Ze was twee jaar toen ze voor het eerst uit huis werd geplaatst. Tot haar vierde woonde ze in een groep en daarna wisselend wel en niet bij haar moeder. Die liet haar in de jaren die volgden keer op keer na een crisis opnemen bij het Leger des Heils. Na een tijdje beloofde moeder beterschap en dan kreeg ze haar kleine meid weer thuis. Ook de oudere broer van het meisje woonde in de opvang. Opa en oma hadden zich over haar jongere zus ontfermd. Volgens moeder lag alles aan de kinderen. En aan Bureau Jeugdzorg.
Zo kwam ze bij ons in het gezinshuis wonen, een professioneel opvoedgezin. Daar duurde het 3,5 jaar voor de rechter zich uitsprak voor een definitieve woonplek. Inmiddels was zij ruim elf jaar en in grote problemen. Onveilig gehecht, waardoor zij niemand kon vertrouwen. Teleurgesteld in de wereld, of beter gezegd oppositioneel tegen alles en iedereen. Niet in staat om op school te leren en zich thuis te laten opvoeden. Als zij volwassen zou zijn, zou ze de diagnose ‘antisociale persoonlijkheid’ krijgen. Getraumatiseerd was ze ook. Maar de ingeschakelde psychiatrische hulp gaf niet thuis: zonder stabiele basis beginnen wij er niet aan, zo veegden zij hun stoepje schoon.
Als een baby huilt, moet er een verzorger zijn
Als een baby huilt, moet er een verzorger zijn die in zijn behoeften voorziet. Reageert die verzorger niet (of soms wel en soms niet), dan leert het kind dat het er niet op kan vertrouwen dat er voor hem wordt gezorgd. Hij leert niet te vertrouwen op volwassenen en de wereld om zich heen. Dat vertaalt zich ook in gebrek aan vertrouwen in zichzelf: hij ervaart dat hij niet de moeite waard is. Een kind dat zich niet kan hechten aan een veilige, sensitieve opvoeder kan zich niet ontwikkelen tot een gezonde volwassene. Het hechten en het ontwikkelen kunnen niet in de wachtstand gezet worden; het kind hecht en ontwikkelt zich dus in onveilige omstandigheden. Een onveilige gehechtheid leidt tot grote problemen in het omgaan met zichzelf, anderen en de wereld. Deze bedreigde kinderen moeten zo snel mogelijk een vervangende verzorger krijgen waarmee ze wel een veilige gehechtheidsrelatie kunnen aangaan, een pleegouder dus.
Deze gehechtheidstheorie is internationaal onomstreden in pedagogen- en psychologenland, maar niet bij de Nederlandse kinderbeschermers. Pleegzorg, jeugdzorg en ook kinderrechters gaan er vaak vanuit dat het belang van het kind bestaat uit het herstellen van de gezinssituatie. Dat is de boventoon in de publieke opinie. Ook als er niets te herstellen valt, omdat moeder zelf nooit heeft geleerd zich veilig te hechten.
Een zorgwekkend aantal kinderen wordt rondgepompt in het systeem
Deze ervaring en die van andere kinderen bij ons in het gezinshuis, hebben wij beschreven in het boek Wie zorgt er dan voor mij? Wij hebben deze gang van zaken niet bij één, niet bij twee, maar bij de meerderheid van de kinderen waar wij voor zorgden, gezien. En niet alleen wij, ook collega’s van ons hadden die ervaring. Een zorgwekkend aantal kinderen wordt rondgepompt in het systeem. Jeugdzorg Nederland en Pleegzorg Nederland zeggen deze situatie niet te herkennen, wat alleen mogelijk is als zij de werkvloer niet kennen.
Het kind heeft een veilige opvoeder nodig, die er is om hulp, voeding, bescherming, veiligheid, leiding en liefde te geven. De eigen problemen van deze moeder waren te groot en zolang zij daar niet aan geholpen wilde of kon worden, veranderde er niets. Ook na oneindig trekken en sleuren van steeds weer nieuwe hulpverleners en gezinsvoogden bleek moeder niet in staat op te voeden. Het heeft haar kind in negen jaar een enorme ontwikkelingsachterstand gebracht.
