Juffen en meesters missen ondersteuning bij passend onderwijs

Discussies over het slagen, dan wel mislukken van passend onderwijs richten zich meestal op kinderen die thuis zitten in plaats van op school. Leerkrachten in het passend basisonderwijs blijken zeer gemotiveerd te zijn maar missen ondersteuning. Dat blijkt uit een recent onderzoek in Amsterdam.

De pabo's trekken dit studiejaar meer nieuwe studenten dan vorig jaar. Dat is goed voor het inlopen van lerarentekorten. Om te voorkomen dat de aanstaande leerkrachten het basisonderwijs snel voor gezien houden, moet de hoge werkdruk omlaag. Onder andere door juffen en meesters veel beter dan nu te ondersteunen bij het passend onderwijs aan leerlingen met ernstige gedragsproblemen.

Uit onderzoek afgelopen jaar onder juffen en meesters van zestien Amsterdamse basisscholen[i] (door Karin Kloostra, red). Daaruit blijkt dat basisschoolleerkrachten zeer gemotiveerd zijn voor passend onderwijs. Leerlingen met leerproblemen of met een fysieke beperking kunnen zij ook goed helpen. Kinderen met ernstige gedragsproblematiek daarentegen stellen hen voor verschillende problemen. In de onderzochte Amsterdamse praktijk lukt het echter niet om de noodzakelijke ondersteuning te krijgen óf het duurt te lang voordat het geregeld is.

Gebrek aan ondersteuning en tegenvallende resultaten

Bijna de helft (47 procent) van de kinderen voor wie de leerkrachten extra hulp nodig vinden, heeft die aan het einde van het schooljaar nog niet gekregen. De helft van de geïnterviewden voelt zich in de onderwijspraktijk ook onvoldoende gesteund door schoolleiders en intern begeleiders, vooral door gebrek aan tijd en deskundigheid inzake de gedragsproblematiek.

De leerkrachten zien hun extra inspanningen voor scholieren met gedragsproblemen nu niet vertaald in betere leerresultaten. Door het gebrek aan passende ondersteuning kunnen zij bovendien minder tijd en aandacht besteden aan rustige leerlingen die gewoon hun best doen en die, naar hun overtuiging, met meer aandacht betere leerresultaten halen. Beide factoren zorgen voor afname van het draagvlak voor passend onderwijs onder de leerkrachten en zetten hun commitment onder druk.

Ervaren leerkrachten geven aan voldoende kennis en vaardigheden te hebben om deskundig te handelen in geval van gedragsproblemen, maar extra ondersteuning nodig te hebben om te voorkomen dat andere leerlingen in het gedrang komen. Jongere leerkrachten stellen ook over onvoldoende theoretische kennis te beschikken. Bijna iedereen vindt dat zij tijdens hun opleiding op de pabo onvoldoende zijn voorbereid op (omgaan met) ernstige gedragsproblematiek in de dagelijkse praktijk van het onderwijs.

Weg naar ondersteuning onduidelijk

De Amsterdamse juffen en meesters geven aan niet altijd te weten waar en hoe zij ondersteuning voor hun leerlingen met gedragsproblemen kunnen krijgen. Het zijn de samenwerkingsverbanden basisonderwijs die financieel verantwoordelijk zijn voor deze ondersteuning. [ii] Behalve de lange tijd die zit tussen het aanvragen en eventueel krijgen van de benodigde hulp, worden aanvragen wijzen ook nog eens vaak afgewezen door samenwerkingsverbanden. Scholen kloppen dan voor begeleiding en gelden aan bij de gemeente: bij Jeugdzorg, de GGD of Ouder/Kindteams.

Flexibelere en snellere toekenning hulp

Leerkrachten in midden- en bovenbouw willen extra ondersteuning vanaf het moment dat de gedragsproblematiek zich in de klas voordoet, niet pas vanaf het moment dat kindonderzoeken en oudergesprekken hebben plaatsgevonden. Nu kan het wel een of zelfs twee jaar duren voordat de ondersteuning is geregeld. Eén vorm van hulp die leerkrachten noemen is co-teaching: samen met een collega lesgeven in de groep óf twee groepen opdelen in combinatiegroepen, zodat zij kennis over en ervaringen met de betreffende kinderen kunnen delen.

Om extra ondersteuning van buiten te krijgen, zouden aanvraagprocedures korter moeten zijn en de voorwaarden voor toekenning van wat in jargon ‘arrangementen’ heet, minder rigide. Als een leerling bijvoorbeeld niet voldoet aan alle kenmerken van adhd en daarom geen arrangement krijgt, verdwijnt immers niet de behoefte aan extra ondersteuning.

Leraren krijgen het gevoel persoonlijk te falen

De leerkrachten die meewerkten aan het Amsterdamse onderzoek vinden de afstand tussen de idealen van passend onderwijs en de onderwijspraktijk te groot. Naar hun mening heeft het reguliere basisonderwijs in Amsterdam onvoldoende antwoord op ernstige gedragsproblematiek van leerlingen en komt daardoor het onderwijs aan anderen in het gedrang.

Leerkrachten krijgen soms het gevoel individueel te falen. Dat ondermijnt hun passie voor passend onderwijs. Daarom moet het onderwijs in samenwerking met anderen een antwoord op gedragsproblematiek formuleren en zou de toekenning van ondersteuning(sgelden) beter moeten aansluiten op wat de juffen en meesters in de klas nodig hebben.

Cynisch genoeg komen in de klas problemen aan de oppervlakte waarvoor het passend onderwijs juist het antwoord moest zijn: kinderen zonder onderscheid naar de gewone basisschool. De praktijk is weer eens weerbarstiger dan de theorie. Laat leerkrachten en leerlingen niet de dupe worden van onderwijsinnovatie. Anders kan het lerarentekort op oneigenlijke gronden zomaar weer oplopen.

Karin Kloostra is onderwijskundige en docent Hogeschool van Amsterdam, en deed afgelopen jaar onderzoek onder juffen en meesters van zestien Amsterdamse basisscholen. Annemiek Onstenk is zelfstandig journalist, onderzoeker en tekstschrijver.

Noten:

[i] Onderwijsprofessionals over Passend Onderwijs. Balanceren tussen idealen en de complexe realiteit van het onderwijs, Karin Kloostra, 2018, Amsterdam

[ii] De Wet passend onderwijs die schooljaar 2014/2015 van kracht werd, verlegde de geldstromen van de overheid naar de schoolbesturen

Foto: Managing Editor (Flickr Creative Commons)