Decentralisaties bedreigen democratie, professionaliteit en solidariteit

Drie jaar decentralisaties in het sociale domein brachten ons nabijheid van en maatwerk in de zorg. Maar het bracht ook een tekort aan professionaliteit, democratie en solidariteit, en onterecht een leidende rol voor het povere beleidsideaal van zelfredzaamheid, betogen Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak op basis van het vandaag verschenen boek De verhuizing van de verzorgingsstaat.

Vijf jaar nadat de koning de participatiesamenleving uitriep maken we in ons vandaag verschenen boek De verhuizing van de verzorgingsstaat de balans op. Het boek kwam tot voort uit ons vierjarig onderzoek naar de interacties tussen hulpverleners en cliënten in deze decentralisaties. Eerst het goede nieuws. Cliënten blijken tevreden over en hebben waardering voor de fysieke nabijheid van professionals in de nieuwe wijkteams.

Cliënten blijken het prettig te vinden dat hulpverleners naar hen toe komen. Dat ze een gewoon gesprek kunnen voeren met een persoon van vlees en bloed. Dit leidt waarneembaar tot vertrouwdheid tussen professionals en cliënten.

Ook professionals lijken deze vertrouwdheid te waarderen. Bovendien is er dankzij de wijkteams maatwerk mogelijk. Professionals kunnen in die fysieke nabijheid en vertrouwdheid de ruimte nemen om de hulp te bieden, of te organiseren, die de cliënt nodig heeft.

Ook de belofte van samenwerking tussen verschillende organisaties en disciplines wordt behoorlijk waargemaakt. Professionals ervaren vaak steun van collega’s in hun team, en hebben meer gelegenheid om collega’s om hulp en advies te vragen. Wel zijn er nieuwe vormen van concurrentie ontstaan die samenwerking tussen organisaties belemmeren.

De decentralisaties hebben echter ook problematische kanten, die deze voordelen deels tenietdoen: een pover beleidsideaal van zelfredzaamheid en tekorten aan professionaliteit, democratie en solidariteit.

Zelfredzaamheid: meer professionele hulp noodzakelijk

Zelfredzaamheid is het leidende ideaal in de decentralisaties van het sociale domein. Wie zou daartegen willen zijn? Maar de praktijk is lastig. Wijkteamleden (en Wmo-consulenten) in ons onderzoek deden in bijna alle gevallen een poging om het netwerk van cliënten in te schakelen. Maar in slechts drie van de 66 keukentafelgesprekken leidde dit daadwerkelijk tot een grotere inzet van dit netwerk.

Vaak bleek dit niet mogelijk of wenselijk. Meestal is er al veelvuldig een beroep gedaan op familie, vrienden en buren op het moment dat mensen bij een wijkteam of Wmo-loket aankloppen. Ook kampen mensen in het eigen netwerk vaak zelf met problemen, wonen ze te ver weg of zijn ze zelfs medeveroorzakers van de problemen van de hulpvrager. Soms heeft de hulpvrager geen naasten (meer).

Daarnaast past het vragen van hulp vaak niet bij de aard van de relatie. Buren helpen elkaar met een kopje suiker of het zorgen voor de planten, maar houden elkaar emotioneel graag op afstand. Vriendschap is meestal gebaseerd op gedeelde interesses, en daar past onderlinge hulp vaak niet bij. En met intimi zoals kinderen of ouders is er vaak met moeite een precair evenwicht bereikt, dat bedreigd wordt wanneer er (meer) hulp gevraagd en gegeven moet worden.

Kortom: professionals komen er dus meestal al snel achter dat grotere inzet van het netwerk niet mogelijk is, en (meer) professionele hulp dus noodzakelijk.

Zelfredzaamheid heeft drie betekenissen

Toch kunnen we voorspellen dat nog meer onderzoek zal aantonen dat er sprake is van toegenomen zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid heeft namelijk in het beleid drie sterk uiteenlopende betekenissen: je problemen zelf oplossen, het eigen netwerk aanspreken, maar óók professionele hulp vragen, teneinde het in een later stadium alsnog zelf te kunnen redden of het netwerk te kunnen inschakelen.

In de veelgebruikte zelfredzaamheidsmatrix kom je alle drie betekenissen tegen. Zelfredzaamheid is dus een dermate breed opgerekt begrip dat iedere stap die een cliënt maakt als toename van zelfredzaamheid te scoren is. De conclusie uit talloze evaluaties zal dan zijn dat het ideaal van zelfredzaamheid gerealiseerd is en dus een succes.

Naast de leidende rol voor het povere beleidsideaal van zelfredzaamheid zagen we ook een tekort aan professionaliteit, democratie en solidariteit.

