COLUMN Tijd voor de aangifte

Voor iets meer dan de helft van de Nederlanders was maart 2018 een verkiezingsmaand. Voor de rest is het, net als elk jaar, de maand waarin de belastingaangifte moet worden gedaan.

Ik wil het met u hebben over de relatie tussen belastingen en verkiezingen. Net als veel anderen maak ik me er zorgen over, dat de opkomst bij verkiezingen een scheef beeld laat zien. De lage opkomst bij verkiezingen is al vaak geanalyseerd. Lager opgeleiden blijven vaker thuis dan hoger opgeleiden. Op de kieslijsten staan meer hoger opgeleiden, meer stedelingen, meer alfa’s, het is al vaak benoemd.

Ik lees tussen de regels ook een heel andere ontwikkeling: de kandidaten komen steeds vaker uit een werkkring waarin overheidsgeld wordt uitgegeven, en de opkomst is veel hoger onder kiezers die afhankelijk zijn van publieke middelen dan onder mensen die hun inkomen in ‘de markt’ moeten verdienen.

Ik kan het niet helemaal bewijzen (gelukkig ben ik slechts een columnist), maar ik heb sterk het gevoel dat niet de betaler bepaalt, maar de ‘haler’ van publieke middelen. Dat mensen die leven ‘uit de schatkist’ oververtegenwoordigd zijn op de kieslijsten en in de bestuurlijke gremia zou een belangrijke reden voor de kloof tussen burger (die andere!) en politiek kunnen zijn. En het kan verklaren waarom publieke professionals vaak dingen doen die veel teveel geld kosten in verhouding tot de opbrengst.

Onze centen

Juist publieke professionals zouden zich er bewust van moeten zijn, hoezeer belastingen en verkiezingen met elkaar samenhangen. Middels verkiezingen wordt bepaald, welke partijen en personen de verantwoordelijkheid krijgen over de machtsmonopolies van de overheid. Klassieke sociologen als Weber en Elias leerden ons, dat de overheid twee monopolies heeft, die elkaar veronderstellen: het geweldsmonopolie en het belastingmonopolie. Zonder belasting, geen geweldsinstanties; en zonder geweld(sdreiging) geen belastingbetaling..

Een van de voornaamste rechten van politici is, dat ze mogen bepalen waaraan onze centen worden uitgegeven. De gemeenteraad heeft het Begrotingsrecht, het parlement Budgetrecht.

Met andere woorden: in verkiezingstijd wordt bepaald, wiens geld aan wie wordt uitgegeven. We kiezen de ‘bepalers’, die de bijdragen van de ‘betalers’ verdelen. Een deel gaat terug naar de betalers, in de vorm van aftrekposten en subsidies. En een deel gaat naar de groep die ik, gewoon omdat het rijmt, maar eventjes de ‘halers’ zal noemen. Ik ben er zelf één, dus vergeet alle negatieve connotaties. Halers moeten er iets voor doen, het zijn niet de ‘zakkenvullers’ waar Jan Publiek ze voor houdt. Maar dat neemt niet weg, dat er wel goed gevulde zakken van eigenaar verwisselen. En de politiek bepaalt wie haalt en wie betaalt.

Per saldo

Toen ik nog volledig in loondienst werkte werden mijn inkomsten automatisch belast. Als publieke loonslaaf boeide het me niet zo dat er op mijn loonstrookjes een bruto- en een nettobedrag stonden. Eens per jaar mocht ik kijken of ik nog iets terugkreeg, wat meestal zo was. Vadertje Staat beloonde me elk jaar weer voor het privilege van een koopwoning en was bereid een deel van mijn donaties aan goede doelen voor zijn rekening te nemen. Blauwe enveloppen brachten vooral cadeautjes.

In mijn parttime functie als docent is dat nog steeds zo. Maar mijn zzp-ende alter ego ervaart de belastingen heel anders. Per saldo moet er altijd weer een flink bedrag worden overgemaakt. Net als de gemiddelde Nederlander betaal ik 32 cent belastingen over elke euro die ik verdien, en voor ondernemers is dat echt geld, dat actief moet worden overgemaakt naar de Belastingdienst. Deze column gaat er niet over of dat erg is. Ik mag niet klagen, ik houd genoeg over en ben per saldo nog steeds een ‘haler’. Maar we mogen er best even bij stil staan dat er alleen iets te halen valt, als anderen per saldo meer betalen dan ze krijgen.

Hoeveel Natasja’s kost een Klaas?

