Aan de keukentafel ontbreekt een belangrijke partij

De onderzoekers van De verhuizing van de verzorgingsstaat constateren dat familie of vrienden niet bijspringen bij een langdurige zorgbehoefte. Volgens de beleidsvisie is dan de overheid aan zet. Maar er wordt volgens Theo Schuyt een belangrijke partij over het hoofd gezien: het particulier initiatief.

De bundel De verhuizing van de verzorgingsstaat met het onderzoek naar de decentralisaties heeft hier al de nodige aandacht gekregen. De beleidsintenties worden niet gehaald blijkt uit een analyse van de resultaten van de zogenaamde keukentafelgesprekken. Deze gesprekken worden gevoerd door gemeenteambtenaren of door zorgprofessionals in opdracht van de betreffende gemeente.

Aan tafel zitten zorgafhankelijken met een langdurige zorgbehoefte. Daarbij wordt gekeken in hoeverre kinderen, familie, vrienden en mogelijk buren kunnen bijdragen aan de benodigde zorg. Kunnen zij dat niet of gedeeltelijk, dan is de gemeente aan zet om het zorgpakket samen te stellen.

De onderzoekers van De verhuizing van de verzorgingsstaat concluderen dat het informele netwerk van de zorgbehoeftige deze rol niet vervult – omdat het er niet is - of kan vervullen. Volgens de Eigen kracht Centrale kan dat wel. En Ido Weijers meent dat die zelfredzaamheid wordt overschat.

Een VVD-PvdA-beleidsvisie

Wie het gelijk aan zijn of haar kant heeft: de onderzoekers na vier jaar onderzoek – of de ervaringsdeskundige van een casus, wil ik in deze bijdrage niet aan de orde stellen. Daarentegen wel de beleidsvisie die ten grondslag lag aan de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze beleidsvisie weerspiegelde het gedachtengoed van het toenmalige VVD–PvdA-kabinet. Beide partijen zijn voortgekomen uit de idealen van de Verlichting. Van vrije verantwoordelijke burgers en een overheid die deze vrijheden garandeert en waar nodig een zorgtaak heeft als het individu het niet redt.

In de WMO is deze VVD-PvdA-beleidsvisie als volgt geoperationaliseerd. Aan de keukentafel wordt eerst de vraag gesteld of de zorgbehoeftige de zorg echt nodig heeft. Indien zorg inderdaad nodig is volgt de vraag of hij of zij het zelf kan regelen, en als dat niet het geval is wat kinderen en het informele netwerk van familie en vrienden (in de meeste gevallen vrouwen) kunnen bijdragen.

De keuze is beperkt tussen òf de overheid òf de burger

Weinig of niets dus, zeggen de onderzoekers. Dan is de overheid aan zet. Die zal de nodige zorg gaan regelen. In de beleidsvisie van de WMO is de keuze beperkt tot òf de overheid òf de zelfverantwoordelijke burger en diens informele netwerk.

Er ontbreekt en ontbrak één partij in deze beleidsvisie en wel het lokale particulier initiatief. Kerken, lokale maatschappelijke organisaties, lokale fondsen, maatschappelijk betrokken bedrijfsleven, service-clubs, buurtbussen, van Harte Resto’s, de Stichting Present, burgerinitiatieven, vrijwilligersorganisaties, voedselbanken, lokale gemeenschapsfondsen, wijkcomités om dit brede scala van vrijwillige inzet te schetsen.

Nederland is hét land van particulier initiatief

De WMO beleidsvisie doet geen recht aan de maatschappelijke realiteit in Nederland. Nederland is hét land van particulier initiatief, van vrijwilligerswerk en vrijgevigheid. In alle internationale vergelijkende studies zit Nederland bij de top. Werd in het beleid van toenmalig PvdA-staatssecretaris Van Rijn aan dit particulier initiatief in wijken en buurten aandacht geschonken? Neen! De introductie van de WMO werd begeleid met de oproep dat wij in Nederland leven in een participatiesamenleving – het buzz-word 2013 na introductie in de Troonrede – waarin iedereen actief een bijdrage levert.

De oproep tot de ‘participatiesamenleving’ in dit dualistische model van overheid of zelfverantwoordelijke burger is eveneens een vertekening van de Nederlandse werkelijkheid.

Gemeenten hebben weinig ervaring met dit beleidsterrein

Los van deze mismatch tussen beleid en praktijk is er nog een kanttekening te maken bij de problemen die ontstonden bij de invoering van de WMO. Wat de Rijksoverheid deed is niet alleen het financieel decentraliseren van deze zorgtaak naar lokale overheden.

Tegelijkertijd werden gemeenten ook inhoudelijk verantwoordelijk gemaakt voor een beleidsterrein waar zij weinig of geen ervaring mee hadden. Een bredere beleidsvisie, rekening houdend met de bereidheid en inbreng van (lokaal) particulier initiatief, had veel ongemak kunnen voorkomen (en kan dat nog steeds).

Theo Schuyt is hoogleraar filantropie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Foto: Artem Bali (Flickr Creative Commons)