COLUMN Gewoon verbieden

Een nooit verzadigde onderhandelingscultuur is ook doorgedrongen tot in het klaslokaal. Met het mobieltje als symbool van de moderne individualiteit als inzet, ziet Jos van der Lans.

Begin januari 2023 luidde een net gepensioneerde middelbareschooldocent, Titia Wittenberg, in de Volkskrant de alarmklok over mobieltjes in het klaslokaal. Daarover woedt in het voortgezet onderwijs (en wie weet ook al in de hogere regionen van het basisonderwijs) een heftig dispuut. De telefoons zijn volgens veel leerkrachten permanente stoorzenders ‒ weg ermee dus.

Hoe moeilijk kan dat zijn? Nou, heel moeilijk, aldus Titia Wittenberg. Om te beginnen zijn er docenten die de mobieltjes zijn gaan benutten als hulpmiddel bij de lessen. Werkt perfect: het is meteen muisstil in de klas. Maar daarmee is wel het hek van de dam, want de docent die de mobieltjes tot een onaangeraakt verblijf in de tas veroordeelt, moet een spervuur van tegenwerpingen doorstaan. Kan echt niet: leerlingen moeten bereikbaar zijn voor een tandartsafspraak of omdat hun moeder ziek is of omdat er een belangrijk pakket wordt bezorgd. Of ze komen met een koekje-van-eigen-deeg-argument: ‘Het nakijkboek staat erop, dat heb je er zelf voor ons opgezet.’

Wij laten ons niks zeggen

Het is een mooi voorbeeld van wat de socioloog Abram de Swaan in 1981 typeerde als de omslag van een bevels- naar een onderhandelingshuishouden. Gezag was niet gegeven met een hogere hiërarchische positie, maar moest worden verworven op basis van overtuigende argumenten. De Postbank verwoordde dat in 1996 nog eens treffend in een tv-reclame met een liedje dat prompt een hit werd. Vijftien miljoen mensen / op dat hele kleine stukje aarde / die schrijf je niet de wetten voor / die laat je in hun waarde. Teneur: wij laten ons niks zeggen.

Waarom trekken we niet gewoon een streep?

Het gevolg van deze omwenteling is dat wij in ons land, meer dan in de ons omringende landen (in Frankrijk zijn mobieltjes op school van staatswege gewoon verboden), extreem terughoudend zijn om maatregelen te nemen die raken aan de vrijheid van individuen. De eigen verantwoordelijkheid is een onaantastbaar leerstuk geworden. Verleiden, argumenteren, informeren, SIRE-campagnes ‒ alles beter dan verbieden. En als we dan toch met gedegen argumenten tot een verbod overgaan (roken in de horeca, diesels in de stad, cv-installaties op aardgas, vuurwerk), dan kondigen we dat minstens tien jaar van tevoren aan.

Deze nooit verzadigde onderhandelingscultuur is dus ook doorgedrongen tot in het klaslokaal, met het mobieltje als symbool van de moderne individualiteit als inzet. Dat ligt niet alleen aan de leerlingen; in onze hedendaagse onderhandelingssamenleving voelen leerkrachten zich niet meer geroepen om politieagent te spelen. Reden waarom de wetgever het dan maar moet doen, zo suggereerde Wittenberg aan het slot van haar betoog, waarna ze – typisch Nederlands – zelf de nodige beren op de weg zet. Willen ouders dat wel? Valt het wel te handhaven? Is er wetenschappelijk bewijs dat het slecht is?

Verbodsallergie

Zo gebeurt er dus niks. Of hooguit over tien jaar als er een hele generatie jongeren aan digi-stress, overprikkeldheid, rusteloosheid en concentratiearmoede teloor is gegaan. Er is op veel meer terreinen ‒ denk alleen maar aan het milieu ‒ meer dan genoeg urgentie om onze verbodsallergie ter discussie te stellen. Want wat is er – behalve modieuze bespiegelingen over de wonderen van het digitale leren – eigenlijk tegen om het onderwijs principieel als een ruimte te zien die gevrijwaard moet blijven van al die ongewenste invloeden die kennisoverdracht in de weg staan? Waarom zouden we een onderwijspraktijk die gestoeld is op een universum aan pedagogische kennis systematisch laten ondermijnen door een technologie die daar geen enkele boodschap aan heeft? Waarom trekken we niet gewoon een streep, zoals een handvol, voornamelijk christelijke, scholen in ons land heeft gedaan? Wat is individuele vrijheid waard als je een rijke cultuur verliest? Of de planeet ten onder ziet gaan?

(Ik begrijp dat alleen het CDA de mobieltjes op school wil verbieden. Ben ik nu ineens conservatief geworden?)

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist

Reacties op dit artikel (3)

  1. “Waarom zouden we een onderwijspraktijk die gestoeld is op een universum aan pedagogische kennis systematisch laten ondermijnen door een technologie die daar geen enkele boodschap aan heeft?”

    Pedagogische kennis laat zien dat veel gewenst leergedrag bij leerlingen pas bereikt wordt door het stellen van regels. Het behoort dan ook tot de verantwoordelijkheid van pedagogische instellingen deze verantwoordelijkheid te nemen.
    In mijn schoolperiode uit de jaren ’60 was het normaal en gebruikelijk ‘huisregels’ op school te hebben. Fietsen en roken op het schoolplein was verboden en eten en snoepen in het leslokaal ook. En de gemaakte rommel moest worden opgeruimd en dus geen afval op het schoolplein en klaslokaal.
    Het moet toch niet zo moeilijk zijn de mobiel uit de klas en schoolgebouw te weren omdat het daar niet thuis hoort. Bange pedagogen zijn vooral slechte pedagogen.

  2. Ik heb liever bange pedagogen dan pedagogen die hun geweldsprivileges inzetten om vast te houden aan een wereld die al lang niet meer bestaat. Wat een verbijsterende column is dit van een man die ooit links(ig) was maar nu partij kiest voor de onderdrukkers van jongeren die hen vooral laten leren wat ze nooit gebruiken en ze verbieden om te doen wat nu nodig is.
    En dan Frankrijk als voorbeeld noemen, een land waar zo’n beetje iedereen met trauma’s uit de middelbare school is gekomen.

  3. Het stellen van regels t.a.v. het bezit van mobiele telefoons op school lijkt mij niet bepaald een uiting van een ‘geweldprivilege door docenten. Klaas Mulder lijdt blijkbaar ook aan ‘verbodsallergie’ en denkt hiermee een goede woke opvoeder te zijn.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.