Kleinschalige woonvorm geen panacee

Ruim een jaar geleden maakte het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend dat het de komende jaren ruim 70 miljoen euro steekt in de kleinschalige zorg voor mensen met dementie. Maar Hilde Verbeek stelt dat een volledige overgang naar kleinschalige woonvormen geen goed idee is.

In de verpleeghuiszorg voor ouderen met dementie neemt het aantal kleinschalige woonvormen sterk toe. In deze woonvorm staat, naast zorg, het wonen en welzijn van de bewoners voorop en wordt er gestreefd naar een situatie zoals thuis. In een kleinschalige omgeving zijn gelijkgestemde bewoners met vergelijkbare voorkeuren, interesses, behoefte en achtergronden bij elkaar gebracht. Het gaat het vooral om groepen waarin zes tot acht ouderen in een huiselijke en herkenbare omgeving samenwonen en zoveel mogelijk zelf de regie over hun leven voeren.

Ondervertegenwoordiging
Mijn onderzoek was erop gericht om inzicht te verkrijgen in ontwikkelingen en ervaringen rondom kleinschalig wonen in Limburg. Ik heb gebruik gemaakt van schriftelijke vragenlijsten en interviews. Benaderd zijn zorgorganisaties die in Limburg verpleeg- en/of verzorgingshuiszorg bieden en betrokkenen van kleinschalige projecten: bestuursleden van zorgorganisaties, vertegenwoordigers van zorgkantoren, cliëntenraden en leidinggevenden, verzorgenden en familieleden van bewoners. In vrijwel alle, ruim veertig, projecten is het uitgangspunt dat bewoners levenslang mogen blijven wonen. Bijna de helft van projecten hanteert selectiecriteria; vaak mag er geen sprake zijn van ernstige gedragsproblematiek. Vrijwel alle projecten werken met een vast team medewerkers.

In 2005 was in Limburg 3,6 procent van de psychogeriatrische zorg kleinschalig gerealiseerd, tegen zo’n 10 procent in geheel Nederland. Uit de interviews komen diverse mogelijke oorzaken voor de ondervertegenwoordiging in Limburg naar voren. Er worden problemen met de realisatie en bouw van projecten genoemd. Verder zouden in Limburg veel verzorgingshuizen levensbestendig gemaakt zijn door verpleegafdelingen te realiseren. Daarnaast zouden de aard van zowel aanbieders als medewerkers en bewoners voorzichtiger zijn, waardoor eerder wordt gekozen voor een vertrouwd concept. Niettemin is ook in Limburg sprake van een gestage toename van kleinschalige projecten.

Hype?
Uit dit onderzoek blijkt dat bewoners, familieleden en medewerkers de persoonlijke bejegening, huiselijkheid en herkenbaarheid in de kleinschalig woonvormen als prettig ervaren. Een verpleegkundige die voor het onderzoek werd geïnterviewd, zei: ‘Het is een vorm van benadering en begeleiding van dementerenden die recht doet aan hun mensheid.’ Bewoners lijken zich rustiger en meer tevreden te voelen. Verzorgenden geven aan veel persoonlijke aandacht te kunnen besteden aan de bewoners en de familieleden zijn hier in het algemeen zeer over te spreken.

Maar niet iedereen is even enthousiast. Er zijn medewerkers in verpleeghuizen die zich afvragen of ‘de kleinschalige woonvorm geen trend is waar iedereen als een dolle stier achteraan loopt zonder zich af te vragen in hoeverre wat mogelijk is.’ Zij hebben vooral vragen over de geschiktheid van kleinschalige woonvormen voor zwaarder dementerenden. Een van de respondenten in dit onderzoek wees erop dat ‘in de kleinschalige woonvormen vaak maar een of twee verzorgenden tegelijkertijd werken', waardoor het extra belastend is voor hen wanneer een bewoner een complexe zorgvraag heeft. Dit kan mogelijk ten koste gaan van de zorg aan de andere bewoners.

Ook vragen sommige respondenten zich af of alle ouderen wel wíllen profiteren van de omgeving en de dynamiek in kleinschalige woonvormen. Of zoals een familielid van een bewoner in een kleinschalige woonvorm het verwoordde: ‘Sommige bewoners zitten hier alleen maar te zitten. Maar ja, wat deden ze thuis? En wat willen ze eigenlijk? Bij mensen die altijd actief zijn geweest, kan ik me voorstellen dat ze in beweging willen blijven, maar voor anderen is het genoeg als ze naar buiten of televisie kunnen kijken en krantje lezen.’ Het uitdragen van een heldere visie is de belangrijkste factor voor het slagen van een kleinschalige woonvorm voor dementerende ouderen. Regelmatig zou met medewerkers en familieleden besproken moeten worden waarom en hoe dingen gebeuren.

Geen blauwdruk
Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat de algemene kwaliteit van leven tussen bewoners in kleinschalige woonvormen en bewoners op gewone afdelingen vergelijkbaar is. In de kleinschalige woonvormen worden weliswaar minder vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast en psychofarmaca gebruikt dan op gewone afdelingen, maar je kunt in het algemeen niet zeggen dat kleinschalige woonvormen betere voorzieningen zijn dan gewone verpleeghuiszorg. Een volledige overgang naar kleinschalige woonvormen is daarom niet vanzelfsprekend. Sterker nog, gezien de resultaten van dit onderzoek, is het aanbevelingswaardig voor beleidsmakers en zorgorganisaties om zich niet te beperken tot één vorm of één zorgconcept. 

Hilde Verbeek is werkzaam als onderzoeker bij de Universiteit Maastricht (CAPHRI School for Public Health and Primary Care). Zij is een van de opstellers van het rapport over de  ‘Effecten van kleinschalige woonvormen voor ouderen met dementie’. Dit rapport is hier gratis te downloaden. Verbeek verdedigt op 29 april a.s. haar proefschrift “Redesiging dementia care. An evaluation of small-scale, homelike care environments.”