Invulling van participatiesamenleving moet beter

Beleidsmakers en politici omarmen en knuffelen burgerinitiatieven maar al te graag. In werkelijkheid is het echter nog steeds de overheid die bijna alles regisseert. Om de participatiesamenleving meer te laten zijn dan louter een modegril moeten rollen gewisseld worden.

Het beleidsparadigma van dit decennium is ongetwijfeld dat van de participatiesamenleving. Een geëvolueerde versie van de civil society waar politici en professionals inmiddels maar wat graag in geloven. We vertellen elkaar in vele publicaties en op vele congressen dat het tijdperk van New Public Management achter ons ligt. In de praktijk zijn er echter tal van aanwijzingen dat er nog geenszins sprake is van een fundamentele verandering van gedrag en rollen.

Het debat concentreert zich op de cijfers

Zes maanden nadat taken van Rijk naar gemeenten zijn gedecentraliseerd concentreert het debat in zowel Tweede Kamer als lokale gemeenteraden zich op de cijfers. ‘Waar staan we exact? Wanneer krijgen we de gegevens van mei, want alleen op basis van die van april kunnen we geen debat voeren.’ De Zorgmeldpunten schieten als paddenstoelen uit de grond. BigData en OpenData programma's worden opgestart om nog beter te kunnen voorspellen waar een diefstal plaatsvindt (predictive policing). Een GGD in een grote stad in Nederland werkt reeds experimenteel om op basis van Bigdata programma's in te zetten.

Naast de behoefte om te monitoren en geïnformeerd te zijn zien we de afgelopen jaren nieuwe vormen om te interveniëren. Bij de gemeente Dordrecht kennen we inmiddels een rijk arsenaal aan maatschappelijke interventies. We hebben een Taskforce Overlast, het TeamToeleidingBemoeizorg en natuurlijk onze Sociale Teams en Jeugdteams. Bij andere gemeenten zien we vergelijkbare aanpakken van bemoeizorg, achter de voordeur en stadsmariniers.

Burgers spreken elkaar niet meer aan door al die overheidsinterventies

Ik ben een te positief mens om de participatiesamenleving geen kans te geven. Wel durf ik te constateren dat er sprake is van een tussenfase. New Public Management is nog lang niet verlaten. De overheid is nog nadrukkelijk gericht op het monitoren en grip krijgen op samenlevingsvraagstukken. Interventies dwars door systemen heen worden op wijk en buurtniveau direct of indirect sterk geregisseerd door de overheid. De gereedschapskist om de burger en cliënt meer regie te geven is in alle eerlijkheid maar magertjes gevuld. Dit draagt allemaal bij aan een bepaald verwachtingspatroon, namelijk dat overheden en instituties de problemen wel oplossen. Leidt dit niet tot steeds passievere en consumerende burger? Illustratief is de opmerking van een wijkbeheerder van een woningcorporatie tijdens een bijeenkomst over overlast: ‘In de nette wijken in Dordrecht verwachten huurders inmiddels dat wij als corporatie mensen aanspreken als ze de kliko te lang op straat laten staan. Mensen spreken elkaar niet meer aan.’

Invulling geven aan betrokkenheid van burgers

Als politici en beleidsmakers de participatiesamenleving een serieuze kans willen geven, is terughoudendheid noodzakelijk, evenals verder doorgevoerde vormen van betrokkenheid en invloed van de burger. Het lukt overheid, instituties, burgers en cliënten echter nog te weinig om hier invulling aan te geven. Welk perspectief is er dan om dit meer te doen? Wanneer durft de overheid de ruimte die ze nu zo driftig invult over te laten aan anderen? Wellicht als ze meer vertrouwen heeft in de checks and balances? Met dus meer gelegenheid voor inwoners en cliënten om positie in te nemen. En met verschillende agenda’s om dit mogelijk maken.

Burger/cliënt agenda: burgers serieus nemen

Op deze agenda staat dan dat burgers en cliënten zich serieus genomen voelen en in de gelegenheid worden gesteld over vraagstukken in de eigen omgeving mee te praten en mee te beslissen. Dit principe kan veel verder doorgevoerd worden dan het huidige instrumentarium van keukentafels en burgerbegrotingen. Een stevigere strategie om daadwerkelijk eigenaarschap bij burgers en cliënten te leggen is nodig.

Informatie agenda: data delen

Om burger- en cliëntinitiatieven een kans te geven moet er een gelijke informatiepositie zijn. Momenteel heeft de overheid het ultieme informatiemonopolie. BigData en OpenData bieden enorme kansen om nog meer te weten. Dominant lijkt nog steeds het privacy excuus en de behoefte om eerst zelf meer overzicht te hebben. Juist het breed delen van informatie biedt kansen voor individuele burgers, vrijwilligersorganisaties en maatschappelijk middenveld om gerichter een rol te pakken. Enerzijds om tegenkracht te bieden aan systemen en instellingen die niet handelen waarvoor ze zijn ingehuurd, anderzijds om juist zelf initiatief te nemen.

