INTERVIEW Thomas Kampen: ‘Vrijwilligerswerk heeft alleen zin als de overheid liefdevol is’

In de participatiesamenleving moeten bijstandstrekkers verplicht aan de gang als vrijwilliger. Dat zou zowel de maatschappij als de man of vrouw met de uitkering ten goede komen. Socioloog Thomas Kampen vindt dat het huidige beleid ondoordacht en kortzichtig is en het maatschappelijke belang boven het persoonlijk belang laat prevaleren.

Eind vorig jaar promoveerde Thomas Kampen aan de Universiteit van Amsterdam op zijn onderzoek ‘Verplicht Vrijwilligerswerk’. Het boek kreeg veel media-aandacht. Kampen: ‘Sommige zijn aan de loop gegaan met mijn observatie dat vrijwilligerswerk de afstand tot de arbeidsmarkt kán vergroten. Dat neemt niet weg dat er mensen zijn die door vrijwilligerswerk geleidelijk afstappen van het idee dat ze nog aan betaald werk kunnen komen en hun heil zoeken in dat vrijwilligerswerk.’

Toch is er in uw boek maar één vrijwilliger die betaald werk heeft gevonden.
‘Dat klopt. Vrijwilligerswerk is zeker niet per se een middel om mensen sneller aan het werk te helpen. Sinds 2012 wordt het bovendien ingezet om mensen met een uitkering iets terug te laten doen, zonder enige re-integratiedoelstelling.’

Je kunt zeggen: je krijgt een uitkering, kom op zeg, je moet gewoon wat terug doen voor de maatschappij.
‘Het maatschappelijk belang moet je ook in het oog houden, maar niet ten koste van het persoonlijke belang. Ik geef vaak het voorbeeld van een man die voorheen regisseur was bij een van de publieke omroepen en die van zijn klantmanager bij de uitkeringsinstantie kreeg te horen dat hij misschien wel buurtregisseur kon worden. De redenering is dus: u heeft zus gedaan, de samenleving heeft zo nodig en dus zetten we u voor dat laatste in. Dat past niet op elkaar, sterker nog, het voelt als een straf als iemand iets moet doen wat ver van hem afstaat. Wij vinden het kennelijk belangrijk dat mensen iets doen voor de samenleving als ze een uitkering krijgen, maar waarom zou je niet kijken hoe persoonlijke en maatschappelijke behoefte met elkaar in overeenstemming kunt brengen? Mensen aan het werk te helpen, doe je door te kijken naar wat voor werk mensen willen doen. En hoe je hun capaciteiten kunt ontwikkelen.’

Is de samenleving steeds feller op mensen met een uitkering?
‘Die ontwikkeling is onmiskenbaar. Tegelijkertijd wordt bijvoorbeeld in zogenaamde Kanscafés in Amsterdam goed gekeken naar de achtergrond en interesses van uitkeringstrekkers en hun dromen en wensen voor de toekomst. Het is interessant om te zien hoe de hoofdstedelijke sociale dienst samen met betrokkenen in een aantal dagdelen kijkt wat ze graag zouden willen doen als tegenprestatie voor hun uitkering. Als dat eenmaal duidelijk is, dan moeten ze die tegenprestatie ook echt leveren.’

Als ook nog verdringing van betaald werk wordt voorkomen, dan is er geen enkel bezwaar meer tegen verplicht vrijwilligerswerk?
‘De meeste bezwaren zijn dan wel uit de weg geruimd, hoewel je altijd alert moet blijven. Ik pleit voor de opname van een anti-verdringingsclausule. In de zorg om maar eens een voorbeeld te noemen, worden vanwege het beleid en masse betaalde krachten ontslagen. Het mag niet zo zijn dat langdurig werklozen met behoud van uitkering worden ingezet om hen te vervangen.’

