Doe- of doei-democratie?

Zelfredzaamheid en zelf verantwoordelijkheid nemen zijn kernwaarden van de participatiesamenleving vandaag de dag. De burger moet zelf de maatschappelijke problemen aanpakken in plaats van te praten en protesteren. Maar slaan we niet een beetje door?

De gelijknamige nota van het ministerie van Binnenlandse Zaken uit 2013 beschrijft ‘doe-democratie’ als een nieuwe fase in de relatie tussen burger en overheid. Na de inspraak van de jaren ‘70 en de interactieve beleidsvorming van de jaren ‘90 gaat het in deze ‘derde generatie’ burgerparticipatie om zelf dingen doen. Dat hoeft volgens de nota niet langer ‘via de omweg van de volksvertegenwoordiging te geschieden’. Sterker, politiek en overheid moeten aansluiting zoeken bij actieve burgers, daarop vertrouwen en leren ‘los te laten’.

Fris perspectief, maar niet zonder risico’s

Dat is een fris participatieperspectief, maar democratisch gezien problematisch. In een juist verschenen studie over burgerparticipatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau gaan we op enkele risico’s in, onder meer aan de hand van ontwikkelingen in vijf gemeenten die voorop zouden lopen in de participatievernieuwing.

In de eerste plaats is er het risico dat de dwang om iets de doen democratische waarden als publieke betrokkenheid, debat en medezeggenschap bij voorbaat onder druk zet. Een aantal gemeenten besloot bijvoorbeeld vanwege geldgebrek de subsidiëring van een bibliotheek te stoppen, het zwembad te sluiten of te snijden in de financiering van de muziekschool. Burgers werden voor een voldongen feit geplaatst en hadden slechts de keuze tussen accepteren of particulier compenseren van verslechtering, als gevolg van overheidsbeleid. Daar is weinig democratisch aan. Zoals een inwoner van Berkelland het formuleerde: ‘Groenvoorziening. Als burger heb je de keuze of je zelf die boom snoeit of zij rooien de boom. Belachelijk.’

Participatiedwang om gaten in de gemeentebegroting te dichten, kan de participatie vergroten en die participatie op zijn beurt kan positieve sociale effecten hebben – met name meer gemeenschapszin, al of niet met de gemeente als gemeenschappelijke tegenpartij – maar het is geen goed recept voor de bevordering van politieke betrokkenheid. Sterker nog, en dat is het tweede risico, er dreigt eerder politiek cynisme door de discrepantie die wordt ervaren tussen de verwachte eigen verantwoordelijkheid en het gebrek aan verantwoordelijkheid en responsiviteit aan de kant van het bestuur.

Gemeenten winkelen selectief met burgerparticipatie

In een aantal gemeenten leefde onder de inwoners de nodige irritatie over kostbare projecten van de gemeente, zoals de bouw van een nieuw gemeentehuis na een gemeentelijke herindeling. De inwoners hadden het gevoel dat hun bemoeienis daarmee niet op prijs werd gesteld en dat de gemeente ‘selectief aan het winkelen was’ met burgerparticipatie. Opnieuw een bewoner uit Berkelland:  ‘Enerzijds doende met de bouw van een nieuw gemeentehuis, en anderzijds flink bezuinigen, dan daag je de mensen uit. Een uitdaging, maar niet bevorderlijk voor de lokale democratie en trouwens ook niet voor de participatiebereidheid.’

Het derde risico komt voort uit de principieel beperkte reikwijdte van de ‘doe-democratie’. Frustrerende ervaringen met de politieke realiteit van bureaucratie, conflicterende idealen, strijdige belangen en grootschalige afhankelijkheden trachten burgers te voorkomen door hun participatieactiviteiten te beperken tot de directe leefwereld. Deze keuze brengt echter met zich mee dat het vaak ook om kleine zaken gaat, zoals het onderhoud van buurtgroen en buurthuizen. Dure en onderling samenhangende voorzieningen voor onderwijs en zorg blijven buiten beschouwing, om maar te zwijgen over vraagstukken als de inkomensverdeling en Europese integratie. Die zijn te grootschalig en complex voor de doe-democratie, maar vormen wel bronnen van groot onbehagen over de politieke democratie. Op een of andere manier moet het gevoel van collectieve zeggenschap daarover versterkt worden. Dat zal niet eenvoudig zijn. Het komt in ieder geval niet goed als burgers zich alleen maar concentreren op zorgbehoevende buren en zwerfvuil in de straat.

Eenzijdige focus op doe-democratie vervreemdt burger van overheid

Een eenzijdige focus op de ‘doe-democratie’ waarin men mag meebeslissen door al of niet te handelen in de directe leefomgeving dreigt burgers op grotere afstand te zetten van de politieke besluitvorming en verder te vervreemden van overheidsbeleid. Gezien het vastlopen van grote democratische vernieuwingen (referenda) en bij gebrek aan eclatante successen van inspraak en beleidsbemoeienis in eerdere generaties burgerparticipatie is de behoefte om nu gewoon iets te (laten) ‘doen’ wel begrijpelijk, maar toch kortzichtig. Dit geldt niet alleen voor de nationale politiek, maar zeker op lokaal niveau, waar door decentralisaties in het sociale domein het takenpakket van gemeenten sterk wordt vergroot. Daarbij wordt de nodige burgerparticipatie in de zin van vrijwillige zorgactiviteiten ingecalculeerd, maar over de betrokkenheid van belanghebbenden bij de lokale prioriteitstelling en de verantwoording van beleid lijkt nog weinig te worden nagedacht.

Om te vermijden dat de doe-democratie verwordt tot een doei-democratie is het zaak om de betrokkenheid van burgers bij de politieke besluitvorming te vergroten en te streven naar betere vormen van publiek debat.

Anita Boele, Paul Dekker en Pepijn van Houwelinge zijn auteurs van 'Burgermacht op eigen kracht? Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie', Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl). Dit is een bewerking van een bijdrage die onder de titel ‘Participatie is gevaar voor de democratie’ verscheen in het Reformatorisch Dagblad.

 

Foto: Bas Bogers