De hervonden waarde van groepswerk

Vaker individuele hulpvragen verbinden met collectieve wijkvoorzieningen, is het devies voor buurt- en wijkteams. Dat is zeker zinvol, maar er zijn nog meer smaken bij collectieve hulpverlening dan ‘de buurt’. Een pleidooi voor differentiatie, kennisontwikkeling en training in groepswerk.

Collectieve vormen van hulpverlening, oftewel groepswerk, staan hoog op de agenda van beleidsmakers. Collectieve werkwijzen zijn volgens het ministerie van VWS vaak niet alleen efficiënter dan individuele hulpverlening, maar ook beter, omdat het mensen bij elkaar brengt.

Een voorbeeld van groepswerk is de Buurtcirkel in Rotterdam en Amsterdam. Mensen met een psychische kwetsbaarheid doen daar samen activiteiten, begeleid door een professional of een vrijwilliger. Ze kunnen zelf instappen of worden verwezen door hulpverleners. De gedachte is dat ze uiteindelijk doorstromen naar algemene buurtvoorzieningen.

Groepswerk differentiëren

Bij veel wijkteams domineert echter het individuele casework nog, wat steevast leidt tot oproepen om meer gebruik te maken van de ondersteunende kracht van wijkverbanden (zoals wandelclubs) en de mogelijkheden van buurtvoorzieningen (zoals inloopactiviteiten). Groepswerk in wijkverband of in de vorm van buurtvoorzieningen vormen ontegenzeggelijk een belangrijke vorm van groepswerk maar er is nog veel meer mogelijk. Daarom is het belangrijk om een bredere reflectie op groepswerk te bieden en het begrip groepswerk te differentiëren.

Groepswerk brengt mensen bijeen die – al dan niet tijdelijk – sociale kenmerken, ervaringen of belangen delen. Het was lange tijd een kernonderdeel van sociaal werk; een werkwijze waarbij ‘de positieve kanten van groepen optimaal benut en gestimuleerd worden’ door professionals, schrijft Marcel Spierts op de website Body of Knowledge Sociaal Werk. Hij constateert dat groepswerk momenteel echter geen kerncompetentie meer is in de beroepsprofielen van sociaal werk-opleidingen.

Effectieve interventies

Als we echter een quick scan uitvoeren op relevante databanken met effectieve interventies (Movisie, Nederlands Jeugd Instituut, Trimbosinstituut en Vilans), dan zien we een ander beeld. Van de hierin verzamelde effectieve dan wel goed beschreven interventies, bedraagt het aandeel van groepswerk in het sociaal werk grofweg 40 procent, in de jeugdzorg en in de ggz 50 procent en in de langdurige zorg 25 procent. In de sociale praktijk vindt er blijkbaar nog redelijk wat groepswerk plaats.

Een verkenning van de internationale literatuur onderstreept bovendien dat groepswerk effectief kan zijn voor individuen. Daarbij in acht genomen dat er een grote variatie van soorten groepswerk is en dat niet elk type groepswerk evenzeer onderzocht is op impact.

Om de verschillen in karakteristieken en effectiviteit voor deelnemers te kunnen analyseren, is het zinvol interventies voor groepswerk onder te brengen in een matrix. De ene as van deze matrix loopt van beslotenheid naar openheid, de andere van professionele regie naar professionele facilitering.

Besloten groepen

Besloten groepen hebben vaste leden, die samenkomen op een vaste tijd en plaats. Deelnemers hebben een overeenkomstige hulpvraag, zoals het omgaan met financiële problemen. Het meest onderzochte – en het vaakst als effectief bevonden – type groepswerk is de besloten groep onder professionele regie. Een professional biedt hierbij een vast programma aan. Voorbeelden zijn groepstherapieën, een budgetcursus voor mensen met schulden of een training voor ouders van kinderen met een gedragsstoornis.

Er zijn ook besloten groepen met hoogstens professionele facilitering, zoals lotgenoten- en zelfhulpgroepen. Hierbij is de rol van professionals bescheidener: zij stellen een ruimte beschikbaar of bieden lichte begeleiding, maar de groep bepaalt in sterke mate het inhoudelijke proces. Een effectief voorbeeld is WRAP, waarin mensen met een psychische kwetsbaarheid werken aan hun herstel, met procesbegeleiding door een ervaringsdeskundige.

