COLUMN Historisch besef essentieel voor verdere academisering sociaal werk  

Emeritus lector Toby Witte laat zien dat er al lang gestreefd wordt naar academisering en professionalisering van sociaal werk. Nu is er dan eindelijk een ‘gewone’ leerstoel sociaal werk. Volgens Witte is meer nodig, namelijk toegepaste historische kennis.

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is vanaf 2022 bereid gebleken, via een stimuleringsprogramma, de komende jaren te investeren in professionalisering van sociaal werk. Eerder had de Gezondheidsraad, in 2014, de overheid erop gewezen dat een gedegen kennisbasis noodzakelijk is om het profiel en de deskundigheid van het sociaal werk op te vijzelen. De recente benoeming van een gewoon hoogleraar sociaal werk aan de Universiteit van Humanistiek, Thomas Kampen, is een bescheiden eerste stap om het sociaal werk een academische status te geven.

Oude wens

Wat we vergeten is dat het pad hiernaartoe allesbehalve geplaveid was. De wens tot verwetenschappelijking en academisering gaat behoorlijk terug in de tijd. Het in het leven roepen van een leerstoel sociaal werk is in zekere zin niet uniek.

Zo’n sociologenleerstoel zouden we nu in het kader van samenlevingsopbouw goed kunnen gebruiken

Er zijn nog steeds – en vooral waren – onder andere leerstoelen nauw verwant aan wat we sociaal werk noemen. Wie herinnert zich de inmiddels verdwenen leerstoel ‘wetenschappelijke grondslagen van het opbouwwerk’ aan de Erasmus Universiteit. Deze sociologenleerstoel startte in 1989, verdween in 2016, en werd onder meer bezet door Jan Willem Duyvendak.

Zo’n leerstoel zouden we nu in het kader van samenlevingsopbouw goed kunnen gebruiken. Toegegeven, deze leerstoel bleek destijds een weinig vruchtbare relatie tussen wetenschap en praktijk. Van lieverlee zong het onderzoek zich los van het opbouwwerk en was er ook op de universiteit geen plek om programmatisch aan kennisvermeerdering en praktijkevaluatie te werken.

Opkomst en teloorgang andragologie

Als het gaat om een academische – universitaire – status van het sociaal werk mogen we de opkomst van de andragologie in de jaren zestig en zeventig en haar uiteindelijke teloorgang niet vergeten. Een oplaaiende interne methoden-strijd speelde deze wetenschap parten. Het ging om de vraag, of beter gezegd het principe, of andragogische interventies zich uitsluitend dienden te richten op het helpen en begeleiden van individuen en groepen of zich primair breder – politiserend – dienden in te zetten op verandering van kwalijke maatschappelijke structuren.

Halverwege de jaren tachtig werd de andragologie de nek omgedraaid

Extern was er eveneens kritiek. Ook hier de moeilijk overbrugbare spanning tussen theorie en praktijk. De toentertijd bestaande sociale ‘academies’ – een term die alvast een voorschot nam op een eventuele zelfstandige academische status – waren niet gecharmeerd van deze op het welszijnswerk te theoretisch georiënteerde universitaire studierichting andragologie. Halverwege de jaren tachtig werd de andragologie de nek omgedraaid en door het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen uit het Academisch Statuut geschrapt. Achteraf gezien een gemiste kans?

Sociaalwetenschappelijke invalshoek Rotterdam

Maar we kunnen nog verder terugkijken. De vraag of sociaal werk een zelfstandige wetenschap is of behoorde te zijn, popte al vlak na de Tweede Wereldoorlog op. Het frustreerde een aantal toenmalige Scholen voor Maatschappelijk Werk – voorlopers van de sociale academies – dat er geen zelfstandige wetenschappelijke studierichting maatschappelijk werk aan universiteiten van de grond kwam.

De Hoogeschool-bestuurders meenden dat er geen ruimte was voor alleen onderwijs in vage maatschappijwetenschappen

In Rotterdam ontstond in 1946 daarom – let op de naamgeving! – een School voor Sociale Wetenschappen en Maatschappelijk Werk. Deze brede opleiding had ‘ten doel het bevorderen van de theoretisch en practisch beoefening van sociaal-economische wetenschappen en de opwekking tot het verrichten van maatschappelijk werk’ (Stadsarchief Rotterdam).

Die keus voor een sociaalwetenschappelijke invalshoek was bewust omdat aan de toenmalige Nederlandsche Economische Hoogeschool (NEH), voorloper van de Erasmus Universiteit, een sociale faculteit ontbrak. Echter, de bestuurders van de Hoogeschool meenden dat er geen ruimte was voor alleen onderwijs in vage maatschappijwetenschappen.

Marie Kamphuis

Het maatschappelijk (sociaal) werk werd vanuit de wetenschappelijke hoek gezien als een praktisch doevak. Enkele universiteiten, zoals die in Groningen, waren wel bereid tot lichte samenwerking. De opleidingscommissie van de Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werk meende in 1957 niettemin dat samenwerking noodzakelijk was en een gedeeltelijke integratie zelfs gewenst. Een belangrijke voorvechtster in deze was zeer zeker Marie Kamphuis (Van Batenburg-Resoort, 2013).

