijk. Het spreekt voor zich dat er dan herrie in de tent is, een testcase voor hoe de verhoudingen liggen.
Lineair versus circulair denken
Een ander verschil is dat professionals lineair denken, van a naar b. Je begint met een intake en het eindigt met een exitgesprek. Tussen beide liggen stappen die gezet moeten worden. Dat alles in de vorm van stroomschema’s en protocollen. Waarbij de professional bepaalt wanneer het moment gekomen is om het contact te beëindigen. Zo werkt de systeemwereld nu eenmaal, efficiënt en effectief, toch?
Ervaringswerkers daarentegen denken en werken circulair, zeker als het aanhangers zijn van het oorspronkelijke hersteldenken. Circulair werken wil zeggen dat er geen einddoel is, dat stappen omkeerbaar zij, dat het contact in principe niet beëindigd hoeft te worden. En dat er zijstappen naar links en rechts mogelijk zijn omwille van het redesign van het zelf, de kern van herstel.
Hoe je deze contraire manieren van denken in een model samenbrengt dat ritselt van de targets, caseloads en prestaties is, ook dat zal duidelijk zijn, geen sinecure.
Wel en niet gestandaardiseerd werken
Nog een ander belangrijk verschil betreft de legitimatie. Professionals heten niet voor niks zo. De definitie van professionalisering is dat de vakbekwaamheid redelijk gehomogeniseerd is. Dat wordt bewaakt door beroepsverenigingen, tuchtregelingen et cetera. Bij ervaringswerkers is dat niet zo. Enerzijds omdat zij ‘vrije ruimte’ opeisen om het onverwachte, het ongewone te doen en anderzijds omdat hun werk niet gestandaardiseerd is en het de vraag is of dat überhaupt moet gebeuren.
Daar zijn verschillende opvattingen over. Er is een stroming die dat pertinent niet wil en het als de bijl aan de wortel ziet en een stroming – waar ik toe behoor – die zegt dat je niet aan standaardisering ontkomt, ook niet aan externe toetsing, zeker niet als je een beroep op collectieve middelen doet. Nu is het zo, en dat kan wringen, dat de ervaringswerker vooralsnog ‘frei schwebend’ is en de professional gebonden.
Hoe ze hun werk zien en doen
Een laatste verschil dat ik wil noemen is dat samenwerken vereist dat je de eigen kennis, het eigen domein en de eigen taken expliciteert en die van de ander erkent. En daar zit hem een belangrijke kneep. Niet alleen bij de ervaringswerkers die daar grote moeite mee hebben – zet er vier bij elkaar en je krijgt vier verschillende opvattingen –, maar ook professionals verschillen zeer in hoe ze hun werk zien en doen. Zie bijvoorbeeld de discussie op deze site over politisering van het maatschappelijk werk. De variantie tussen wat ervaringswerkers doen en hoe ze zichzelf zien, is minstens even groot als bij professionals, ook al zijn daar meer kaders en codes.
Samenwerken veronderstelt dus voortdurend benoemen wat je doet en wat je wil. Professionals hebben daar hun eigen ‘gezaghebbend en sturend midden’ voor, ervaringswerkers niet. Voor ervaringswerkers dreigt dan meer dan voor professionals het risico dat niet zijzelf, maar financiers en werkgevers uitmaken wat zij doen. En dat zit niet lekker in collegiale verhoudingen.
Tot zover een paar hete hangijzers. Ze onder ogen zien en ermee aan de slag gaan, zou ik zeggen, een mooie agenda voor wie er serieus werk van wil maken. Dan gloort er uiteindelijk hoop en kan je oprecht zeggen: ‘Ich bin wie du’.
Ed van Hoorn werkt als zelfstandig onderzoeker voor adviesorganen, kennisorganisaties en overheden. Hij is betrokken bij projecten van Movisie over de ontwikkeling van het ervaringswerk.
Foto: Sebastian Herrmann via Unsplash