Jongeren vaker werkloos door bescherming zittende werknemer

Jongeren zijn de dupe van een strikte ontslagregelgeving. Ze zijn vaker werkloos dan zittende oudere werknemers. Arbeidsmarktflexibilisering leidt mogelijk tot een verloren generatie. Sociale compensatie – denk aan meer kinderbijslag voor jonge ouders - is op zijn plaats.

Jongeren hebben minder kansen op een baan in landen met een strikte werkgelegenheidsbeschermende wet- en regelgeving, zoals een weinig soepel ontslagrecht. Vooral middelbaar en hoger opgeleide jongeren ondervinden daar nadelen van. Het arbeidsmarktsegment waarin zij terechtkomen is over het algemeen meer gereguleerd (bijvoorbeeld via CAO’s) en hun ontslagkosten zijn hoger.

Dit blijkt uit de voorlopige resultaten van ons lopende onderzoek naar de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt in 29 voornamelijk Europese landen. Dat een strikte ontslagregelgeving negatieve gevolgen heeft voor de intrede van jongeren op de arbeidsmarkt is al eerder aangetoond, maar niet op zo’n grote schaal.

Hoge jeugdwerkloosheid

Ruim een op de vijf Europese jongeren onder de 25 jaar is momenteel werkloos. Vooral in Zuid-Europa is de jeugdwerkloosheid tot schrikbare hoogte gestegen. In Spanje en Griekenland zit ongeveer de helft van de jongeren zonder werk; in Italië en Portugal ongeveer een derde. Ook in veel Oost-Europese landen, zoals Polen, is de jeugdwerkloosheid hoog. In Nederland bedraagt de werkloosheid onder jongeren zo’n 10 procent; het laagste percentage van de Europese Unie. Nederland wordt op de voet gevolgd door Duitsland, Oostenrijk en Denemarken.

Verschillen tussen landen

Het spreekt voor zich dat macro-economische omstandigheden een belangrijke rol spelen bij het verklaren van verschillen in jeugdwerkloosheid tussen landen. Zo is er een sterke samenhang tussen het percentage jongeren (15-24 jarigen) dat werkloos is en het werkloosheidspeil van de totale beroepsbevolking (15-64 jarigen). Toch zijn er duidelijke landenverschillen in de verhouding tussen beide werkloosheidspercentages. In het ene land zijn jongeren relatief vaker dan ouderen werkloos dan in het andere. Dat duidt erop dat de jeugdwerkloosheid van meer afhangt dan de economie alleen.

Werkgelegenheidsbescherming benadeelt jongeren

Eerder landenvergelijkend onderzoek liet al zien dat werkgelegenheidsbeschermende maatregelen het jongeren moeilijk maken een baan te vinden. In landen waar werkgelegenheidsbeschermende wet- en regelgeving voor zittende werknemers strikt is, worden de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt ondermijnd, omdat zij in hun positie als ‘outsiders’ zonder relevante werkervaring moeten wedijveren om de beschikbare banen met zittende werknemers (‘insiders’). Zo vinden onderhandelingen over loon plaats tussen insiders (of hun belangenbehartiger: de vakbonden) en werkgevers.

Outsiders spelen in dit proces geen rol. Zittende werknemers bepalen hun loon op strategische wijze zodat hun werkgelegenheid gegarandeerd is. De werkgelegenheid voor outsiders heeft geen prioriteit. Ook zetten insiders zich in voor een sterkere rechtspositie. Over het algemeen proberen zij hun rechtspositie te vergroten door een aantal arbeidsvoorwaarden steviger te verankeren in de wet en/of CAO’s. Met name senioriteit is een belangrijk criterium. Gewoonlijk belet dit principe dat werknemers met veel dienstjaren kunnen worden ontslagen, terwijl jonge werknemers, die het meest recent bij een bedrijf zijn komen werken, de eersten zijn die worden ontslagen wanneer het bedrijf daartoe is genoodzaakt (‘last in, first out’). Voor jongeren is het gevolg dat zij gevangen komen te zitten in (langdurige) werkloosheid of in een onzekere arbeidsmarktpositie, zoals tijdelijk werk.

