Afgelopen zomer wezen minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher en de Engelse publicist David Goodhart in een ingezonden stuk in de Volkskrant en de Britse krant The Independent op de negatieve gevolgen van het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie (EU). Ze schreven onder meer dat de laagopgeleide burgers in Nederland en de andere rijkere EU-landen het op de arbeidsmarkt vaak afleggen tegen immigranten uit Oost-Europa. Die verdringing zou een ontregelend effect hebben op de samenleving. Asscher en Goodhart pleitten daarom voor een migratieregeling waar zowel de migrant als laagopgeleide Nederlander baat bij heeft.
Voor het idee van Asscher en Goodhart zijn maar weinig handen op elkaar gekomen. Nu is Asscher met een participatiecontract gekomen. Vanaf volgend jaar krijgen immigranten in zestien gemeenten een verklaring voorgelegd als zij zich daar willen inschrijven. In die verklaring staan de rechten en plichten van de migranten omschreven evenals de ‘Nederlandse’ normen en waarden. De idee is dat de ‘participatieverklaring’ helpt om uitbuiting tegen te gaan en de integratie van Midden- en Oost-Europese werknemers bevordert.
Er komt geen tsunami uit het Oosten
Officieel telt Nederland rond 120 duizend Midden- en Oost-Europeanen. Utrechtse onderzoekers schatten hun werkelijke aantal echter op 340 duizend. De komst van honderdduizenden Midden- en Oost-Europeanen, behalve arbeidsmigranten ook studenten en huwelijkspartners, vloeit voort uit het fundamentele recht van iedere EU-burger om zich elders in de Europese Unie te mogen vestigen.
De vraag is hoeveel meer migranten we kunnen verwachten als de Europese arbeidsmarkt op 1 januari 2014 ook opengesteld wordt voor Roemenen en Bulgaren. Wordt Nederland na 1 januari 2014 overstroomd door mannen en vrouwen uit het Oosten? Ter geruststelling: er zullen volgend jaar zeker meer Roemenen en Bulgaren op de Nederlandse arbeidsmarkt komen, maar voor een tsunami hoeft niet gevreesd te worden. De bevolking van Bulgarije bestaat namelijk uit niet meer dan 7 miljoen zielen, en velen van hen zijn te jong of te oud om in het buitenland te gaan werken. Bovendien zoeken Bulgaren en Roemenen van de beroepsgerechtigde leeftijd hun heil bij voorkeur in de landen van Zuid-Europa.
Schijnconstructies maken migrantenarbeid goedkoop
Is daarmee een van de angsten van minister Asscher dus ongegrond? Zullen de Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigranten geen bedreiging vormen voor de laaggeschoolde Nederlanders op de arbeidsmarkt? Feit is dat er nu al sprake is van verdringing en dat de laaggeschoolde Nederlanders vaak voor een ongelijke strijd staan. Arbeidsmigranten zijn namelijk veel goedkoper voor de werkgevers. Formeel krijgen ze weliswaar een wettelijk minimumloon of CAO-loon uitbetaald, maar werkgevers hebben talloze manieren gevonden om deze en andere arbeidsrechtelijke verplichtingen te ontduiken. Door bijvoorbeeld wel het minimumloon te betalen, maar arbeidsmigranten daarvoor wel veel meer uren te laten werken.
Een andere veel gebruikte truc is om arbeidsmigranten als zzp’er in te huren tegen een lagere dan gebruikelijk tarief. Verder maken werkgevers gebruik van allerlei mistige constructies om mensen van elders te rekruteren om in Nederland (of in andere EU-landen) te werken, de zogenaamde ‘posted workers.’ Ook al krijgen deze ‘posted workers’ naar Nederlandse maatstaven betaald, wat vaak niet het geval is, dan nog werken ze goedkoop omdat sociale lasten en belasting in het land van herkomst betaald worden waar het aanmerkelijk goedkoper is. Het zijn voornamelijk deze legale of illegale schijnconstructies die er toe leiden dat de laagopgeleide Nederlandse werknemer van de arbeidsmarkt wordt verdrongen.
De strijd tegen schijnconstructies en andere arbeidsrechtelijke misstanden vormt het speerpunt van Asschers beleid. Op aandrang van de vakbeweging die hier al veel langer mee bezig is, is de minister van plan de strijd aan te binden met malafide werkgevers, louche uitzendbureaus en onzuivere opdrachtgevers. Vanwege de talloze juridische complicaties zal het geen gemakkelijke strijd worden. Het is bijvoorbeeld maar de vraag of de overheid opdrachtgevers aansprakelijk kan stellen voor onderbetaling en andere vormen van uitbuiting van buitenlandse werknemers door uitzendbureaus en tussenpersonen.
Vrij verkeer is niet het werkelijke probleem, oneerlijke concurrentie wel
Het vrije verkeer van arbeid binnen de EU en als gevolg daarvan de komst van Midden- en Oost-Europeanen naar Nederland en andere West-Europese landen is niet het werkelijke probleem. De EU heeft nu eenmaal een internationale arbeidsmarkt waardoor de inwoners van de andere lidstaten toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Omgekeerd kunnen Nederlanders ook in andere Europese landen werken. Het cruciale probleem is veeleer de oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt waardoor de laagopgeleide Nederlandse werknemer kansloos is tegen onderbetaalde arbeidsmigranten. De schuld daarvoor ligt niet bij de arbeidsmigranten zelf, maar bij werkgevers, uitzendbureaus en opdrachtgevers. En ook voor een deel bij de overheid, omdat ze er niet in slaagt om ervoor te zorgen dat de regels goed worden nageleefd.
Ons land heeft in de komende jaren, door de vergrijzing, een grote behoefte aan geschoold personeel. In die vraag zouden Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten kunnen voldoen. Zij zijn namelijk anders dan de vroegere gastarbeiders uit de Mediterrane landen redelijk tot goed geschoold en kunnen voorzien in de toekomstige vraag naar ingenieurs, geschoolde technici, en verpleegkundigen. Maar ook om werk te doen waarvoor Nederlanders niet altijd hun bed uit willen.