COLUMN Het probleem is niet narcisme maar gratuit moraliseren

Hoogleraar klinische psychologie Jan Derksen schreef op deze site dat de kurk van onze identiteit op drift is geraakt, zodat ons narcisme niet meer wordt gedempt. Hij kreeg veel bijval, maar wekte ook weerstand, onder andere bij mij. Ik vraag me af: wat zie ik over het hoofd?

Laat ik beginnen met mijn weerstand. Het lijkt alsof Jan Derksen een uitgebreid lopend buffet van moraalpedagogen heeft bezocht. Bij de probleemstelling kiest hij een beetje Christopher Lasch (The culture of narcissism, 1978), een beetje Harry Kunneman (Voorbij het dikke-ik, 2005), waarbij hij stelt dat in veel maatschappelijke discussies de psychologische invalshoek ontbreekt. Hij vindt dat het narcisme in de ontwikkeling van kinderen niet meer wordt gedempt omdat de kurk van onze identiteit op drift is geraakt.

De traditionele dragers van onze identiteit zijn immers verdwenen: de samenleving is ontzuild, traditionele beroepen zijn verdwenen en baby’s moeten wennen aan zes verschillende verzorgers, zodat ze opgroeien tot, jawel, ‘wereldburgers die geboren worden in Amsterdam, een opleiding volgen in Berlijn, een stage lopen in Singapore, een partner ontmoeten in Kyoto en gaan werken in New York’. Deze onthechting leidt vervolgens tot een groeiende vraag naar ‘etiketten’ als ‘dyslexie, ADHD, hoogbegaafdheid, PTSS, autisme, NLD, borderline’, die de zoektocht naar identiteit moeten vervangen, en vervolgens door gulle psychologen en psychiaters vlot verschaft worden.

Derksen bepleit een ruim bevallingsverlof voor beide ouders, maar zoekt het ook hier bij moraalpedagogen: er moet volgens hem een stevige gezinspedagogiek komen, met normen, waarden en regels (Theodore Dalrymple, Our culture, 2005), en vooral niet teveel bescherming - hierin klinkt duidelijk Furedi’s waarschuwing tegen helicopterouders door (Paranoid Parenting, 2001). Hij verwijst ook nog even naar Kant en Rousseau die het gezond vonden als kinderen ‘builen en schrammen’ zouden oplopen.

Maar klopt het wel?

Mijn bezwaar tegen Derksen geldt eerst en vooral het gebrek aan interne samenhang en wetenschappelijke (onderzoek, cijfers!) onderbouwing van zijn verhaal. De verzuiling van de jaren vijftig is er inderdaad niet meer, maar ondertussen noemt nog steeds de helft van de Nederlanders zich kerkelijk of religieus en spelen juist in Nederland de grootouders een belangrijke rol in de kinderopvang. Dit laatste is zowel een aanwijzing voor sterke familiebanden als voor een verbinding met de cultuur van twee generaties terug.

Om dan te stellen dat ‘onze kinderen niet meer worden ingevoegd in een ideologie’ gaat wel heel ver. Uit onderzoek blijkt bovendien dat ouders in Nederland het verrassend eens zijn over opvoedingsdoelen (wat wel degelijk op een ideologische consensus wijst): de top 5 wordt gevormd door verantwoordelijkheidsgevoel hebben, opkomen voor jezelf, rekening houden met anderen, respect hebben voor ouderen en het hebben van goede manieren. Cijfers over gehechtheid van Nederlandse kinderen zijn er niet, maar volgens pedagoog Micha de Winter blijkt uit onderzoek van Unicef dat ‘Nederlandse kinderen zeer tevreden zijn over hun ouders, school en dat ze het gevoel hebben dat ernaar ze wordt geluisterd’. Daarbij sluit volgens hem juist de Nederlandse autoritatieve opvoeding aan: opvoeden met gezag, ruime én grenzen, het beste aan bij een open democratische samenleving.

Nederlandse kinderen zijn geen wereldburgers

Nederlandse kinderen zijn ook beslist niet de wereldburgers die Derksen schetst. De door hem geschetste kosmopolitische levensloop is een hoge uitzondering: weliswaar volgt 20 procent van de hbo’ers een studie of stage in het buitenland, maar 80 procent dus niet. Daarbij leidt onveilige hechting vooral tot gedragsproblemen en niet zo gauw tot (internationaal) studiesucces.

