Inkomensverschillen slecht voor gezondheid

De ongelijkheid van inkomens neemt toe. De rijken worden rijker en de armen worden armer. Deze ongelijkheid blijkt nu ook gevolgen te hebben voor de gezondheid van zowel arm als rijk. Wat betekent dit inzicht nu voor ons huidige regeringsbeleid?  

De Amsterdamse socioloog Olav Velthuis beschrijft in zijn pas verschenen bundel ‘Cultuur en Ongelijkheid’ dat de vermogensverschillen in de samenleving toenemen. Op basis van CBS-gegevens constateert hij dat de kredietcrisis in 2008 nauwelijks gevolgen heeft gehad voor de meestvermogenden. De gevolgen waren vooral voor de 10% minstvermogenden in Nederland. Hadden zij in 2008 nog een schuld van 36 miljard, in 2009 was deze toegenomen met 74% tot een totaal van 62,8 miljard euro. Of dit ook betekent of de verschillen in besteedbaar inkomen in Nederland groter zijn geworden, vermeldt hij niet. Maar het zou goed kunnen.

De cultureel socioloog Nico Wilterdink, aan wie de bundel is opgedragen, legt een relatie tussen de grotere inkomensongelijkheid enerzijds en de opkomst van het populisme  anderzijds. Wellicht is het mogelijk op basis van onderzoek van de Engelse sociologen Richard Wilkinson en Kate Pickett om nog een aantal stappen verder
zetten.

Verband tussen inkomen en gezondheid
Wilkinson en Pickett zijn de auteurs van het boek: ‘The Spirit Level: why equality is better for everyone’ dat in 2009 verscheen. Zij deden jarenlang onderzoek naar gezondheidsverschillen. Op grond van zeer veel gegevens van onder meer de Verenigde Naties constateren zij dat in rijke landen een nauwe relatie bestaat tussen inkomens- en gezondheidsverschillen. Hoe groter de ongelijkheid tussen inkomens, des te groter de gezondheidsverschillen. Ze ontdekten ook dat er een relatie is tussen inkomensongelijkheid en overgewicht, tienerzwangerschappen, opleidingsprestaties, psychische gezondheid, drugs- en alcoholmisbruik en criminaliteit. Kort gezegd: hoe groter de inkomensverschillen, des te vaker komen deze problemen voor.

Wilkinson en Pickett constateerden ook nog iets anders. De negatieve gevolgen van inkomensongelijkheid doen zich niet alleen voor bij de lagere inkomensgroepen, maar ook bij de hogere. Dus in een land met een grote inkomensongelijkheid, zoals de Verenigde Staten en Groot Brittannië, presteren alle bevolkingsgroepen slechter op school, komt overgewicht bij rijk en arm meer voor, net zoals psychische problemen en worden door alle groepen meer alcohol en drugs misbruikt. Met deze uitkomst van hun onderzoek overstijgen Wilkinson en Pickett de links-rechts dichotomie die doorgaans samenhangt met het debat over inkomensverschillen. De gevolgen van grotere inkomensongelijkheid treft alle bevolkingsgroepen, niet alleen de armsten.

Huidig beleid lost problemen niet op
Wat betekent dit voor Nederland? De huidige regering zet hard in op criminaliteitsbestrijding, beperkt de geestelijke gezondheidszorg, legt de verantwoordelijkheid voor gezondheid en welbevinden meer bij de burger. Wat als de vermogensverschillen inderdaad de verschillen in (besteedbaar) inkomen doen groeien? De toename van sociale, mentale en fysieke problemen die daarvan volgens Wilkinson en Pickett het gevolg zullen zijn, worden niet verholpen door harder straffen, door mensen met overgewicht meer premie te laten betalen, door de pil uit het basispakket te halen, door te korten op onderwijs. Wel door het beperken van de negatieve gevolgen van de kredietcrisis, niet alleen bij de banken, maar ook, of misschien wel juist bij hen wiens schuld met 74% is toegenomen.

Dr. Aletta Winsemius, senior onderzoeker bij MOVISIE, landelijk kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling

Foto: Bas Bogers