Staatssecretaris van Volksgezondheid Maarten van Ooijen maakt zich zorgen over onze jeugd. Niet om de toegenomen stress waaraan zij bloot staan, niet om hun angst voor de toekomst van onze planeet, hun zorgen over covid of over de vraag of zij ooit een zelfstandige woning gaan vinden, maar over het feit dat ze te veel gebruik zijn gaan maken van de jeugdzorg. Dat aantal is in 25 jaar gestegen van 1 op de 27 naar 1 op de 7, aldus een bericht van de NOS.
Ouders moeten maar duidelijk maken dat niet alles leuk is in het leven
Die ‘grenzeloze groei’ is niet te organiseren en niet te betalen, dat moeten we vooral niet willen, aldus Van Ooijen. Jeugdzorg moet er weer zijn voor kinderen die het écht nodig hebben, maar niet als ze een keertje minder goed slapen, eenzaam of gestrest zijn, zo stelt hij in het AD. Van Ooijen wil een maatschappelijke discussie starten over het enorme aantal jongeren met psychische problemen. Te veel kinderen krijgen nu te horen dat er iets mis is met ze.
Wonderlijk genoeg ben ik het met dit laatste eens. Te veel kinderen en jongeren krijgen nu te horen dat er iets mis is met ze. En er ís ook iets mis, ze zitten in de knel, ervaren stress, vallen uit. Genoeg reden tot zorg.
Jongeren als stroom vluchtelingen
Het is dus een uitstekend idee om een maatschappelijke discussie te starten, maar niet zoals Van Ooijen dat nu doet. Kinderen en jongeren met problemen worden door hem op dezelfde manier verbeeld als vluchtelingen, met hun ‘grenzeloze groei’. We moeten ze vooral opvangen in de eigen regio, oftewel ouders moeten maar duidelijk maken dat niet alles leuk is in het leven. Ze moeten niet te hoge verwachtingen koesteren en jongeren moeten hun heil zoeken in hun directe omgeving.
De staatssecretaris ziet behalve voor de ouders ook een rol voor sport- en muziekverenigingen, kerken en buurt- en inloophuizen. Zij bieden essentiële sociale verbanden in ontwikkeling en ondersteuning. Nog afgezien van het feit dat deze essentiële sociale verbanden juist de afgelopen decennia grotendeels zijn afgebroken, ontbreken daar domweg de kennis, mogelijkheden en ruimte voor hulpverlening. Het is gewoon de zoveelste variant van het idee van destijds minister Schippers om bij een depressie maar met de buurvrouw te gaan praten.
Ik zou er als ik hem was maar eens een avondje voor gaan zitten
Kortom, die maatschappelijke discussie van Van Ooijen slaat bij voorbaat al stuk op verkeerde aannamen: veeleisende ouders en hun watjes van kinderen die voor elk wissewasje hulp zoeken (uit onderzoek blijkt juist dat jongeren minder hulp zijn gaan zoeken) en onzinnige oplossingen (verdwenen jongerenwerk en buurthuizen). En dat voor iemand met een studie sociologie als achtergrond. Je zou er meer van verwachten. Gelukkig kan ik als huissocioloog van deze site wel wat handreikingen doen.
Wat zeggen de oude sociologen?
Zo stelde de socioloog C. Wright Mills in 1959 dat waar zovelen voor dezelfde problemen komen te staan, het tijd wordt om naar de samenhang van sociale ontwikkelingen te kijken en niet naar kenmerken van individuen.[1] Hij noemt dat sociologische verbeeldingskracht. En in Le Suicide liet de socioloog Emile Durkheim[2] zien hoe het aantal zelfmoorden in een samenleving iets zegt over hoe veilig individuen zich voelen of hoeveel perspectief ze ervaren, met andere woorden hoezeer het leiderschap van de overheid tekortschiet.
Zijn inzichten zijn nog steeds actueel: uit onderzoek bleek vorig jaar dat het aantal zelfmoorden onder jongeren tot 30 jaar met 15 procent was toegenomen. Dan moet je echt gaan kijken naar grotere oorzaken dan een verondersteld gebrek aan individueel incasseringsvermogen of ouders die hun kinderen te snel naar jeugdzorg sturen. Er is reden genoeg om ons af te vragen wat er achter de cijfers zit.
Veel ouders kunnen de muziekschool of sportclub helemaal niet betalen
Een gedegen overzicht van antwoordrichtingen kan de staatssecretaris al vinden in de bundel Jongeren en het zorgen voor hun morgen (2022), waarin maar liefst veertien adviesraden van de regering en het parlement hun licht laten schijnen over de huidige generatie jongeren, hun zorgen en hun toekomst. In deze bundel kan de staatssecretaris lezen waar jongeren zich zorgen over maken en onzeker over zijn: onderwijs, werk, huisvesting, een leefbare planeet, gezondheid, gelijke kansen. Bepaald geen kleinzielige thema’s. Ik zou er als ik hem was maar eens een avondje voor gaan zitten.
