De mediterrane landen hebben zwakke nationale kennis- en innovatiesystemen en geen sterke politieke instituties. In het verleden konden zij alleen concurreren door de pesetas, escudos, drachmes en lires eens in de zoveel tijd af te waarderen. Afwaardering van je munt maakt je export goedkoper en je import duurder. Dit brengt je handelsbalans weer richting evenwicht. Sinds hun toetreding tot de Eurozone kunnen deze landen niet meer afwaarderen. Hun importoverschotten nemen daardoor voortdurend toe, evenals, als spiegelbeeld, de exportoverschotten van vooral Duitsland en Nederland. Overigens heeft de Eurozone als geheel een vrij evenwichtige handelsbalans met de rest van de wereld. Dit betekent dat de Duitse en Nederlandse exportoverschotten nagenoeg gelijk zijn aan de importoverschotten in het Zuiden.
Mediterrane landen hebben betaald met papieren toezeggingen
Vereffening van import- en exportoverschotten gebeurt door handel in vermogenstitels zoals aandelen, onroerend goed of schuldtitels. De mediterrane landen hebben het leeuwendeel van hun importoverschotten ‘betaald’ met uitgifte van schuldtitels – papieren toezeggingen om later te betalen. Deze schuldtitels staan nu als ‘bezittingen’ op de balansen van onze banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Mochten ze op een dag niet meer opeisbaar blijken te zijn, dan hebben vooral de banken een groot probleem. Vandaar de we ‘de Grieken’ moeten helpen.
De Eurocrisis markeert het einde van een onhoudbaar economisch model: onze financiële instellingen hebben aan de Zuidelijke lidstaten voortdurend geld geleend, zodat zij onze exportoverschotten konden afnemen. Veel Duitsers en Nederlanders danken hun baan aan deze exportoverschotten. Helaas, het exportoverschot van een land is altijd het importoverschot van anderen. Als wij extra banen scheppen door een exportoverschot, dan gaan bij landen met importoverschotten banen verloren. Het is immoreel als de rijken stelen van de armen. Maar erger is de grote schuldenberg. Daarbij maakt het overigens niet zo veel uit wie de schulden maakte: de staat (in Griekenland en Italië), bouwindustrie en projectontwikkelaars (in Spanje of Ierland) of een rijke bovenlaag die luxe BMW’s of Porsche’s op de pof kocht (Portugal). Vast staat dat iemand in het land schulden moest maken.
De onzichtbare hand van de markt heeft gefaald
Schandalig is dat iedereen kon zien hoe de schuldenberg groeide, maar dat niemand zich eraan leek te storen. Het dominante marktfundamentalisme lijkt bij velen de ogen te hebben gesloten voor de mogelijkheid dat markten groots en (letterlijk) meeslepend kunnen falen. In een efficiënte markt zou bij een stijgende schuldenberg de rente moeten stijgen omdat geldschieters een hogere risicopremie in hun rentevoet verwerken. De stijgende rente zou dan vanzelf de schuldenopbouw remmen. Dit is aantoonbaar niet gebeurd: de ‘onzichtbare hand van de markt’ (Adam Smith) heeft gefaald! Liberale economen zwijgen hierover in alle talen. Men spreekt veel over landen met te veel schulden, maar bijna nooit over investeerders die lichtzinnig uitleenden en geen risicopremies eisten. Niet alleen hoog betaalde bankiers, maar ook Moody’s, Standard & Poor en Fitch zaten te slapen: tot in de week waarin de crisis losbarstte hadden de mediterrane landen nog keurige A-noteringen en lage rentes!
Zo kan men de Eurocrisis dus ook interpreteren: De mediterrane landen zijn slachtoffers van een agressieve exportstrategie van vooral Duitsland en Nederland – en van investeerders die in het wilde weg maar wat leenden. De natuurlijke oplossing zou zijn dat men de mediterrane landen in staat stelt om in plaats van importoverschotten in de toekomst exportoverschotten te realiseren. Met de opbrengsten van exportoverschotten zouden ze ook hun schulden kunnen afbetalen – wat in ieders belang is. Dit vraagt om macro-economische coördinatie op tenminste drie punten:
- De vakbeweging zou haar looneisen Europees moet afstemmen: loonmatiging in landen met importoverschotten; hoge looneisen in landen met exportoverschotten. Dit verslechtert de exportpositie van de overschotlanden en schept bovendien koopkracht, zodat de Zuidelijke lidstaten meer kans maken om hun exportproducten hier kwijt te kunnen. Mocht de Nederlandse vakbeweging toch weer voor loonmatiging kiezen (‘eigen werklozen eerst’), dan is dat contraproductief voor de oplossing van de crisis.
- De regeringen zouden een sterker system van ‘backing-up losers’ moeten opzetten: financiële transfers waarmee bijvoorbeeld de (kennis-)infrastructuur in de zwakkere landen verbetert. Er bestaat in de wereld geen muntunie waarin geen financiële transfers van rijk naar arm plaatsvinden.
- Harde afspraken dat Duitsers en Nederlanders zich leren gedragen. Men zou (liefst automatische) boetes moeten heffen op hun excessieve exportoverschotten. De opbrengsten uit de boetes zou men kunnen gebruiken voor structuurversterkende investeringen in het Zuiden.
Acht u deze drie punten ‘politiek onhaalbaar’? Dat is niet verrassend. Maar dit betekent dan wel dat de euro in zijn huidige vorm niet levensvatbaar is! Het is niet voldoende dat de euro door een Europese Centrale Bank competent gemanaged wordt. Goede afspraken over begrotingsbeleid zijn mooi meegenomen, maar evenmin voldoende. Een gemeenschappelijke munt moet ook door de burgers worden gedragen. Er moet een Europees ‘wij-gevoel’ achter staan. Dat ‘wij-gevoel’ moet zo sterk zijn dat bovenstaande drie punten serieus bespreekbaar zijn.
Mocht dat niet zo zijn, dan zal vroeger of later blijken dat een Euro met 17 landen niet meer houdbaar is. De sociaaleconomische tegenstellingen en politieke spanningen zullen te groot worden. In dit geval zou men, om grotere ellende te voorkomen, de Eurozone kunnen splitsen in een Noordelijke en Zuidelijke zone, met daartussen een flexibele wisselkoers. Dit zou het Europroject nog gedeeltelijk kunnen redden. Terugkijkend moeten we in ieder geval vaststellen dat de waarschuwingen van 70 Nederlandse economen (waaronder ondergetekende) in 1997 tegen invoering van de Euro niet van de lucht waren.[1]
Prof. Dr. Alfred Kleinknecht (TU Delft) is hoogleraar Economie van Innovatie aan de Technische Universiteit Delft. Hij is de enige econoom die ruim voor het uitbreken van de Eurocrisis waarschuwde voor een schuldencrisis in het Zuiden (in NRC van 22-4-08).
[1] G. Reuten, K. Vendrik & R. Went (red.): De prijs van de Euro, Amsterdam: Van Gennep, 1998.