Uitnodigingsagenda: geef de samenleving nieuwe positie in de publieke ruimte

De huidige financiers als overheid en zorgverzekeraar zouden meer gelegenheid moeten bieden tot sociaal ondernemend initiatief uit de samenleving. Het ‘right to challenge’ is slechts een aarzelende start. Men kan aanbestedingen zo inrichten dat burgers en cliënten een positie hebben en dat nieuwe aanbieders en investeerders met responsieve oplossingen kunnen komen. Daarnaast zijn Initiatieven als het Social Impact Hub in Amsterdam en The Social Impact Factory in Utrecht voortreffelijke voorbeelden van uitnodiging tot het op een andere, meer ondernemende manier invullen van de publieke ruimte.

Bestuurdersagenda: zie dat rollen veranderen

Ruimte geven aan burgers, cliënten, nieuwe investeerders en nieuwe oplossingen vraagt om bestuurlijk bewustzijn en bestuurlijke bescheidenheid. Nu nog prevaleert bij bestuurders in politiek, bij corporaties en zorginstellingen de angst voor het wegvallen van het bestaande. En vormen de bij de decentralisaties door de rijksoverheid geborgde werknemers– en instellingsbelangen de grootste belemmering op daadwerkelijke wijzigingen in het systeem. Bestuurders moeten zich veel bewuster zijn van veranderende rollen en verhoudingen.

Dit zijn geen agenda’s van de overheid, maar agenda’s die breder gedragen zouden moeten worden. Anno 2015 zien we heel kansrijke ontwikkelingen waarbij gestolde systemen dichterbij burgers lijken te komen. We zien geweldige burgerinitiatieven. Maar de vraag is of er sprake is van een nieuwe trend of dat we enthousiast zijn dankzij positieve framing. Een robuustere aanpak met een grotere rol voor burger, cliënt, maatschappelijke ondernemers en terughoudend bestuur is hard nodig. Anders zal het begrip participatiesamenleving een codewoord blijken te zijn voor de ‘oplossamenleving’.

Marcel van der Priem is directeur Maatschappelijke Ontwikkeling bij de gemeente Dordrecht. Daarnaast is hij in de Drechtsteden verantwoordelijk voor de implementatie van de decentralisaties en de samenhang.

Dit artikel is 2974 keer bekeken.

Reacties 7

  1. Dank voor je artikel Marcel. Veel mensen hebben het gevoel dat het begrip ‘participatiesamenleving’ als enige doel heeft te besparen en niet om beter samen te leven. Ik geloof dat ook. We streven te veel naar een niet gekorrigeerd model van liberalisme in plaats van sterkere sociale cohesie binnen de samenleving. Het voelt niet goed hoe de invulling verloopt van het begrip ‘participatiesamenleving’ verloopt. Kunnen we daar eens los van partijpolitiek samen naar kijken? gr, Lowie

  2. Heb je er wel eens aan gedacht wat een basisinkomen zou kunnen betekenen voor de participatiesamenleving? Een basisinkomen kan mensen echt in de gelegenheid stellen om meer aan participatie te kunnen doen.

  3. Lees het stuk van Mieke van der Stigt maar eens goed na misschien wordt het dan eindelijk duidelijk dat de hele maatschappij mede dankzij jullie werkwijze er alleen maar op achteruit is gegaan.

  4. Helemaal mee eens bij de teams is geen spatje empathie te ontdekken.

  5. De term participatiemaatschappij wordt tot op heden vooral gebruikt om mensen op zichzelf terug te werpen. Dat moet u nu zelf maar op zien te lossen met uw buren. Moet je wel buren hebben waar dat mee kan. Vaak wordt je ook nog voor gek versleten door je overige buren dat je het zelf probeert op te lossen zonder tussenkomst van politie. Dat is de huidige mentaliteit. En met reden.

    Elkaar aanspreken leidt tot veel conflicten en pesterijen. Daar hoort eerst een stevige buurtcommunicatiecursus voor opgezet te worden. Welke waarden en normen kan je wel en welke kan je niet opleggen aan je buren en hoe communiceer je dat op een acceptabele wijze. Daarom is communiceren via een neutraal kanaal als politie of woningbouw zo nuttig. Je zou bijna blij worden van de kliklijn van de sociale dienst. Kortom, je hebt neutrale bemiddelaars nodig. Misschien is buurtbemiddeling in veel gevallen afdoende en goedkoper. je blijft ze wel nodig hebben. Juist als er meer geparticipeerd dient te worden. Nu lijkt het of iedereen zich maar terugtrekt in zijn eigen hol.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *