Jeugdhulp: normaliseren is nog geen preventie

Normaliseren en preventie worden in beleidsnota’s en in de jeugdhulppraktijk steeds vaker aan elkaar verbonden. Onderzoeker Rogier Kattenberg en associate lector Els Evenboer van de Hogeschool Windesheim vinden dat zorgwekkend.

Het Nederlandse jeugdhulpbeleid staat de afgelopen decennia bol van brede concepten, zoals normaliseren, pedagogische basis, pedagogische civil society, sociale basis en preventie. Het zijn concepten die een stip op de horizon aangeven, maar waarvan onduidelijk is hoe je die praktisch kunt realiseren.

Het populairste concept in jeugdhulpbeleid van de afgelopen tien jaar is normaliseren. Dat begrip is gekoppeld aan een juiste waardering, lees niet onnodig problematiseren van gedrag. Interessant is dat normaliseren zowel in gemeentelijk beleid als in de praktijk vaak wordt verbonden aan preventie. Valt normaliseren straks onder preventiebeleid? Moeten we hier ons zorgen over maken?

Preventie

Invulling van preventiebeleid hangt af van de lens waardoor je kijkt. In jeugdhulp- en onderwijsbeleid gebeurt dit voornamelijk door de individuele bril.

Het medisch model heeft enkel oog voor de somatische oorzaken van problemen

Begrijpelijk, want preventie is van origine een medisch concept, en in eerste instantie gericht op hoe we ziektes kunnen voorkomen. Dat gebeurt vanuit een reductionistische kijk. Het medisch model heeft enkel oog voor de somatische oorzaken van problemen. De mens is een machine.

Preventie is in de afgelopen decennia ook in de psychologie uitgangspunt geworden. Zoals we kinderziektes door inentingen proberen te voorkomen, zo zijn we op school massaal aan het testen geslagen om allerlei variaties van gedrag zoals ADHD of autisme op tijd te herkennen. Ook hier is de focus op individuele symptomen en risicoreductie dominant.

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RvS) concludeert in haar rapport Iedereen bijna ziek dat het preventiebeleid vaak wordt ingevuld met dicht bij zorg liggende activiteiten, zoals screening. Op die manier kunnen we zo vroeg mogelijk ontdekken of er risico op ziekte is, en of er wat aan te doen valt. RvS stelt dat deze invulling van preventie mensen juist de zorg in trekt.

Primaire preventie vindt plaats buiten de zorg

Een belangrijke aanbeveling van de RvS is dat we de focus moeten verleggen naar primaire preventie, collectief ziektes voorkomen en gezondheid bevorderen. Dat kan bijvoorbeeld door een gezonde eetstijl te stimuleren of een sterke sociaalpedagogische basis expliciteren. Primaire preventie vindt plaats buiten de zorg. Het zet in op de bredere context van het gewone leven waarin kinderen en jongeren opgroeien en ouders opvoeden.

Niet onnodig problematiseren

Het concept normaliseren is in 2012 geïntroduceerd door de voormalige Raad voor Maatschappelijke Ontwikkelingen (RMO). RMO pleitte voor een sterkere eerstelijnshulp gebaseerd op de principes van ontzorgen en normaliseren, waarbij zij het laatste begrip definieerde als het niet onnodig problematiseren en etiketteren van gedrag. Deze opvatting is bijna woordelijk overgenomen in de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet uit 2015

Normaliseren is voornamelijk geënt op pedagogische principes. Het houdt met andere woorden in dat we niet kijken naar individuele symptomen, maar naar de context. Ook erkennen we dat opvoeden en opgroeien hartstikke lastig zijn en met vallen en opstaan gepaard gaan. En ten slotte dat we terughoudend moeten zijn met individuele gedragsdiagnoses.

Afbreuk

Het is op zijn minst opvallend dat preventie – in zijn huidige dominante individuele, op screening en ingrijpen gerichte logica – direct aan normaliseren wordt gekoppeld. Daarmee doen we afbreuk aan de uitgangspunten en doel van normaliseren. Normaliseren gaat immers over een bredere cultuuromslag. Essentieel daarbij is dat we rekening houden met de functie van taal in het geven van betekenis aan de wereld om ons heen.

Het kan anders. Allereerst door te investeren in een collectieve blik op preventie

Het succes van normaliseren is afhankelijk van onze kritische blik op hoe we verwante concepten taal en betekenis geven. Als we normaliseren binnen de bestaande preventielogica beschouwen, dan is het aannemelijk dat het concept gekaapt blijft door het dominante biomedisch model en zijn reductionistische principes in het nadenken over opvoeden en opgroeien.

Het kan anders. Allereerst door te investeren in een collectieve blik op preventie. Door preventie te zien als investering in de leefomgeving van alle kinderen. Oftewel, door aandacht te hebben voor de sociale determinanten van gezondheid: de leefomgeving, de sociale binding in een wijk en het voedsel dat we kinderen aanbieden.

Ook is het belangrijk om normaliseren te positioneren als onderdeel van een kritisch pedagogische discipline, aansluitend bij ideeën over gedeelde opvoedverantwoordelijkheid (Winter, 2024) en een sterke sociaalpedagogische omgeving.

Zetten we deze twee stappen dan hoeven we niet steeds te vragen naar wat we met zijn allen onder normaliseren verstaan, maar kunnen we voortborduren op bestaande ideeën en initiatieven. Ook kunnen we normaliseren dan beter positioneren in een veld waarin voornamelijk medisch-psychologisch wordt geredeneerd.

Als we deze twee stappen nemen, kan preventie straks, anders dan nu, wellicht onderdeel zijn van een pedagogisch geladen normaliseringsbeleid.

Rogier Kattenberg is onderzoeker bij het lectoraat Jeugd van Hogeschool Windesheim Zwolle. Els Evenboer is associate lector Jeugd van Hogeschool Windesheim Zwolle.

 

Foto: Charles Parker via Pexels.com