Iedereen die publiek geld uitgeeft zou zich moeten afvragen waar dat geld vandaan komt, en of dat ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt. In het verleden heb ik veel geschreven over de onfrisse herkomst van grote delen van onze overheidsfinanciën; maar laten we ons vandaag alleen maar eens richten op de gewone, hardwerkende mensen die meer betalen dan ze krijgen en daarmee ons werk mogelijk maken. Mensen zoals Natasja, eigenaar van een kapsalon.

Ik heb eens samen met een klas uitgerekend hoeveel Natasja’s een Klaas kost: hoeveel modaal verdienende Nederlanders moeten samen al hun jaarlijkse belastingen (inkomstenbelasting en btw) bijeenleggen om één fulltime docent in het Hbo te betalen? We kwamen uit op drie-en-een-halve Modale JaarBelasting per fte hoogopgeleid publiek. De MoJaBe lijkt me sowieso wel een mooi kengetal voor publieke verantwoording: ‘Hoeveel MoJaBe’s zijn geïnvesteerd in dit proefschrift, hoeveel mensen hebben het gelezen, en was het ons – en hun - dit waard?’

Maar nu het probleem: Natasja’s gaat steeds vaker niet stemmen. Klazen wel.

Publiek en politiek

Op de kieslijsten staan overwegend mensen die hun sporen (en hun inkomen) hebben verdiend in publieke functies of bij organisaties die opdrachten van de overheid krijgen. De meeste politici hebben een verleden als ‘haler’ en zullen na hun politieke carrière ook weer in dienst treden van een organisatie waar per saldo minder belastinggeld wordt betaald dan uitgegeven.

Hoogopgeleiden werken vaker in een publieke of publiek gefinancierde organisatie dan in het bedrijfsleven. Volgens onderzoek door Joost Berkhout is maar een derde van de kandidaat-politici afkomstig uit het bedrijfsleven. Maar zelfs zij vertegenwoordigen niet alleen de ‘betalers’, want ook advocatenkantoren en onderzoeksbureaus sturen rekeningen naar de overheid. Het zou zomaar kunnen dat vijf van de zes Kamerleden al een leven lang leeft uit de schatkist, en dat ook min of meer normaal is gaan vinden.

Dat publiek betaalde professionals steeds meer de dienst uitmaken heeft gevolgen voor het publieke debat. Het zou ons te denken moeten geven dat er geen enkele politieke partij is die pleit voor een serieuze efficiency-slag in het onderwijs.

Ik heb eens durven opschrijven dat er moeiteloos 8 miljard euro te besparen zou zijn door een paar fundamentele vragen te stellen bij de inrichting, de inhoud, het bereik en de timing van ons basis- en voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Maar aangezien de bepalers voornamelijk gekozen worden door de halers durft niemand te vragen of de betalers wel waar voor hun geld krijgen. En of het niet een beetje minder kan …

De nieuwste vrijgestelden

De dominantie van belastinghalers in het publieke domein schaadt het vertrouwen van ‘de anderen’ in de politiek, maar heeft ook ernstige gevolgen voor de kwaliteit van publieke organisaties zelf. In 1977 schreef Bert Vuijsje een nog steeds verrassend actueel boekje over gesubsidieerde professionals die hun eigen takenpakket mochten bepalen: de nieuwe vrijgestelden. Vuijsje schreef over sociaal werkers, maar veertig jaar later zien we dat ‘hobby-gestuurd’ werken usance is geworden in hele beroepsgroepen in het publieke domein.

‘Zelfsturend werken’ heet dat dan; en dat we dat doen met geld van een ander is zelden een issue. In onze teamvergaderingen vragen we niet wat Natasja verwacht van de sociaal werkers die wij opleiden. En de politiek vraagt het ook steeds minder. Want niemand weet toch beter wat goed is voor de leerling en de samenleving dan de docent? Dus laat docenten ook maar zeggen waar de belastingen aan moeten worden uitgegeven!

In de gewone mensenwereld zouden we het heel normaal vinden als degenen die contributie betalen mogen beslissen waar dat geld aan wordt uitgegeven. Sterker nog, bij de gemiddelde korfbalclub of zangvereniging moeten de betaalde krachten zwijgen als de begroting wordt vastgesteld. Wat zou er gebeuren als het stemrecht zou worden voorbehouden aan degenen die per saldo meer in de schatkist stoppen dan eruit halen? Als niet de ‘publieken’ de dienst uitmaken, maar ‘het publiek’?

Verkiezingen gaan over belastingen. Leuker kunnen we die niet maken. Wel eerlijker.

Klaas Mulder is zelfstandig adviseur en docent aan de Hogeschool Utrecht.