INTERVIEW Emeritus-hoogleraar Pearl Dykstra: belang sociologie groter dan ooit

Pearl Dykstra neemt op 29 november afscheid als hoogleraar empirische sociologie. Als erelid van de Nederlandse Sociologische Vereniging blijft ze zich echter inzetten om kennis over samenleven te delen en te vermenigvuldigen. ‘Cruciaal in tijd van grote uitdagingen en polarisatie.’

Ze zou eigenlijk Charlotte Susan gaan heten, maar het werd Pearl, vernoemd naar de Canadese verpleegkundige die haar in 1956 in Ontario hielp ter wereld te komen. Op jeugdige leeftijd verhuisde Dykstra terug naar Nederland – ‘mijn moeder voelde zich nooit gelukkig in Canada’. Na de middelbare school studeerde ze psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Maar na het behalen van het kandidaatsdiploma twijfelde Dykstra of ze van psychologie wel haar vak moest gaan maken. ‘Ik had geen enkele praktische kennis opgedaan, alleen maar dikke boeken uit mijn hoofd geleerd.’

Verder kijken

Ze besloot een adempauze in te lassen en vloog naar haar zus in Toronto, voor een bezoek dat uiteindelijk meer dan drie jaar duurde. Al in de eerste weken van haar verblijf in Toronto bleek het bloed te kruipen waar het niet gaan kan. Ze meldde zich bij de lokale universiteit en vroeg of ze wellicht daar haar doctoraalopleiding psychologie kon volgen. ‘Mijn verzoek werd met open armen ontvangen. Universiteiten pronkten toen nog met buitenlandse studenten.’

Ze studeerde uiteindelijk af in de sociale psychologie. Daarna stonden zij en haar vriend en huidige partner – hij was haar achterna gereisd – voor de keus: terugkeren naar Nederland of in Canada blijven. Ze besloten terug te keren. Behalve de gebruikelijke gewenning na een lang verblijf in het buitenland kreeg Dykstra van Nuffic – het instituut dat buitenlandse diploma’s valideert – te horen dat haar bul niet werd erkend. Voor de in Canada gevolgde doctoraalopleiding had ze geen stage hoeven lopen. In Nederland is dat een vereiste. Nadat Dykstra stage had gelopen, kon ze zich alsnog doctorandus noemen.

‘Je moet voortdurend mogelijkheden identificeren, daarvoor moet je de ivoren toren bij tijd en wijle verlaten’

Via-via kwam ze, op zoek naar mogelijkheden om te promoveren, terecht bij de Amsterdamse hoogleraar en latere directeur van het NIDI Jenny De Jong Gierveld. Bij haar promoveerde Dykstra in 1990 op onderzoek naar het belang van primaire relaties voor het welzijn van ouderen. ‘Van Gierveld leerde ik hoe je goed onderzoek moet doen, en dat het belangrijk is om contacten te leggen met mensen uit andere wetenschappelijke disciplines en daarbuiten, zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven. Je moet, zo zei Gierveld mij, voortdurend mogelijkheden identificeren. Daarvoor moet je de ivoren toren bij tijd en wijle verlaten.’

Door verder te kijken dan haar psychologische neus lang is, heeft Dykstra bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de Netherlands Kinship Panel Study. ‘Met dat onderzoek werden over de jaren heen gegevens verzameld over hoe mensen hun ouders, buren, kennissen en (klein) kinderen waarderen. Belangrijke data voor de inrichting van de zorg, én voor het bevorderen van cohesie in buurten of wijken.’

U studeerde psychologie, werkte bij het NIDI en neemt vandaag, na vijftien jaar afscheid als hoogleraar empirische sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hoe beschouwt u zichzelf: demograaf, psycholoog of socioloog?
‘Om mijn collega’s Godfried Engbersen en Tanja van der Lippe te parafraseren: de sociologie is de koningin van de wetenschap. Een discipline die aandacht besteedt aan de rol van instituties, machtsrelaties, netwerken, normen, cultureel klimaat, economische omstandigheden.

‘Collaboratie ontstaat niet vanzelf’

Het is tevens een vakgebied dat oog heeft voor de relaties tussen volwassenen en hun kinderen, en hoe die per land kunnen verschillen. Die materie is vaak heel moeilijk uiteen te rafelen, maar gaat wel over vragen waar ik me gedurende mijn wetenschappelijke carrière vooral mee bezig heb gehouden. Als antwoord op je vraag: ik ben socioloog, maar wel een die in haar onderzoeken een vleugje demografie erbij deed, door er iets van familieverbanden in te stoppen.’

