Moord, geweld, diefstal: het laat niemand koud. Kranten en televisie zorgen dagelijks voor een stevige dosis spannende verhalen over een breed scala aan strafbare feiten. Iedereen kent ook de emotionele verhalen en beelden van boze slachtoffers, verdrietige slachtoffers, slachtoffers van strafbare feiten die zich niet gehoord voelen.
Volgens veel publicisten staat daar een bijna schrijnend emotieloos strafrecht tegenover. En daar hebben ze geen ongelijk in. Het strafrecht geeft weinig blijk van ‘affiniteit’ met die emoties. Het is dan ook niet vreemd dat mensen daar daarom moeite mee hebben.
Recht op eigenrichting overdragen aan de staat
Toch zijn er goede redenen voor een strafrechtelijk stelsel zoals wij dat kennen. Emoties kunnen immers hoog oplopen: eigenrichting roept tegenactie op, de verdediging tegen een aanval is soms ingrijpender dan de aanval zelf, wraak kan leiden tot escalatie en daarmee tot een spiraal van geweld (denk bijvoorbeeld aan bepaalde vormen van eerwraak).
Dergelijke risico’s staan haaks op de behoefte van mensen aan een zekere mate van rust en orde, waarbij leven, vrijheid en bezit zo veel mogelijk worden beschermd.
Om de spanning tussen dit rationele inzicht en de emoties op te lossen hebben we afgesproken dat iedereen een deel van zijn eigen rechten, met name het recht op eigenrichting, overdraagt aan een instantie die boven de partijen staat: de staat. In ruil daarvoor zal de staat het leven, de vrijheid en het bezit van alle mensen binnen die gemeenschap beschermen.
Met het recht komt ratio in plaats van emotie
Het strafrecht moet in de zo geconstrueerde rechtsorde escalatie van geweld binnen de samenleving voorkomen (de ratio), maar het moet ook de wraak van de leden binnen de samenleving, en dus ook van het slachtoffer, als het ware overnemen (de emotie).
De rechter brengt het maatschappelijk conflict op een juridisch niveau tot een oplossing. Hij richt zich niet op de gevoelens van wraak of op verzoening. Eerder kan men zeggen dat hij die gevoelens van wraak verbergt. Het proces geeft de wraak gestalte en tegelijkertijd abstraheert en sublimeert de rechter de wraak, met het gezag van de wet in de hand.
Met het vonnis van de rechter wordt de rechtsorde hersteld. Het vergeldende karakter van de straf zou idealiter ook aan de wraakgevoelens van het slachtoffer (de emotie) tegemoet moeten komen. Op juridisch niveau is immers de wraak erkend en recht gedaan aan samenleving en slachtoffer. Daarom duidt men het strafrecht vaak aan als een gekanaliseerde vorm van wraak.
Geen plaats voor verdriet en boosheid
Dit is mooie theorie. Maar werkt het ook zo? De emoties, de wraakgevoelens en het verdriet van het slachtoffer zijn hiermee niet zomaar verdwenen. Het slachtoffer wordt met de uitspraak van de rechter op juridisch niveau als slachtoffer erkend.
Zijn aangifte en zijn getuigenverklaring hebben op juridisch niveau een rol gespeeld. Maar zijn gevoelens, zijn boosheid en verdriet hebben op het gesublimeerde niveau waarop de rechtsstrijd zich afspeelt geen (of nauwelijks) plaats.
Hoe mooi het ook zou zijn, binnen het strafrecht is deze spanning tussen de ratio en de emotie niet weg te denken. Het recht is eenvoudigweg niet in staat om op alle terreinen van de levenswerkelijkheid een rol te spelen. Het strafrecht heeft gewoon beperkingen.
Rechterlijke uitspraak is eerste stap in de verwerking
Gelukkig kan het strafproces – ook al is het maar marginaal – wel van waarde zijn voor het slachtoffer. Met het vonnis van de rechter over de veroordeelde wordt het slachtoffer door het recht wel als slachtoffer erkend. Dat is niet onbelangrijk. Het brengt het slachtoffer daarmee op een zekere afstand van de veroordeelde.
Maar tegelijkertijd brengt het oordeel hem weer dichter bij de veroordeelde omdat door dat vonnis en het ondergaan van de straf de veroordeelde weer deel gaat uitmaken van dezelfde gemeenschap als die van het slachtoffer. Deze potentie, die ligt besloten in het rechterlijk oordeel, richt zich dus niet op de gevoelens van wraak, maar op een nieuwe toekomst voor dader en slachtoffer.
Daarnaast is de uitspraak van de rechter voor het slachtoffer heel vaak van belang als emotionele erkenning van zijn slachtofferschap. Het maakt het vaak mogelijk om, eindelijk, te kunnen beginnen aan de verwerking van het ondergane leed. Het is vaak, hoe traumatisch ook, de eerste stap in het verwerkingsproces.
Meer tegemoetkomen aan behoeften van slachtoffers
Ondanks deze rationele wijze van benaderen kunnen het slachtoffer en zijn leed in het strafproces niet worden weggedacht. We mogen er dus ook niet onverschillig onder zijn.
We zullen de beperkingen van het strafrecht moeten onderkennen en erkennen. Zonder dat zou het strafrecht zelfs zijn legitimatie kunnen verliezen. Als die erkenning aanwezig is, kan worden bezien of er andere wegen zijn om meer tegemoet te komen aan de zeer respectabele behoeften van slachtoffers.
Dat kan deels via het strafrecht, zoals in de afgelopen jaren reeds vorm kreeg in een betere positie van het slachtoffer voorafgaand aan en tijdens het proces. Zo mag het slachtoffer op de terechtzitting z’n visie geven op het bewijs, de strafmaat en de strafsoort. Daarnaast is er een regeling voor rechtsbijstand voor het slachtoffer.
Maar waar de rationele beperkingen van het strafrecht geen ruimte meer bieden voor de emoties van het slachtoffer of genoegdoening, kunnen ook andere juridische modaliteiten bijdragen leveren. Daarbij kan men onder meer denken aan herstelrecht, mediation, schadevergoedingsmodaliteiten en compensatie. Voor al deze vormen geldt al dat ze zeker een bestaansrecht hebben.
Sociale omgeving draagt ook bij aan genoegdoening
Naast instituties van de staat bestaan er ook maatschappelijke instituties en sociale verbanden die – als dragers van de normen en waarden van onze rechtsstaat – ook (kunnen) bijdragen aan vormen van genoegdoening voor het slachtoffer.
Extra aandacht van de wijkagent en gespreksgroepen binnen een wijkcentrum kunnen bijvoorbeeld een slachtoffer alweer de basis voor een nieuwe start bieden. Scholen, verenigingen, geloofsgemeenschappen, maatschappelijk werk en gezondheidszorg staan veelal dichter bij de mens van vlees en bloed dan het recht ooit kan verwezenlijken.
Het recht, en ook het strafrecht, is en blijft beperkt in zijn mogelijkheden en biedt geen pleisters voor de emotionele wonden van een slachtoffer. Wel biedt het recht woorden, een taal en een structuur die het mogelijk maakt om ook het niet-zegbare een plaats te geven, en daarmee om het verdriet een stem te geven.
Tineke Cleiren is hoogleraar straf-en strafprocesrecht aan de Universiteit Leiden en raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof Den Haag.
Foto: Emanuele Toscano (Flickr Creative Commons)