Vanaf het begin van de transitie is er kritiek geweest op de te grote nadruk op eigen kracht, op de te overspannen verwachtingen van de hulp uit sociale netwerken, en op de ingeperkte rol die de professional en de hulpverlening daarin kreeg. Dat tegengeluid heeft in de alles vragende ombouw en de noodzaak van de bezuinigingen weinig gehoor gevonden.
Versterken van eigen kracht en het inzetten van sociale netwerken werden als de oplossing gezien en hebben een dwingend karakter gekregen. De keren dat sociaal werkers hebben moeten horen en lezen dat ze dat zij hun hulpverleningsreflex moeten afleren, dat ze moeten stoppen met betuttelen, zijn de laatste jaren niet te tellen. Het heeft veel onzekerheid teweeggebracht, blijkbaar doen ze iets verkeerds wat het succes van het nieuwe beleid blokkeert.
Een werkelijkheid die voor werkers reëel is
In zijn reactie op het boek gaat Nico de Boer nog een stap verder, hij opteert voor ‘andere sociaal professionals, met andere technieken, in andere settings’, wil het beleid succesvol kunnen worden.
De Boer doet verder nogal badinerend over de beschreven werkelijkheid van aanpassing en stil verzet van de sociaal werkers in de transitie. Dat die voor de werkers wel degelijk reëel is blijkt bijvoorbeeld uit het interview met Nynke Andringa die ‘koude rillingen van herkenning’ kreeg. Gelukkig neemt het boek de dagelijkse praktijk wel als handvat om kritisch naar het beleid te kijken.
Professionals verzetten zich vanwege waarden
In vele hoofdstukken is te lezen hoe de werkers schipperen, zich in schijn aanpassen en openlijk en in stilte verzet aanteken tegen het dwingende karakter van het beleid. Dat is niet omdat zij zo nodig de reddende engel moeten uithangen, maar omdat zij mensen zo goed mogelijk willen helpen.
Op het beleidsvoorschrift eerst het sociale netwerk in te schakelen reageert een werker: ‘Zullen we dat eens eerst aan de mensen zelf vragen, voor we met zijn allen gaan bepalen wat goed voor ze is?’ (blz. 158) Zo bewaakt deze werker haar professionele waarde: respect voor het individu en zijn ideeën.
Alle verandering roept weerstand op, maar het is te eenvoudig om het verzet van de werkers daarmee te verklaren. Men verzet zich ook om professionele uitgangspunten en waarden te behouden en te bewaken: de mens centraal, maatwerk, starten waar de cliënt is en zelfbepaling van het individu. Men weigert om cliënten in het procrustesbed van het beleid te behandelen.
Het paradoxale is dat ze tegelijkertijd juist een aantal van de speerpunten van het beleid vormgeven: dicht bij de mensen, maatwerk, doen wat nodig is, professionele ruimte innemen, vergroten zelfredzaamheid. Daarbij zijn, zoals al langer in het sociaal werk, eigen kracht en informele zorg sturend, maar niet bepalend. Dat is altijd de cliënt.
Vooropgezette ideeën maken blind
Het (onbewezen) idee dat informele hulp uit de sociale context betere en stabielere veranderingen teweeg zal brengen (en minder zal kosten) heeft een stroom van nieuwe methoden en technieken teweeggebracht. Er zijn hoopgevende nieuwe methoden zoals de JIM-methode, waarin een jongere met een door hem aangewezen mentor de problemen tegemoet treedt.
Echter de als dwingend ervaren opdracht om sociale netwerken in te zetten leidt ook tot tenenkrommende interacties waarin werkers de methode willen doordrukken (blz. 148), en een netwerkbijeenkomst met een pijnlijk negatief effect (blz.144). In beide gevallen staat niet de cliënt centraal, maar de opdracht om het sociale netwerk in te zetten.
De laatste tijd zijn vele wijkteams getraind om het sociale netwerk te betrekken via methoden als Familieberaad, Eigen kracht-conferenties en Signs of Safety. Zij blijken niet meer effect te hebben dan de reguliere hulp en niet goedkoper. Een recent wetenschappelijk onderzoek laat zien dat Sociale Netwerk Strategieën niet leiden tot meer eigen kracht en steun uit het sociale netwerk dan de reguliere individuele- en gezinshulp. (4) Sociaal werkers weten dat al langer, het is niet de methode die werkt.
Dat vooropgezette ideeën blind kunnen maken blijkt uit de casus in het boek op bladzijde 144, waar een meedenkbijeenkomst met een echtpaar wordt beschreven. Het is duidelijk dat er wat schort aan de communicatie van het echtpaar. De eenvoudigere en voor de hand liggende optie is een aantal relatiegesprekken om zo de eigen kracht van het gezin te versterken, maar die wordt niet overwogen.
Er zijn wijkteams waar relatieproblemen (en ook opvoedingsproblemen) doorverwezen moeten worden naar specialistische hulp. Wat een werker deed verzuchten: 'ik moet iets doorverwijzen wat ik vroeger zelf in 5 gesprekken afhandelde.' De preoccupatie met eigen kracht en sociale netwerken leidt nogal eens tot een verschraling van het sociaal werk en tot versmalling van haar methoden.
Luister naar professionals
Ergens in het boek zegt een beleidsambtenaar tegen werkers: ‘Stoppen met die betutteling (…) Niet zelf bedenken wat een oplossing is voor een gezin of een huishouden. Luister nou eens goed naar wat mensen te zeggen hebben.’
Het is een van de vele voorbeelden van de zekerheid van leken over wat goede hulp is en hoe dwingend die opgelegd wordt. Je zou willen dat er een sociaal werker opstond en zou zeggen: ‘Stop met ons te betuttelen (…) Niet achter je bureau bedenken wat een goede oplossing is voor onze hulp. Luister nou eens goed naar wat wij hulpverleners te zeggen hebben.’
Professionals hebben transitie voor rampen behoed
‘Beleid wordt niet gemaakt door beleidsmakers, maar door de uitvoerders’, schrijven de onderzoekers op bladzijde 231. De ervaringen van de sociaal werkers in dit boek geven veel materiaal om de overspannen beloftes van de decentralisatie bij te sturen aan de hand van het in de praktijk gemaakte beleid.
Het zijn immers de professionals geweest die de transitie voor grote rampen hebben behoed, door ondanks alles door te gaan met wat zij denken dat professioneel goed handelen is dat mensen helpt.
Sjef de Vries is methodiekontwikkelaar en onderzoeker van ‘Wat werkt in het sociaal werk’ en auteur van o.a. Eropaf...en dan ? De rol van het maatschappelijk werk in het nieuwe welzijn SWP 2012.
Foto: Pedro Ribeiro Simões (Flickr Creative Commons)