Een kind dat door de kinderrechter uit huis wordt geplaatst, begint vaak aan een moeilijk traject. Tot 2015 moesten de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing jaarlijks door de kinderrechter verlengd worden. Dat gaf ouders die zich niet wilden neerleggen bij de beslissing de mogelijkheid om jaar na jaar hun gelijk bij de rechtbank te halen. Pijnlijke rituelen, waarbij de vraag was of er bij ouders sprake was van onwil of onmacht. Juridische en procedurele kwesties werden over het hoofd van het kind heen uitgevochten. Kinderen ouder dan twaalf jaar mochten dan iedere keer weer vertellen waarom ze weer bij mama en papa wilden wonen, want zoals we weten zijn kinderen loyaal aan hun ouders.
Schande: veilige gehechtheid nog steeds niet leidend in rechtszaken
Kinderen willen een gewoon kind zijn, dat gewoon thuis woont. Kinderen zijn meestal niet in staat te horen en te begrijpen dat het thuis helemaal niet pluis is. Dat het niet normaal is om geslagen, geschopt of misbruikt te worden. Dat ze geen aandacht en liefde krijgen, zal toch wel aan henzelf liggen? Helemaal niet zo vreemd, als je ziet dat ook volwassen vrouwen die door hun partner mishandeld worden, het vaak niet op kunnen brengen hun partner te verlaten.
Het recht hoort het belang van het kind centraal te stellen, zo staat het in het Internationale verdrag voor de rechten van het kind. Rechters die de smeekbeden van ouders en kinderen aanhoren, blijken dat vaak te vertalen in: het is dus in het belang van het kind om terug te gaan naar de ouders. Zij zouden beter moeten weten. Het belang van het kind is namelijk, een opvoeding te krijgen die is gericht op een veilige ontwikkeling. In opdracht van jeugdrechters zelf heeft de Leidse pedagoog Femmie Juffer in 2010 uitgebreid beschreven dat het belang van het kind één op één vertaald moet worden in het ontwikkelingsbelang van het kind. Dat een veilige gehechtheid nog steeds niet leidend is in rechtszaken, is een schande.
Relatief geruisloos zijn ook de maatregelen van kinderbescherming gewijzigd. Voortaan moet er een gegronde reden bestaan om de uithuisplaatsing na twee jaar te verlengen. Met het oog op het ontwikkelingsbelang van het kind kan de rechter eerder het gezag van de ouder(s) beëindigen en definitief het kind in zijn pleeggezin laten wonen. De kinderrechter kan ook al eerder het gezag van de ouder beëindigen, als het ontwikkelingsbelang van het kind dat vraagt. Dat begint erop te lijken.
Niemand heeft schuld aan de situatie
In de Verenigde Staten is dat al langer gebruikelijk. Als een kind daar twee jaar uit huis is geplaatst, vervalt automatisch het gezag van de ouders. Anders dan bij ons is de schuldvraag niet aan de orde. Het zou een zegen zijn voor onze kinderen als dat uitgangspunt werd overgenomen. In de jeugdzorg is het woord ‘ontschuldigen’ al lang gemeengoed. Niemand heeft schuld aan de situatie. Geen ouder is erop uit zijn kind te kwaad te doen. Kinderrechters moeten zich beperken tot de vraag: wat is in het (ontwikkelings-)belang van het kind? Een kind dat zich kan hechten aan een liefdevolle verzorger heeft betere ontwikkelingskansen dan wanneer hij afhankelijk is van een ouder die dat niet kan.
Nederland is hard toe aan een omslag. Het jeugdrecht maakte in het verleden - en in de praktijk tot aan de dag van vandaag – het recht van kinderen ondergeschikt aan het recht van de ouders. Dat kan en moet omgedraaid worden. De wet maakt dit mogelijk, maar in het eerste halfjaar is daar nog niets van te zien. De praktijk vraagt om moedige jeugdwerkers en kinderrechters.
Marga Ganzevles en Rob de Blok zijn ervaren gezinshuisouders en auteurs van het boek Wie zorgt er dan voor mij? Een veilige toekomst voor kinderen in de jeugdzorg.