Tekorten: professioneel, democratisch en solidariteit

Ten eerste is er een ‘professioneel tekort’: wijkteams en andere professionals die bij mensen over de vloer komen, voelen zich weinig geëquipeerd en gesteund. Zij staan er vaak alleen voor en moeten zelf manieren zien te vinden om om te gaan met de onduidelijke en intern tegenstrijdige taken, zoals bevordering van zelfredzaamheid.

Ten tweede is er een democratisch tekort: er is weinig ruimte voor kritiek op het beleid dat gericht is op nabijheid en zelfredzaamheid. Dit wordt in beleid neergezet als een onvermijdelijke en onomkeerbare ontwikkeling in plaats van als een politieke keuze waarover je van mening kan verschillen

Tot slot dreigt er een solidariteitstekort: in de meeste gevallen komt er weinig terecht van het streven om mensen die hulp nodig hebben een groter beroep te laten doen op hun sociale contacten, maar het wordt ze wel veelvuldig en soms indringend gevraagd. Dat roept schaamte- en schuldgevoelens op. Het kan ook relaties beschadigen en vernedering met zich meebrengen. Bijvoorbeeld wanneer familie of buren van de cliënt zich onder druk gezet voelen en dingen beloven die ze al na korte tijd niet meer kunnen of willen waarmaken, waardoor de cliënt teleurgesteld of zelfs eenzaam achterblijft.

Meer oog voor afhankelijkheid

Tegenover deze drie tekorten bepleiten wij meer aandacht voor professionalisering, meer ruimte voor tegengeluid in het democratisch debat en meer solidariteit tussen vreemden op basis van collectieve voorzieningen. Ook bepleiten we naast nabijheid om afstand te waarderen en beide beter tegen elkaar af te wegen in plaats van nabijheid bij voorbaat te prefereren boven afstand.

En in plaats van de grote nadruk op zelfredzaamheid, zou het beleid aandacht moeten hebben voor de angst en het onvermogen van mensen om afhankelijk van anderen te zijn.

Evelien Tonkens is is hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.

Jan Willem Duyvendak is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.

Deze bijdrage is gebaseerd op het TSV-jaarboek boek De verhuizing van de verzorgingsstaat van Femmianne Bredewold e.a. dat op 13 september is verschenen bij Uitgeverij Van Gennep.U kunt het hier bestellen.

Een uitvoerige versie van dit artikel verschijnt in De Helling.

Foto: Bas Bogers (Straatfotografie.com)

Dit artikel is 8200 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. Daar is al voor gewaarschuwd nadat de koning het over de participatiesamenleving had. Het is de Big Society vanuit Engeland die door Rutte 2 in Nederland is aanbeland. Zelfredzaamheid is niet voor iedereen mogelijk, en met de woningwet erbij die op inkomen toewijst is het wachten op problemen in buurten met veel zwakkeren in de samenleving.

  2. “Zelfredzaamheid is het leidende ideaal in de decentralisaties van het sociale domein. Wie zou daartegen willen zijn”

    Zelfredzaamheid was altijd al een doelstelling binnen de sociale hulpverlening daar is dus niets nieuws aan.
    Nieuw is wel dat de ‘decentralisatie’ van de sociale hulpverlening nodig is om tot substantiële bezuiniging in deze sector te komen.
    Kwaliteitsverbetering is hier een secundaire doelstelling en de positieve resultaten hiervan zijn op minst twijfelachtig zoals bovengenoemd artikel laat zien.
    Veel werkers in deze sector worden slecht betaald nadat zo voordien in grote getale zijn ontslagen omdat de instellingen waarvoor ze werkten tegen concurrerende tarieven bij gemeenten moesten bieden.
    Het WMO wijkloket heeft in de praktijk hulpvragers niet veel te bieden en is vooral gericht om de gemeente zo min mogelijk hulpverlening te laten bieden dit met het oog op de kosten.
    De instellingen waarmee gemeenten ‘zaken’ doen deden voorheen dit werk ook al. Op dit punt kan dus geen enkele kwaliteitsverbetering worden bereikt.
    Op het gebied van de samenwerking tussen hulpverlening instellingen was het al slecht gesteld. Nu zijn het concurrenten van elkaar en moeten zij het hoofd boven water kunnen houden. Over zelfredzaamheid gesproken….

  3. Bij de start van al die decentralisaties was bedacht dat de gemeenten zouden uitgroeien naar allemaal 100.000 inwoners en meer. Op de gemeentelijke herindelingen zit al jaren behoorlijk de rem, maar de decentralisaties gaan gewoon door. Dat betekent dat de relatief kleine gemeenten niet de deskundigheid in huis hebben en onvoldoende kritische massa binnen de eigen organisatie om tot een uitgebalanceerde uitvoering te komen van steeds meer gedecentraliseerde taken. Tegelijk is er op voorhand al wel een efficiency-winst ingeboekt waardoor de gemeenten bij hun nieuwe takenpakket ook direct een bezuinigingstaakstelling meekregen. Dat bij elkaar is vragen om problemen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.