De rol van beroepsonderwijs

Naast de ontslagbescherming speelt het onderwijs een rol. In landen met nauwe banden tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, zoals in Nederland, is de jeugdwerkloosheid over het algemeen lager. Met name een uitgebreid stelsel van initieel beroepsonderwijs helpt. Jongeren doen daar beroepsgerichte kennis en vaardigheden op, die hen specifiek voorbereiden op een beperkt aantal beroepen. Voor werkgevers is het aannemen van schoolverlaters van het beroepsonderwijs zeer aantrekkelijk, omdat het curriculum hen al heeft voorzien van de competenties die nodig zijn voor het adequaat uitvoeren van het werk. Hierdoor besparen werkgevers trainingskosten. De manier waarop nauwe banden tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt zijn geïnstitutionaliseerd, verschilt.

In sommige landen, waaronder Duitsland, wordt het bijbrengen van beroepsvaardigheden gedeeld door het onderwijs en het bedrijfsleven, zoals dat in het duale stelsel van werken en leren geldt. In andere landen, zoals Denemarken, vindt het verwerven van beroepsvaardigheden vooral in het dagonderwijs plaats. Maar in beide gevallen biedt het jongeren perspectief op een goede arbeidsmarktintegratie. Het beroepsonderwijs is bovendien een sociaal vangnet. Het wordt veelal gevolgd door jongeren van relatief lagere sociale komaf en zorgt ervoor dat zij een goede startpositie op de arbeidsmarkt weten te verwerven.

Globalisering en gevolgen op andere domeinen

De gevolgen van de globalisering doen zich eveneens gevoelen. Hierdoor neemt de onzekerheid, bijvoorbeeld over de beschikbaarheid van werk, toe. Werkgevers wentelen de risico’s op de arbeidsmarkt nu eenzijdig af op de werknemers, en dan met name op de intreders op de arbeidsmarkt. De kans op een vaste baan neemt hierdoor steeds meer af ten gunste van tijdelijk werk. De verwachting is dat groeiende onzekerheden als gevolg van globalisering jongeren hinderen in het aangaan van verplichtingen op de lange termijn, met name met betrekking tot gezinsvorming. Het kopen van een huis, het aangaan van een huwelijk en het krijgen van kinderen brengen grote verantwoordelijkheden met zich mee die zekerheid op het terrein van arbeid en inkomen vereisen.

Arbeidsmarktflexibilisering heeft mogelijk verstrekkende gevolgen voor het verdere leven van jongeren, naast de tijdelijke onzekerheid die deze met zich mee brengt. Dit leidt wellicht tot het ontstaan van een verloren generatie. Veel geopperde maatregelen als het mogelijk maken van stage- of werkervaringsplekken voor schoolverlaters en het verlenen van individuele ondersteuning aan (langdurig) werkloze jongeren zijn niet voldoende. Wij pleiten ervoor dat jongeren enige ‘sociale compensatie’ moeten krijgen voor hun onzekerder arbeidsmarktpositie. Zo zou de kinderbijslag voor jonge ouders, die werkloos zijn of tijdelijk werk hebben, kunnen worden verhoogd. Of bij tijdelijk werk zouden jongeren gemakkelijker een hypotheek (met garantie) moeten kunnen krijgen. Daarvoor zijn afspraken met de overheid en de banken nodig. Dat is lastig, omdat het deels gaat om private partijen. Maar de zaak moet wel in balans zijn.

Maarten Wolbers, Marloes de Lange en Maurice Gesthuizen zijn als socioloog verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het onderzoek is gepresenteerd tijdens de internationale conferentie ‘Transitions in Youth: A 20-Year Perspective’ van het ‘European Research Network on Transitions in Youth’ die van 5 tot en met 8 september jongstleden werd gehouden in Nijmegen. Zie voor informatie over de conferentie: http://www.socsci.ru.nl/~maartenw/tiy2012/index.htm