Open groepen

In open groepen is deelname veel vrijblijvender. Mensen kunnen een paar keer meedoen en langskomen wanneer het ze uitkomt. Ook hier kunnen professionals de regie hebben, zoals in gestructureerde vrijetijdsbesteding en buurtsportwerk. Zo biedt Thuis op Straat sportactiviteiten in de buurt met duidelijke kaders zoals gebiedsregels. Dit heeft een bewezen positief effect op de emotionele en sociale ontwikkeling van kinderen.

Ten slotte zijn er open groepen met een lichte mate van professionele facilitering. De professional treedt hier op als verbinder, zoals in Welzijn op recept. Hulp- of zorgverleners verwijzen mensen door naar buurtactiviteiten of verenigingen, zoals sportverenigingen of het koffie-uur in de kerk. Professionals kunnen in dit geval ook een organisatorische rol hebben, zoals in een buurtmoestuin, of laagdrempelig aanwezig zijn, zoals jongerenwerkers bij hangplekken.

Groepswerk in de buurt meest zichtbaar

Vanuit het wijkgericht werken staan met name de open buurt- en wijkvoorzieningen, scherp op het netvlies. Amsterdamse buurtteamleden worden in trainingen bijvoorbeeld uitgedaagd om na te denken over welke collectieve laagdrempelige buurtvoorzieningen passen bij een case. En werkers in de sociale basis worden opgeroepen om buurtgroepen een zetje in de rug te geven. Ook op socialevraagstukken.nl zien we vooral aandacht voor het werken met buurtgroepen en collectieve voorzieningen in de buurt.

Met elkaar vormen voorzieningen zoals buurthuis, bieb en basketbalveld de sociale infrastructuur van wijken. Werken met groepen in algemene open ‘settings’ die niet voor een specifieke probleemgroep bedoeld zijn, heeft voordelen, bijvoorbeeld dat de ondersteuning vaak minder stigmatiserend is. Ook is de drempel om deel te nemen lager voor mensen die wars zijn van hulpverlening. Tegelijk zijn er ook complicerende factoren. Zo is er in open groepen een groot verloop en komen positieve interacties tussen deelnemers niet altijd tot stand. Door de kleinere rol voor de professional is er vaak weinig tijd voor begeleiding. Bovendien hebben community-organisaties eigen doelen en laten zij zich niet zomaar inzetten om hulp te bieden.

Onderzoeken en opleiden

Evaluatieonderzoek naar dergelijk groepswerk in open ‘settings’ staat nog in de kinderschoenen. Een recente studie van Sonneveld et al toont beginnende aanwijzingen voor de effectiviteit van jongerenwerk als vorm van open groepswerk in de buurt. Van belang is nu om verder uit te zoeken wanneer en voor wie deze open groepsinterventies met professionele facilitering effectief kunnen zijn. Wat zijn de mogelijkheden en condities? Hoe is het gesteld met de kwaliteit van collectieve voorzieningen in buurten? Is er  voldoende in geïnvesteerd? En voor wie werken open groepsinterventies juist niet? Dragen buurtmoestuinen bij aan armoedebestrijding? Et cetera.

Daarnaast is het goed om verder te kijken en de bredere range van soorten groepswerk te blijven gebruiken. Tussen casework en algemene wijkvoorziening zitten diverse typen groepsinterventies die kunnen dienen als tussenvoorziening en dus een structurele plaats verdienen in opleidingen voor sociaal werk. Professionals die competent zijn in het brede scala van groepswerk en thuis zijn in de dynamiek van groepen kunnen zo op de best passende manier aansluiten bij het individu en diens hulpvraag.

Lex Veldboer is lector Stedelijk Sociaal Werken  aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op de openingslezing ‘Individuele hulpvragen verbinden via buurthuis, bieb en basketbalveld. Hype of realistisch perspectief?’ Uitgesproken op de HvA-Conferentie ‘Collectief Werken’ op 27 mei.

 

Foto: Centre for Alternative Technology (Flickr Creative Commons)