Afgestudeerden met een schooldiploma maatschappelijk werk moesten kunnen doorstromen naar wetenschappelijk niveau

Afgestudeerden met een schooldiploma maatschappelijk werk moesten kunnen doorstromen naar wetenschappelijk niveau en daarmee naar hogere functies op het terrein van beleid, bestuur en management. Op de achtergrond speelde mee dat met deze ‘status’-verhoging de opleiding aantrekkelijker kon worden voor mannen.

Vervlogen hoop

De hoop op een zelfstandige wetenschappelijke status of een gedeeltelijke integratie vervloog in de jaren zestig en zeventig. Niet alleen door verschil van opvatting over theorie en praktijk, een discussie die zowel met de universiteiten als tussen de sociale academies werd gevoerd.

Hoogleraar sociologie Jacques van Doorn sprak van wildgroei en onvoltooide professionalisering

Er was (en is) nog een ander probleem: het profiel van het sociaal werk won niet aan duidelijkheid door de veelheid aan leerrichtingen en specialisaties. Hoogleraar sociologie Jacques van Doorn sprak in 1961 van een wildgroei en onvoltooide professionalisering.

Oprichting van een Historisch Centrum Sociaal Werk

Ondertussen wordt ook gewerkt aan de oprichting van een historisch centrum sociaal werk bij de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW). Het ontsluiten van sociaal-werkarchieven is één van de doelen.

Het centrum zal wetenschappelijk onderzoek naar de geschiedenis van sociaal werk stimuleren. Het ontsluiten en openstellen van diverse sociaal-werkarchieven voor onderzoekers, professionals en studenten is een belangrijke taak en draagt bij aan de professionalisering en beroepsidentiteit van het sociaal werk. Bron: Vakblad Sociaal Werk, 11 september 2024.

Toch was het uiteindelijk niet het onderlinge gekissebis die de wens tot academisering ten onder deed gaan. Het was de Mammoetwet die vanaf 1968 de inrichting van het voortgezet onderwijs drastisch veranderde en de sociale academies rangschikte onder het hogere beroepsonderwijs. De kansen waren vanaf toen voorlopig verkeken.

Wetenschappelijke impuls

Ruim dertig jaar later, zo rond de eeuwwisseling, kwam de behoefte aan een onderbouwde kennisbasis en een duidelijk beroepsprofiel sociaal werk weer boven drijven. Waar het sociaal werk precies voor stond was onduidelijk en de afstand tussen de kennis in opleiding en praktijk was te groot. Van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de HBO-Raad (nu Vereniging Hogescholen) kregen lectoraten en hbo-masteropleidingen – een nieuw fenomeen in de wereld van het hoger beroepsonderwijs – de opdracht het onderwijs en de praktijk een wetenschappelijke impuls te geven en te vernieuwen door met praktijkonderzoek kennis van buiten naar binnen te halen en andersom. Dit versterkte ook de drang naar een kennisagenda en een gedegen beroepsprofiel sociaal werk, gerealiseerd in 2022.

Met een enkele ‘gewone’ leerstoel sociaal werk is de academisering en professionalisering nog lang niet rond

Mooi, maar terugkijkend is dit alles geen gelopen race geweest. Met een enkele ‘gewone’ leerstoel sociaal werk is de academisering en professionalisering nog lang niet rond en verzekerd voor de toekomst. Daar is het sociaal werk sowieso te complex en te omvangrijk voor. Een spanningsveld, een rode draad uit het verleden, is nog altijd het ervaren verschil tussen praktijk (uitvoering) en theorie (wetenschap en beleid). Leren van het verleden, toegepaste historische kennis, kan hierbij behulpzaam zijn en is eigenlijk onmisbaar.

Toby Witte is emeritus lector maatschappelijke zorg en sociaal beleid, publicist, commissielid jeugd (ZonMw) en voorstander van toegepaste historische kennis.

Bronnen

Stadsarchief Rotterdam. Archief (1133) van de Stichting voor Sociale Wetenschappen en Maatschappelijk Werk te Rotterdam.

Van Batenburg-Resoort, E. (2013). Grande dame van het social casework. Marie Kamphuis 1907-2004. SWP.

Reacties 1

  1. Dank, Toby Witte voor dit heldere overzicht.
    Met name het vraagstuk waarom sociaal werk zo sterk op het individu is gericht terwijl de structurele oorzaken van uitsluiting en achterstelling buiten beeld blijven roept om wetenschappelijke grondslag van sociaal werk. Zonder dat blijft sociaal werk sisyfusarbeid. En anderzijds theorie freischwebend.
    Ik deel uw mening dat goed kijken naar ervaringen in het verleden nodig is om vooruit te komen. Een stap achteruit om twee voorwaarts te kunnen zetten.
    Jan van Eeden, oud voorzitter Gradus Hendriksstichting

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *