20 jaar trouwen voor iedereen: de kracht van de wet

Vandaag is het twintig jaar een feit in Nederland dat je mag trouwen met wie je wil. Dat is niet alleen gunstig geweest voor lesbische, homo- of bi-personen die graag willen trouwen, maar heeft waarschijnlijk ook de discriminatie van deze groep verminderd.

Nederland had op 1 april 2001 de primeur: het huwelijk werd opengesteld voor paren van gelijk geslacht. In de Verenigde Staten duurde het langer voordat ‘marriage equality’ was bereikt en ging dit in eerste instantie per staat. Onderzoekers Flores en Barclay (2016) stelden vast dat de bevolking in staten waar marriage equality een feit was geworden, positiever waren ten aanzien van homoseksuele mensen dan in staten waarin dat (nog) niet het geval was. Zelfs onbewuste (impliciete) vooroordelen ten aanzien van homoseksuelen werden minder in staten waar marriage equality werd ingevoerd (Ofsu et al. 2019).

Ook in Europa zien we positieve veranderingen bij de invoering van wetgeving die de positie van koppels van gelijk geslacht heeft verbeterd. In een onderzoek waarin 30 Europese landen onder de loep werden genomen was te zien dat de wettelijke erkenning van relaties tussen paren van gelijk geslacht gepaard ging met significante verbeteringen in de houding ten aanzien van homo- en biseksuele personen. Deze verandering van houding ontstond pas nádat het beleid was aangenomen (Aksoy, Carpen-ter, De Haas & Tran, 2020).

Nederland is ook meegenomen in het bovenstaande onderzoek, maar in Nederland zelf is er niet op deze manier onderzoek gedaan naar de gevolgen van de openstelling van het huwelijk. Wel zien we dat de acceptatie van homoseksuelen en biseksuelen in ons land blijft stijgen (zie SCP onderzoek). Ook worden de verschillen steeds kleiner tussen bijvoorbeeld religieuze en niet-religieuze groepen; ook religieuze Nederlanders worden dus steeds positiever over homo- en biseksuele personen (zie dit zelfde SCP onderzoek). Al met al lijkt wereldwijd de ‘huwelijksgelijkheid’, de houding van heteroseksuele mensen ten aanzien van homo- en biseksuele mensen verbeterd.

Wetten stellen sociale normen

Een verklaring hiervoor is dat wetten invloed hebben op sociale normen: ze geven een signaal af van wat normaal en niet normaal wordt gevonden in een samenleving. En de sociale normen die we waarnemen, zijn cruciaal voor ons gedrag. De meeste mensen stelen geen brood als ze in de supermarkt staan: niet omdat ze bang zijn opgepakt te worden maar vooral omdat ze weten dat ‘dit niet hoort’, en de meeste mensen dit afkeuren. Mensen gedragen zich namelijk graag zoals de rest het ook doet en zoals men denkt dat ‘het hoort’[1].

Door de openstelling van het huwelijk veranderen sociale normen: uit een onderzoek van Tankard en Paluck  uit 2017 in de V.S. bleek het dat toen marriage equality in het hele land bereikt was, dit tot gevolg had dat meer mensen dachten dat meer Amerikanen de openstelling van het huwelijk onderschreven. Hun perceptie van de sociale norm was dus veranderd. Wetten kunnen op deze manier een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van discriminatie.

Verbod op discriminatie heeft effect op sociale normen

Niet alleen wetten die zorgen voor meer gelijkheid zoals bij marriage equality maar ook wetten die discriminatie expliciet verbieden, kunnen effect hebben op de sociale normen in een samenleving. Bijvoorbeeld: in een experimentele studie van Barron en Hebl (2013) is onderzocht of HR-medewerkers homoseksuele sollicitanten minder gaan discrimineren als zij denken dat dit verboden is bij de wet; dat bleek inderdaad het geval. En na de invoering van wetten die discriminatie op grond van huidskleur strafbaar stelden in de jaren zestig in de Verenigde Staten, nam de discriminatie van Afro-Amerikanen af (Donohue & Heckman, 1991).  In een review van Hebl (et al., 2016) wordt dan ook geconcludeerd dat wetgeving waarin discriminatie wordt verboden, een belangrijk instrument is om discriminatie te verminderen. Dat geldt dus niet alleen op grond van seksuele voorkeur maar ook op andere gronden zoals afkomst of huidskleur[2].

Backlash?

Soms wordt gevreesd dat wetgeving die gericht is op gelijke rechten of het aanpakken van discriminatie, leidt tot een ‘backlash’. Bij groepen mensen die een sterke afkeer hebben van homo’s en biseksuele mensen (zoals orthodox religieuze groepen), zou wetgeving die de positie van homo- en biseksuelen verbetert, juist zorgen voor nog meer weerstand en afkeer, zo is de gedachte.

Maar dat blijkt in werkelijkheid vaak niet het geval. Onderzoekers Bishin, Hayes, Incantalupo en Smith (2016) vonden dat er bij deze groepen duidelijk geen sprake was van een ‘backlash effect’ naar aanleiding van de openstelling van het huwelijk. Terughoudend zijn in wetgeving omdat dit nog meer weerstand zou oproepen, lijkt dus niet terecht.

Symboolpolitiek?

Wetgeving tegen discriminatie of voor gelijke rechten wordt soms afgedaan als ‘symboolpolitiek’. Echter, een symbool kan juist grote impact hebben. Wanneer veel overheidsgebouwen en instanties op 1 april de regenboogvlag uithangen ter ere van het twintig jarig bestaan van onze ‘huwelijksgelijkheid’ wordt opnieuw een sociale norm neergezet: het laat aan mensen zien dat velen in dit land er trots op zijn dat wij als eerste landje op het idee kwamen dat gender niet relevant is voor het huwelijk. En die sociale norm heeft weer invloed op ons gedrag.

Laten we dus bij de aanpak van discriminatie, ook op andere terreinen en op andere discriminatiegronden, de kracht van wetgeving niet uit het oog verliezen maar juist inzetten.

Hanneke Felten is onderzoeker bij Movisie.

 

Noten:

[1] Zie het bekende Intervention Mapping boek over de invloed van de perceptie van sociale normen op gedrag

[2] In ons onderzoek naar hoe institutioneel racisme  aanpakken, dat binnenkort uitkomt gaan we hier dieper op in

 

Foto: Chrysostomos Galathris via Pexels