Blokken of gokken: Wat loont meer?

Tienduizenden middelbare scholieren zweetten in mei op hun eindexamen. Daarnaast blokken duizenden studenten op de laatste tentamens van dit jaar. Sommigen slagen, anderen zakken en weer anderen mogen herkansen. Maar is de mogelijkheid tot herkansing wel een goed idee?

Vorig jaar publiceerde de Tilburgse hoogleraar Gezondheidseconomie Peter Kooreman online een artikel waarin hij het studiegedrag van studenten onder de loep nam.  (Economic Letters, 2013). In zijn bijdrage toont Kooreman met behulp van een wiskundig model aan dat de mogelijkheid van een hertentamen de kans op uiteindelijk slagen verhoogt, maar dat het tegelijkertijd de gemiddelde inzet van studenten sterk verlaagt. Vooral de calculerende, rationele student zou de herkansingsmogelijkheid aangrijpen om te proberen met minimale inspanning het eerste tentamen te halen. Hij zou het risico van een onvoldoende bij de eerste poging bewust nemen, wetende dat er altijd nog een tweede kans bestaat. Omdat sommige van deze studenten het eerste tentamen, ondanks hun minimale inzet , met het nodige geluk toch halen, heeft dit een inflatie van studieresultaten tot gevolg.

Universitair herkansingsbeleid puur gebaseerd op veronderstellingen 

Hoewel de conclusies van Kooreman logisch klinken is er vreemd genoeg tot dusverre geen onderzoek gedaan naar hoe een tweede kans het leergedrag en het maken van keuzes beïnvloedt. Er is weliswaar veel onderzoek gedaan waarbij mensen één keer gevraagd werd een bepaalde keuze te maken, maar er is nog nooit onderzocht of ze die keuze in het geval van een tweede kans ook zouden hebben gemaakt.

Nu is bekend dat mensen risico’s mijden in situaties waarin ze winst kunnen maken en risico’s nemen als verlies dreigt. Als ze moeten kiezen tussen een gegarandeerd aanbod van 50 euro en een iets minder zeker aanbod van 100 euro, zijn de meeste mensen geneigd om voor het eerste te kiezen om zo het risico te vermijden dat ze helemaal geen geld krijgen. Maar doen ze dat ook als ze weten dat er een herkansing is? Kiezen ze dan in eerste instantie ook voor die 50 zekere euro’s? Of gaan ze, wetende dat er nog een tweede kans is, voor de 100 minder zekere euro’s?  Intuïtief lijkt dat laatste aannemelijk, maar weten doen we het niet.

Het ontbreken van empirische data verklaart wellicht de grote variatie in het herkansingsbeleid aan de Nederlandse universiteiten. Neem bijvoorbeeld de psychologie-opleidingen: De opleidingen in Amsterdam,  Groningen, Leiden en Nijmegen hanteren hetzelfde systeem: als een student een tentamen niet haalt dan mag hij onbeperkt herkansen. De opleidingen in Rotterdam en Maastricht stellen wel grenzen: studenten mogen daar respectievelijk maar 4 of 2 hertentamens per jaar doen. De opleiding aan de Universiteit Utrecht gaat nog verder en heeft het hertentamen helemaal afgeschaft. Er bestaan met andere woorden grote verschillen tussen universiteiten als het gaat om herkansingsmogelijkheden, maar, heel opvallend, nergens is de praktijk gebaseerd op empirisch onderzoek waaruit blijkt dat hertentamens daadwerkelijk tot inflatie van studieresultaten leiden. Er is maar één onderzoek dat suggereert dat dit inderdaad zo zou kunnen zijn, maar dat komt uit Engeland en dateert van 20 jaar geleden.

Ook de slimme en vlijtige student heeft soms een tweede kans nodig

In Nederland kun je het herkansingsbeleid van de universiteiten omschrijven met de metafoor van een slag in de  lucht. Men heeft ideeën over hoe het beter zou kunnen, vervolgens worden deze ideeën zonder dat er empirisch bewijs voor is dat ze werken geïmplementeerd, en wordt er na verloop van tijd gekeken of de studieresultaten ten opzichte van het voorgaande jaar wel of niet zijn verbeterd. Hoe dit te veranderen? Aan de Rijks Universiteit Groningen zijn recent verschillende onderzoeken gestart die allerlei aspecten van studiegedrag, toetsing, en selectiebeleid binnen het universitaire onderwijs onder de loep nemen. Daarnaast zal er dit jaar een project starten dat specifiek kijkt naar de effecten van herkansingstentamens. Een eerste stap in dit project is om kennis te verzamelen over wat het met een persoon doet als hem een tweede kans wordt geboden en hoe dat zijn keuzes en  risicogedrag beïnvloedt. Met behulp van laboratoriumexperimenten gaan de onderzoekers proberen vast te stellen of de door Kooreman veronderstelde relatie tussen rationaliteit, geïnvesteerde studietijd en studieprestatie in de praktijk opgaat. Na validering van deze relatie zal het onderzoek zich richten op de herkansingsregelgeving. Hierbij zal de nadruk liggen op het onderzoeken van verschillende manieren om de nadelige effecten van herkansingstentamens tegen te gaan.

Zoals gezegd kan de combinatie van herkansing en calculerende student een negatief effect hebben op het behalen van leerdoelen. Immers, betrokkene gokt erop dat hij met relatief weinig inspanning een tentamen kan halen. En met een beetje geluk lukt hem dat ook nog. Hij kan daardoor verder met de opleiding, ondanks dat hij wellicht de benodigde kennis mist omdat hij niet alles even goed heeft bestudeerd.

Dat is fijn voor onze student maar een universiteit die zichzelf als wetenschappelijk instituut serieus neemt, bewaakt de kwaliteit van het onderwijs nauwlettend. En verandert desnoods zijn reglement ten aanzien van herkansingen, indien de resultaten van empirisch onderzoek daar aanleiding toe geven.

Mark Nieuwenstein is universitair docent psychologie aan de Rijks Universiteit Groningen.