Stressvolle samenleving
De stress van jongeren is niet los te zien van andere stressoren in de samenleving. Zo neemt met name in eenoudergezinnen de armoede toe, wat natuurlijk ook hun kinderen treft. Ruim 209 duizend kinderen leefden in 2021 minstens een jaar onder de lage-inkomensgrens. Armoede leidt tot stress, niet alleen bij ouders, maar ook bij hun kinderen. En jammer voor de staatssecretaris: veel ouders kunnen de muziekschool of de sportclub helemaal niet betalen en door de huidige inflatie en gestegen energiekosten zijn dat steeds meer ouders.
Ook op school ervaren jongeren stress: ‘De huidige toetscultuur leidt tot een hijgerige ratrace, niet tot betere resultaten’, schrijft Aleid Truijens in de Volkskrant. Het verwijt dat ouders een te hoog schooladvies willen voor hun kind en het daarmee te veel onder druk zetten, is inmiddels al minstens tien jaar oud. Dat ouders hiermee een punt zouden hebben, ze willen immers toekomstkansen voor hun kind in een wereld die van competitie aan elkaar hangt, wordt meestal straal genegeerd.
Overigens willen ouders vooral dat hun kind op zijn plek zit, goed in zijn vel zit en dat het gezien wordt. Het is het onderwijs zelf dat hierin te rigide is (onder meer door te vroege selectie) en doorstroming lastig of onmogelijk maakt. Dit is het echte probleem. Het onderwijs produceert uitval en burn-out.
Precies deze reflex kenmerkt de armzaligheid van het jarenlange schaterbeleid van Rutte
En natuurlijk speelt corona een belangrijke rol in de huidige situatie van jongeren. Niet alleen door de eenzaamheid van de lockdowns en de stress rondom schoolwerk, maar mijns inziens ook door de angst om zichzelf, elkaar of andere dierbaren te besmetten en het gebrek aan coherent beleid op dit gebied.
Daarnaast heeft ook covid zelf impact: veel jongeren zijn langdurig ziek, hetgeen grotendeels nog onbegrepen of te weinig onderkend wordt. Mogelijk heeft een covid-infectie zelfs ook directe gevolgen voor de mentale gezondheid.
Wegkijken is beleid geworden
De problemen in de jeugdzorg zijn voor het grootste deel niet te wijten aan armoede, ouders of corona, maar aan jarenlang wanbeleid, decentralisaties en bezuinigingen. De gevolgen zijn steeds voorspeld, de veranderingen werden en worden desondanks doorgedrukt. En jeugdzorg krijgt ook steeds meer op haar bord geschoven. Vanuit de gedachte van preventie wordt er vaker gescreend, gesignaleerd en doorverwezen. School verwijst door en ook huisartsen worden aangemoedigd te signaleren. Een diagnose is vaak een voorwaarde om hoogstnoodzakelijke aanpassingen te krijgen, maar inmiddels lopen de wachtlijsten op tot bijna een jaar.
Terwijl het water de samenleving inmiddels aan de lippen staat, komt de staatssecretaris met onterechte verwijten. Dat steeds meer ouders hulp zoeken is het probleem geworden, niet dat steeds meer kinderen blijkbaar zodanig in de knel zitten dat ouders hulp gaan zoeken.
Deze reactie van de staatssecretaris is de zoveelste natte scheet die precies niemand helpt
De inmiddels klassieke reflex van onze regering(en) is om degenen die het probleem hebben, te zien als het probleem zelf. Dat zie je bij armoede, dat zie je steeds vaker bij ziekte en dat zie je nu bij de jeugdzorg. Precies deze reflex kenmerkt de armzaligheid van het jarenlange schaterbeleid van Rutte. Alles is verkocht, wegbezuinigd en uitgeknepen onder het motto meer markt, minder overheid. Als gevolg daarvan valt de samenleving uit elkaar. Maar dat is dan weer de schuld van de ouders die niet meer kunnen opvoeden.
We hebben politieke moed nodig
De oplossing is niet een strenger deurbeleid (hoe dan, op grond waarvan dan?) of de suggestie dat kinderen en hun ouders te vaak hulp zoeken. Alsof dat niet over vele schijven gaat, met veel te lange wachttijden. Alsof ouders echt voor elk ‘huiltje’ die enorme heisa aangaan. Ze hebben daar helemaal geen tijd voor, ze moeten immers meer gaan werken van hetzelfde kabinet, weet u nog? Deze reactie van de staatssecretaris is de zoveelste natte scheet die precies niemand helpt.
We hebben iemand nodig die het lef heeft om te zeggen dat de samenleving als geheel onder zware druk staat, die erkent dat kinderen daarvan de dupe worden en dat dat niet door hun ouders komt, maar door decennia van afbraakbeleid. Iemand die de jeugdzorg en het onderwijs repareert of ten minste de politieke moed heeft te erkennen dat de problemen het gevolg zijn van falend beleid en bezuinigingen. Iemand die weer naast ouders gaat staan en jongeren en hun zorgen serieus neemt. Pas dan kunnen we verder.
Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog.
Noten:
[1] C. Wright Mills (1959). The sociological imagination.
[2] Émile Durkheim (1897). Le Suicide: Étude de sociologie.