INTERVIEW ‘We maken onze eigen regels’ – hoe gezinnen zich gedragen tijdens de lockdown

Hoe gaan we om met de strikte regels die ons gedrag reguleren? De vorige lockdown laat al zien dat we in de praktijk vaak schipperen, blijkt uit sociologisch onderzoek naar die periode.

Angst voor infectie; dat typeerde de eerste week van de lockdown in maart de stemming onder Nederlanders. De schok was groot. Socioloog Christian Bröer hoorde ‘een typisch Nederlandse watertaal: de dijk is gebroken, we worden overspoeld. Ineens was daar het besef dat we niet in staat zijn om het gevaar buiten de deur te houden.’

Christian Bröer

Een aantal sociologische onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam volgt al enkele jaren een groep van twintig gezinnen en ging daar tijdens de coronaperiode mee door. De gezinnen ondergingen wat de rest van Nederland trof. Onderzoeksleider Bröer* zag – in sociologische termen – een ‘medische logica’ op de voorgrond treden. ‘De medische sector is in Nederland heel erg groot en geniet hoog aanzien. Ook medische kennis is heel dominant en wordt het meest voor 'waar' aangezien. In deze logica is de staat de bewaker van de volksgezondheid.’

De gezinnen voelden zich, zoals veel Nederlanders, opgesloten, de tijd leek stil te staan en alle dagen leken op elkaar. Met de versoepeling van de regels half mei verschoof de angst voor het virus naar onzekerheid over de beperkingen. Kun je je kinderen nu opeens wel veilig naar school sturen?

Onzeker over de regels en over de toekomst

Behalve onzeker over de regels werden ouders met de versoepeling in mei ook onzeker over de toekomst. De meeste ouders hielden rekening met opnieuw stijgende aantallen besmettingen. Aarzelend vertellen ze aan de onderzoekers dat ze ‘een beetje meer vertrouwen’ hebben en ‘wat meer relaxed zijn’. De voortwoekerende onzekerheid werd gevoed door tegenstrijdige informatie, zoals over de beschermende werking van mondkapjes.

Minder vrees werd in deze periode geuit over eventueel baan- of inkomensverlies. Wellicht komt dit doordat aanvankelijk geen van de gezinnen economisch hard is getroffen. Bröer denkt wel dat mensen zich gaandeweg steeds meer afvragen of beloftes over inkomenssteun nagekomen worden. ‘Is de overheid een betrouwbare partij die mij zekerheid biedt?’

Om het gedrag van de gezinnen te analyseren, gebruiken de Amsterdamse onderzoekers de emotiesociologie van de Amerikaanse sociologe Arlie Hochschild. Die onderscheidt framing rules en feeling rules. Framing rules definiëren de emotionele toon in bepaalde situaties, feeling rules schrijven voor hoe je geacht wordt je in een bepaalde situatie te voelen.

Een veelgehoorde feeling rule tijdens de eerste periode van de lockdown was ‘Ik mag niet klagen’. In de gevolgde gezinnen werd die uitdrukking vaak gebruikt om duidelijk te maken dat anderen veel slechter af waren: Covid-patiënten, zorgmedewerkers, zelfstandigen, daklozen en mensen die in de culturele sector werkten. Soms ging ‘Ik mag niet klagen’ zelfs zo ver dat persoonlijke problemen ermee gerelativeerd werden, zoals door een vrouw die in scheiding lag. Een breedgedragen framing rule was in maart en april solidariteit, onder meer uitgedrukt in het bekende applaus voor de zorgmedewerkers. Vanaf eind april maakte die plaats voor onzekerheid en fragmentatie.