De overheid spreekt met meerdere tongen: van het UWV mag bijna niks, uit angst voor verdringing, bij de DWI’s daarentegen is dat veel minder een probleem, herkent u dat?
‘Het UWV is streng op vrijwilligerswerk vanuit de gedachte dat hoe dichter iemand bij de arbeidsmarkt zit, hoe sneller hij uit de uitkering kan stromen. Daar zien ze meer in re-integratie. Maar we moeten ook ideeën ontwikkelen voor mensen die al langer uit het arbeidsproces zijn. Vooropgesteld dat vrijwilligerswerk hier de oplossing is, dan moet er een lange termijnplan aan verbonden zijn waarin staat hoe lang iemand vrijwilligerswerk zou moeten doen voordat hij klaar is voor de arbeidsmarkt en hoe gegarandeerd kan worden dat hij later (betaald) werk krijgt. Daar bestaan nu nog geen ideeën over. Dat is kortzichtig en ondoordacht beleid.’

De kritiek is dat u in uw onderzoek te sterk door de bril van de bijstandsgerechtigden heeft gekeken. De klantmanager komt er in uw onderzoek niet best vanaf.
‘Of bijstandsontvangers aan het werk komen, kun je toch het best onderzoeken door te vragen naar de ervaringen van de mensen zelf. Mensen met een uitkering voelen zich nog al eens in de steek gelaten door hun klantmanager. Vaak krijgen ze te horen dat ze iets terug moeten doen voor hun uitkering, ze worden met een kortdurend project verleid met een perspectief op betaald werk, maar horen vervolgens niets meer. Soms worden ze ook in hun hemd gezet. Neem nu de man die bij een vrijwilligersorganisatie door zijn re-integratieconsulent werd gecontroleerd, terwijl zijn collega’s geen idee hadden dat hij niet geheel uit eigen vrije wil daar aan de gang was.’

‘Ook waar is dat een klantmanager enorme caseloads heeft, soms wel 400 mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt, en die moet hij allemaal ten minste één keer per jaar zien. Dan wordt het inderdaad moeilijk, zo niet onmogelijk om elke klant ook nog eens de gewenste erkenning te geven en zijn ontwikkeling in de gaten te houden. Mijn kritiek is overigens niet zozeer gericht op de klantmanager zelf, maar op de overheid die te weinig investeert in de mens, zowel klantmanager als uitkeringstrekker.’

Hebben we een overheid die te optimistische verwachtingen heeft van een beleid dat inzet op vrijwilligerswerk?
‘Veel te optimistisch. De Amsterdamse gemeenteraadsleden Bas van’t Wout (VVD) en Diederik Boomsma (CDA) schreven in 2011 dat het maatschappelijke en persoonlijke belang moeiteloos kunnen worden gecombineerd. In de trant van: het is hartstikke goed voor de samenleving dat de uitkeringstrekker sneeuw schuift want het is goed voor zijn zelfrespect en bovendien kunnen bejaarden weer veilig over straat. Dat kan mensen enthousiast maken maar als dan het maatschappelijk belang voortdurend boven iemands persoonlijk belang gaat, dan gaan uitkeringstrekkers zich wel afvragen wat zij eraan hebben.’

Nuttige arbeid, voor jezelf en voor de samenleving, kan dat niet het beste door de uitkering af te schaffen en iedereen een basisinkomen te geven?
‘Op de vele re-integratiebijeenkomsten die ik bijwoonde, was altijd wel iemand die pleitte voor een basisinkomen. Als mensen zich senang voelen bij vrijwilligerswerk en je kunt dat faciliteren met een basisinkomen, waarom niet? Het gaat in ieder geval gevoelens van afhankelijkheid en onzekerheid tegen. Je zou een standaard tegenprestatie kunnen vragen voor het basisinkomen, al is het maar om te voorkomen dat mensen het als een hangmat gaan beschouwen.’

Dan zou de overheid pas echt een geluksmachine worden.
‘Maar wel een dure. We hebben meer aan een overheid die meedenkt. Die mensen iets laten doen dat van maatschappelijk belang is, maar zonder voorbij te gaan aan hun persoonlijke belangen. Wat mensen in de uitkering nu vaak ontberen, is de liefde van de wereld. Soms vinden ze die terug in vrijwilligerswereld, in een wereld waar aandacht is voor hun achtergrond, waar ze vandaan komen, wat ze gedaan hebben en waar ze naar toe willen. En waarvandaan ze via begeleiding en bemiddeling de weg terug vinden naar de arbeidsmarkt.’

Een kleffe overheid dus?
‘Een liefdevolle overheid zou ik eerder zeggen.’

Jan van Dam is freelance journalist, Marcel Ham is hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

 

Foto: Jeanette Schols