Echt onderzoek naar overbeschermende ouders (om hoeveel procent gaat het) ontbreekt (schreef ik al eerder) maar dat weerhoudt Derksen er niet van te suggereren dat ouders collectief hun kinderen voor tegenslag willen behoeden en zo bijdragen aan hun narcisme.

Voor zover er inderdaad sprake is van overbeschermende ouders, wordt dit eerder veroorzaakt wordt door een gebrek aan ondersteuning in de samenleving en door een stevig wantrouwen jegens ouders: zodra je met je kind bij de Eerste Hulp zit, treedt het protocol kindermishandeling in werking (schreef ik hier). Kinderen mógen geen butsen en builen meer oplopen, juist omdat ouders het niet goed kunnen doen.

Zelfs Derksen verwijt ze in één adem afwezigheid (werkende moeders, verschillende verzorgers) en overbescherming. En zodra ouders met het oog op de toekomst hun kind de beste begeleiding gunnen, zijn ze uit op een ‘etiketje’ - je zult maar patiënt van Derksen zijn!

Narcisme is geen bijverschijnsel maar een voorwaarde

Wat overblijft van Derksens verhaal is een moreel betoog: de samenleving is in verval, ouders doen het niet goed en het gevolg is een individueel tekort, het groeiende narcisme. En dat is waarschijnlijk de reden waarom zoveel mensen instemmen met Derksen.

Want ontegenzeggelijk verkeren we in tijden van grote maatschappelijke veranderingen, waarin hoge eisen worden gesteld aan het individu. Narcisme is niet zozeer een bijverschijnsel, als een voorwaarde geworden: we moéten aan onszelf werken, we moeten assertief zijn, verantwoordelijk kiezen, consumeren, uitblinken, netwerken, slank en mooi zijn. In deze neoliberale meritocratie hebben de grootste narcisten zelfs de meeste macht. Kijk maar naar Trump, zou ik zeggen.

En natuurlijk geeft dit gevoelens van ongenoegen: over de narcistische ander, soms zelfs over jezelf. En gevoelens van leegte en angst: de oude sociale zekerheden en vangnetten verdwijnen, iedereen om je heen gaat op in de rat race óf zit thuis met een burn-out of depressie, en de solidariteit met de verliezers van de samenleving heeft plaatsgemaakt voor minachting (slachtoffergedrag, pamperen). Daar wil je niet bijhoren, daar wil je niet zijn.

De nieuwe dominees kunnen met holle retoriek het gat niet vullen

Wat Derksen doet is het duiden van verandering, ongenoegen en het bevestigen van schuldbesef. Daarmee voegt hij zich bij de ‘nieuwe dominees’, die ik eerder signaleerde: de opkomst van het christendom is (volgens de filosoof René Gude) mede te danken aan de sterke aantrekkingskracht en het gevoel van houvast van de begrippen schuld en zonde. In die zin zijn de huidige moraalpedagogen en -psychologen de dominees van deze tijd, die mensen richting geven in een onoverzichtelijke wereld, namelijk de zondige mens.

Daarmee stapt Derksen juist in de val van het neoliberalisme, waarin de samenleving wordt gereduceerd tot zelf kiezende – en dus zelf falende - individuen. Het probleem is niet, zoals hij beweert, dat er te weinig naar de psychologie wordt gekeken, maar juist dat er te weinig naar de maatschappelijke context wordt gekeken.

Wat we nodig hebben zijn wetenschappers die ons én onze verhouding tot de samenleving ondersteunen en niet gratuit moraliseren: hoe moeten ouders komen tot die ‘stevige gezinspedagogiek’? En is die echt wenselijk? Natuurlijk is een jaar ouderschapsverlof fijn voor ouders en kind, maar we zijn vér van een ondersteunende overheid die kijkt naar wat mensen nodig hebben om op te groeien en op te voeden. Holle retoriek kan dit gat niet vullen.

En trouwens, de vijf kinderen van Rousseau (18e eeuw) werden ondergebracht in weeshuizen. Daar zouden we tegenwoordig echt wat van vinden.

Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog.

Foto: Tom Simpson (Flickr Creative Commons)