Omgang met de regels: schipperen

Opvallend is de omgang van de gezinnen met de coronaregels. Allemaal benadrukken ze dat ze de anderhalve-meter- en de hygiënevoorschriften trouw volgen. Maar vanaf de eerste dag maken de gezinnen vaak praktische uitzonderingen. Ze schipperen. Ze gaan op bezoek bij familie en knuffelen hun bejaarde ouders. Vooral dingen die belangrijk zijn voor het gezin vergen dat de regels een beetje opgerekt en goedgepraat worden. Oma is eenzaam en iedereen voelt zich gezond dus gaan de ouders met de kinderen op visite, waarbij kleine kinderen bij oma op schoot kruipen. Schrijnend is het voorbeeld van de grootmoeder van wie de man onlangs gewelddadig om het leven is gekomen. De kinderen willen oma steunen en gaan regelmatig bij haar op bezoek. Zoals iemand het formuleert: ‘We volgen de regels strikt, met een paar uitzonderingen.’

Een andere ouder beschrijft: ‘We vermijden massa’s en volgen de overheidsregels, maar we maken ook onze eigen regels. Het moet wel doenlijk blijven. We kunnen niet elke keer de handen van onze kinderen wassen wanneer ze de grond even hebben aangeraakt. Dus we geven ze gewoon een rijstwafel. Wat moeten we anders, als de desinfecterende doekjes en gel bij de drogist op zijn? Ik wil daar geen zenuwinzinking over krijgen. Dus we maken onze eigen regels.’

De gezinnen rechtvaardigen hun geschipper met verwijzing naar de wetenschappelijke discussie, bijvoorbeeld over het nut van afstand houden in de openbare ruimte. Maar ook door te verwijzen naar anderen die zich niet aan de regels houden. Iemand zegt: ‘Ik ging naar het centrum van de stad en daar was het heel druk… Ik moet eerlijk zijn… We moesten schilderwerk doen bij mijn moeder in Almere, dus daar zijn we nu…’

Later kwam er oorverdovende kritiek op minister Grapperhaus en het koninklijk gezin toen die in strijd met de regels handelden. Christian Bröer: ‘In plaats van veroordelen, hadden we hun transgressies ook kunnen zien als menselijkheid, een logisch gevolg van het feit dat de beperkingen waarmee we moeten leven hun tol eisen. Als zelfs de koning en een minister dit doen, dan kan dat een voorbeeld zijn van wat er op het spel staat om het eigen leven leefbaar te houden.’

Begrip voor het grijze gebied

De gezinnen uit het Amsterdamse onderzoek laten een werkelijkheid zien die we in de media niet vaak tegenkomen. Daar lijken meestal maar twee smaken te zijn: degenen die de regels naleven en degenen die ze overtreden. Over het grijze gebied daartussen gaat het zelden. Volgens Bröer geven marchanderende ouders de mogelijkheid ook anders tegen een lockdown aan te kijken. ‘Er zou moeten worden verkend welke afwegingen in welke situaties voorkomen. De regels hoeven helemaal niet zo plat en star te zijn. We kunnen begrip proberen op te brengen en leren van dat gedrag.’ Hij ziet ruimte in het beleid om daar flexibeler in te zijn. In feite gebeurt dat nu al impliciet, maar dat zou expliciet gemaakt kunnen worden.

Overigens zagen de onderzoekers ook een paar gezinnen die juist strikter leefden dan nodig was. Ouders die hun kinderen niet naar school laten gaan bijvoorbeeld, terwijl dat toch weer was toegestaan. Zij namen het zekere voor het onzekere. ‘Ik wil niet dat mijn zoon een proefkonijn is’, aldus een moeder.

Marcel Ham is hoofdredacteur en Elisa van Gent is redacteur van socialevraagstukken.nl. Dit artikel verscheen in het winternummer van het Tijdschrift voor Sociale vraagstukken.

 

Noot

*       Christian Bröer is universitair hoofddocent sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek From danger to uncertainty werd behalve door Bröer uitgevoerd door Gerlieke Veltkamp, Carolien Bouw, Noa Vlaar, Femke Borst en Rein de Sauvage Nolting van de afdeling Sociologie van de Universiteit van Amsterdam.

 

Foto: August de Richelieu via Pexels