Ook ongezondste mensen worden beter van vrijwilligerswerk

Word je van vrijwilligerswerk gezonder? Ja, ondervond de kersverse sociologe Riëtte Joosse. Vrijwilligers ervaren een betere gemoedstoestand, ontvangen meer sociale steun en dat verbetert hun eigenwaarde. Gek genoeg noemen vrijwilligers zelf wel zulke positieve ervaringen, maar noemen ze dat niet allemaal gezondheid.

De vrijwilligers, uitgerust in een Resto VanHarte-schort, drinken bij binnenkomst gezellig een kop koffie met elkaar. Na een praatje verdwijnen ze de keuken in, waar ze onder leiding van een professionele kok een driegangen-maaltijd bereiden. Elke vrijwilliger heeft zijn eigen taak tijdens de avond en waar nodig helpen de vrijwilligers elkaar.

Resto VanHarte heeft als doel om mensen uit hun sociaal isolement te halen door gezamenlijk te eten. De stichting omschrijft het zelf als: ‘Hét recept voor een betere buurt’. Om deze activiteit te doen slagen maken ze gebruik van veel vrijwilligers. Net als bij de deelnemers probeert de stichting ook onder vrijwilligers eenzaamheid tegen te gaan en deelname aan de maatschappij te stimuleren.

Afleiding door vrijwilligerswerk

Op basis van een literatuurstudie en dertien diepteinterviews met de vrijwilligers bij Resto VanHarte onderscheidde ik twee groepen. Een deel van de vrijwilligers ervaart een verbetering van zijn gezondheid dankzij vrijwilligerswerk. Zij dragen hiervoor verschillende verklaringen aan: meer sociale contacten, afleiding, een doel en meer zelfvertrouwen. Zoals bijvoorbeeld een vrijwilligster zegt:

‘Want ik heb natuurlijk geen familie, dan heb ik het gevoel, ik heb een nieuwe familie in de keuken.’

Vrijwilligerswerk kan ook afleiding van eigen problemen geven:

‘Anders ga je thuis denken van, korte tijd is mijn zus overleden plus mijn man. Dan ga je gewoon zitten denken. Als je hier bent tussen de mensen dan ben je bezig met mensen, praatje gewoon of je doet een praatje met ze. Het is een soort van afleiding.

Niet gezonder, wel een goed gevoel

Een grotere groep vrijwilligers ervaart echter geen verandering van hun gezondheid. Zij zeggen bijvoorbeeld altijd al gezond te zijn geweest. Niettemin benoemen ook deze vrijwilligers positieve ervaringen met vrijwilligerswerk. Soms is er wel verband met hun gezondheid. Zo vertelt een respondent die een dag in de week actief is als vrijwilliger:

‘Die ene dag in de week geeft wel weer wat structuur. Ik was toch een klein beetje structuurloos, een beetje lui geworden.’

Naast meer structuur spreken deze vrijwilligers ook over het goede gevoel dat vrijwilligerswerk hen oplevert, door iets te kunnen betekenen voor een ander. Dat geeft waardering en is goed voor het zelfvertrouwen:

‘Omdat ik nu toch onder de mensen ben en toch complimenten krijg van collega’s of van mensen: je bent een topper. Als ik die complimenten krijg dan denk ik van, kijk dat geeft een goed gevoel. En je denkt wat positiever over jezelf.’

Verklaringen van de verschillen

Hoe komt het nu dat de eerste groep wel een link legt tussen vrijwilligerswerk en hun gezondheid en de tweede groep respondenten niet?

Een mogelijke verklaring is dat de eerste groep zijn gezondheid negatiever beoordeelt. Daarnaast kampen al deze respondenten met psychische klachten. Bij de tweede groep is daar minder sprake van.

Daarnaast zou het verschil ook kunnen samenhangen met hoe respondenten de term gezondheid interpreteren. De tweede groep denkt dan mogelijk eerder aan lichamelijke klachten dan aan psychosociale problematiek (Leemrijse, Bakken en Schoenmakers, 2016).

Omgekeerd Mattheüseffect

Bij interventies kan er sprake zijn van een Mattheüseffect, zo laat een recent onderzoek zien van het AMC (Kruithof, Suurmond & Harting, 2017). Het Mattheüseffect houdt in dat degenen die al beter af zijn meer profiteren van de interventie dan degenen waar het minder mee gaat. In het geval van de interventie van Resto VanHarte zou dit betekenen dat degenen waarvan de gezondheid het ‘slechtste’ is ook het minst profiteren van de interventie.

Maar mijn onderzoek laat juist het omgekeerde zien, namelijk: degenen die hun gezondheid het negatiefst beoordelen ervaren de grootste vooruitgang. Er lijkt dus sprake te zijn van een omgekeerd Mattheüseffect. Waarschijnlijk vloeit dat voort uit de laagdrempeligheid van het initiatief en de uitgebreide begeleiding die het de vrijwilligers biedt.

Riëtte Joosse is in 2017 afgestudeerd als socioloog aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Dit artikel is gebaseerd op haar scriptie ‘Gezond door vrijwilligerswerk?’, die in opdracht van Movisie is uitgevoerd.

 

Referenties

Kruithof, K., Suurmond, J. & Harting, J. (2017). Sociaal Werk en Gezondheid: Kwalitatief Onderzoek Naar Netwerkinterventies Voor Kwetsbare Groepen. Amsterdam: AMC.

Leemrijse, C., Bakker, D. D., & Schoenmakers, T. (2016). Overvecht Gezond! Theoretische onderbouwing van de integrale aanpak 'krachtige basiszorg' in de Utrechtse wijk Overvecht. Utrecht: Nivel.

Foto: Partij van de Arbeid (Flickr Creative Commons)