We hebben het de laatste tijd goed kunnen zien in de discussie over #MeToo: het relativeren van het slachtofferschap van seksueel geweld. Tegelijkertijd laat #MeToo krachtig zien dat er niets te relativeren valt. We hebben het over een veelvoorkomende vorm van geweld die terecht ook wel ‘seksueel machtsmisbruik’ is genoemd. Een vorm van geweld bovendien waarvan de slachtoffers in grote meerderheid vrouw zijn, en de daders in grote meerderheid man. Dat is geen toeval: gender, macht en ongelijkheid spelen een belangrijke rol bij intiem geweld. Om het aan te pakken moeten we die rol herkennen en adresseren.
Als samenleving verbinden we bepaalde betekenissen en verwachtingen aan man- en vrouw-zijn; ‘gender’ noemen we dat. Bekende voorbeelden zijn dat meisjes worden gewaardeerd als ze lief of rustig zijn, jongens als ze flink en stoer zijn; dat we vrouwen meer op zorgtaken aanspreken en mannen eerder op werk. Zo zijn er ontzettend veel verschillen tussen wat we mannelijk en vrouwelijk vinden. Dat soort betekenissen en verwachtingen is niet altijd onschuldig, er vloeien rolpatronen uit voort. Zo zorgen vrouwen bijvoorbeeld meer (voor kinderen, voor ouderen, voor zieken), zijn mannen vaker de belangrijkste kostwinner in het huishouden en staan ze aan het roer in grote bedrijven.
Verschillen in macht
Dat soort rolpatronen kan leiden tot verschillen in macht. Het duidelijkst is dat te zien aan financiële zelfstandigheid: mannen hebben die veel vaker dan vrouwen. In bedrijfsleven, overheid en politiek zitten mannen veel vaker op machtsposities dan vrouwen. Dat is een feit, sla de Emancipatiemonitor er maar op na: van de Nederlandse vrouwen is 54% economisch zelfstandig, tegenover 74% van de mannen. Van de hogere managementfuncties wordt 25% door vrouwen ingevuld, in de top van het bedrijfsleven is 19% vrouw, van de tien Tweede Kamerfracties wordt er één (kleine) geleid door een vrouw en van de zestien ministers (incl. premier) zijn er zes vrouw.
De #MeToo-discussie maakt pijnlijk zichtbaar waar dit soort stereotype verwachtingen, rolpatronen en machtsverschillen aan bijdraagt: een samenleving waarin seksisme, seksuele intimidatie en seksueel geweld, overwegend gepleegd door mannen tegen vrouwen, zó nadrukkelijk aanwezig zijn dat we het normaal vinden en dat vrouwen hun gedrag erop aanpassen. Een samenleving bovendien waarin veel van het gepleegde geweld door vrouwen zelf wordt weg gerelativeerd als relatief ‘onschuldig’; en waarin vrouwen die slachtoffer worden van ernstig seksueel geweld ook nog eens met schaamte en schuld kampen, als zouden ze het over zichzelf hebben afgeroepen.
Geweld meestal door de man
Ook bij huiselijk geweld zijn de meeste slachtoffers vrouw. Agressie binnenshuis wordt door zowel mannen als vrouwen gepleegd en ook het geweld door vrouwen kan ver gaan. Maar als het gaat om ernstig, fysiek, seksueel en herhaald (ex-)partnergeweld met hevige gevolgen voor de slachtoffers, dan worden vrouwen daar veel vaker slachtoffer van. De gevolgen zijn voor hen ook het ernstigst. De meeste plegers zijn man, ook van huiselijk geweld dat tegen mannen wordt gepleegd.
Ook zien we dat kinderen, die in gewelddadige gezinnen opgroeien, dit stereotype patroon uit hun jeugd in hun volwassenheid kopiëren: meisjes die in hun jeugd slachtoffer waren van kindermishandeling, worden later vaker slachtoffer van partnergeweld; jongens worden vaker pleger. Het erkennen van deze patronen is essentieel voor een effectieve aanpak van het probleem. Want deze patronen hangen duidelijk samen met hoe wij als samenleving naar man- en vrouw-zijn kijken, de verwachtingen en rolpatronen die daaruit voortvloeien, en de machtsverschillen waar dat toe kan leiden.
Gelijkheid is soms slechts een ideaal
Toch is het in de aanpak van huiselijk geweld lang niet altijd vanzelfsprekend om te kijken naar dit soort patronen. Gesprekken die wij de afgelopen jaren voerden met bij deze aanpak betrokken hulpverleners laten dat zien. We zijn zo gewend te denken dat vrouwen geëmancipeerd zijn en hun eigen keuzes maken, dat we niet goed weten wat we aan moeten met vrouwen die dat niet doen. We geloven zo sterk in het ideaal dat mannen en vrouwen elkaar als gelijke behandelen, dat we ons geen raad weten met mannen die geweld gebruiken om hun macht over vrouwen te laten gelden. Ook dat zien we terug in de #MeToo discussie, met name als het gaat over slachtofferschap: je hoeft toch geen slachtoffer te zijn, is dan de reactie. Je doet toch gewoon wat terug?
Dit impliceert dat slachtoffers een keuze hebben; ze kunnen ook nee zeggen en weglopen, is de redenatie. Het zaait ook twijfel, want ben je wel echt slachtoffer als je de keuze had om je te verzetten, maar dat niet hebt gedaan? Of: hoezo kom je hier twaalf jaar later pas mee, je had toch toen meteen aangifte kunnen doen? En nu we toch bezig zijn: had je eigenlijk niet ook zelf een aandeel in het gebeurde, en schuif je het nu af op een ander?
Gender leidt tot machtsverschillen
Nee. Bij deze slachtoffers is geen sprake van een keuze. Die is er niet omdat het geweld wordt gepleegd in een relatie waarin sprake is van machtsongelijkheid; omdat de slachtoffers zo gesocialiseerd zijn dat ze niet in staat zijn om assertief te reageren; omdat ze zich schamen omdat zij ook zelf geloven dat ze iets terug hadden kunnen doen; of omdat ze simpelweg de middelen niet hebben of zien om weg te gaan. Gender, en de machtsverschillen waar gender toe leidt, is daar een belangrijke reden voor. Een reden die we moeten erkennen en adresseren omdat het ons anders niet gaat lukken om dit geweld een halt toe te roepen. Het zou mooi zijn als de #MeToo-discussie ook daaraan zou bijdragen.
Katrien de Vaan is werkzaam bij Regioplan als onderzoeker en adviseur op het brede terrein van zorg en welzijn.
Zie ook het boek dat het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken op vrijdagmiddag 17 november presenteert over geweld tussen ouders en tegen kinderen.
Foto: Ed Schipul (Flickr Creative Commons)