De titel van uw afscheidsrede draagt als titel: delen=vermenigvuldigen. Van de wiskundelessen op de middelbare school heb ik begrepen dat delen en vermenigvuldigen twee verschillende functies zijn.
‘Er zijn drie vormen van delen die iedere kennis kunnen vermeerderen en verbreiden. De eerste vorm van delen is multidisciplinaire samenwerking. Collaboratie ontstaat niet vanzelf. Maar als die er eenmaal is, kan dat resulteren in vernieuwende wetenschappelijke inzichten.

De tweede vorm bestaat uit het gemeenschappelijk delen van data. Toegang tot gegevens is een publiek goed en een prima manier om empirische onderzoeksbevindingen te verifiëren.

‘Nog te vaak is het bedrijfsleven terughoudend om in wetenschappelijk onderzoek te investeren’

De derde en tevens laatste vorm van delen bestaat uit regelmatige ruggenspraak tussen beleidsmakers en wetenschappers. Als chief scientific advisor voor de Europese Commissie heb ik meermaals ervaren dat het zinvol is om bij sterk uiteenlopende onderwerpen zoals cyberveilligheid, voedsel uit oceanen en pandemieën een sociologische invalshoek in te brengen’.

In een interview met het blad van VNO-NCW zei u destijds dat samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven de grote maatschappelijke problemen mee kan helpen oplossen. Valt die samenwerking onder het door u bepleite delen=vermenigvuldigen?
‘Wat ik in dat vraaggesprek wilde benadrukken, is dat de wetenschap en het bedrijfsleven voortdurend moeten kijken naar wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Nog te vaak is het bedrijfsleven terughoudend om in wetenschappelijk onderzoek te investeren. Het argument is meestal dat wetenschappelijk onderzoek een paar jaar duurt en dat je niet weet wat het precies oplevert. Gelet op de grote opgaven waarvoor we met zijn allen staan, kun je je afvragen of we ons een dergelijke houding kunnen veroorloven.’

Emeritus-hoogleraar Bestuurskunde en oud-lid van de WRR Wim Derksen was in het tv-programma Nieuwsuur vorig jaar april somber over het effect van sociologisch onderzoek. Hij wees erop dat rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau politiek weinig gevolg kregen.
‘Het SCP doet uiterst gedegen onderzoek naar trends en ontwikkelingen in de samenleving. Aan de kwaliteit en relevantie ervan is absoluut niets af te dingen. Probleem echter, van sociologisch onderzoek in het algemeen, is dat mensen over de uitkomsten ervan vaak zeggen: dat wisten we al. Als er een tegengestelde bevinding uit rolt, dan zeggen diezelfde mensen dat ze dat ook al bekend was.’

 ‘Vooropstaat de vraag of we uitgaan van een juiste aanname’

‘Het Pandemic & Disaster Preparedness Centre doet onderzoek naar de veronderstelling dat rampen en pandemieën bestaande kwetsbaarheden verder zouden vergroten. Vooropstaat de vraag of we uitgaan van een juiste aanname. En weten we dan ook hoe we de weerbaarheid (resilience) van kwetsbare burgers kunnen vergroten, zodat de bestaande ongelijkheid in ieder geval niet groter wordt?’

Voormalig premier Mark Rutte zei na de coronarellen dat hij weinig behoefte had aan sociologische duiding. Samen met andere sociologen publiceerde u drie jaar geleden in het dagblad Trouw een open brief aan de politiek om juist wel bij de sociologie te rade te gaan. De reacties van het kabinet-Schoof op de recente gebeurtenissen in Amsterdam doen vermoeden dat u die brief nogmaals moet sturen.
‘Door de gebeurtenissen in Amsterdam, net als de coronarellen toen, weg te zetten als gevolg van het problematisch gedrag van een bepaalde groep geeft het kabinet aan dat niet wil laten uitzoeken wat er precies is gebeurd. En dat het de facto niet is geïnteresseerd hoe herhaling kan worden voorkomen.

Sterker nog, het tegengestelde gebeurt: er is sprake van polarisatie in de samenleving en de coalitiepartijen dragen daar actief aan bij, door groepen verder uit elkaar te drijven in plaats van verbindingen te leggen of te herstellen. Ik vind het frappant dat allerlei onderhuidse krachten opeens normatief geaccepteerd worden, en dat asielzoekers en mensen met een islamitische achtergrond de zondebok zijn voor vrijwel elk maatschappelijk probleem.’

Jan van Dam is freelance journalist

 

Foto: Willem Sluyterman van Loo