Migrantenzorgwerkers in Nederland: mythes ontkracht

Inwonende migrantenzorgwerkers zijn een kleine maar groeiende groep in Nederland. Sommigen zien deze buitenlandse zorgverleners als dé oplossing voor ons zorgvraagstuk, anderen zien hun komst als het vragen om problemen. Tijd om te kijken wat er klopt van deze vooroordelen.

Het zijn er naar schatting enkele honderden: zorgverleners uit Midden- en Oost-Europa die inwonen bij hulpbehoevenden in Nederland om zorg en ondersteuning te bieden. Hoewel de omvang nog beperkt is – vooral vergeleken met landen als Italië en Duitsland – krijgt dit nieuwe fenomeen de nodige media-aandacht. Ondanks dat er nog maar weinig bekend is over inwonende migrantenzorgwerkers in Nederland, doen er wel al verschillende mythes de ronde.

Promotiepraters en doemdenkers

De eerste mythe is dat migrantenzorgwerkers een droomoplossing zijn voor het zorgvraagstuk in Nederland. Volgens deze visie kent inwonende zorg alleen maar winnaars: hulpbehoevenden kunnen langer thuis blijven wonen, mantelzorgers worden ontlast en migranten doen dit werk graag (in hun cultuur is zorgen voor een ander vanzelfsprekend).

Ook op financieel gebied zien ze een win-win situatie, want voor zorgvragers is het betaalbaar, terwijl zorgverleners meer verdienen dan in het herkomstland. Organisaties die inwonende zorg aanbieden promoten de migrantenzorgwerker als droomoplossing en ook de presentatoren van het EO-programma 3Onderzoekt waren onverdeeld positief over de zogenoemde ‘zorghongaar’ als optie voor hun eigen ouders.

Hier staat een andere mythe tegenover: met de komst van migrantenzorgwerkers in Nederland halen we Italiaanse toestanden binnen. Volgens deze visie is er weinig regulering, waardoor de vrouwen onmenselijk lange werkdagen moeten maken en makkelijk slachtoffer worden van intimidatie.

Davies en Mans wijzen op ‘nare bijwerkingen’, niet alleen voor zorgverleners, maar ook voor zorgvragers, die te maken kunnen krijgen met gebrekkige kwaliteit van zorg. Tonkens voorspelde in 2011 dat er pas iets aan de positie van migrantenzorgwerkers gedaan zal worden als er ‘honderdduizenden’ in Nederland aan het werk zijn en ‘schandalen in de media’ hiertoe aanleiding geven.

Inwonende zorg in de praktijk

In twee recente studies worden beide mythes ontkracht: inwonende buitenlandse zorgverlening in Nederland geeft geen reden tot jubel, maar van grote misstanden lijkt ook geen sprake. Verkennend onderzoek van Da Roit en Van Bochove liet zien dat de diensten van migrantenzorgwerkers in Nederland meer gereguleerd zijn dan in andere landen. Managers van organisaties die bemiddelen tussen zorgvraag en -aanbod geven aan dat zij zich aan allerlei regelgeving op het gebied van zorg, arbeid en migratie dienen te houden, en dat zij hun beleid – soms na problemen met inspecties –hierop hebben aangepast.

Uit de nieuwe studie Kwetsbaar, en dan?, waarvoor ook met migrantenzorgwerkers zelf is gesproken, blijkt dat deze zorgwerkers het in Nederland relatief goed hebben. Organisaties proberen hen op verschillende manieren te beschermen tegen ongewenste situaties en de migrantenzorgwerkers zijn een stuk weerbaarder dan vaak gesuggereerd. Tegelijkertijd hangen de werkomstandigheden voor een groot deel af van de specifieke situatie waarin de migrant terecht komt. In de praktijk maken de gezondheidstoestand en het sociale netwerk van de zorgvrager vaak het verschil.

Organisaties selecteren, monitoren en grijpen in

Bemiddelingsorganisaties spannen zich op verschillende manieren in om ongewenste situaties te voorkomen. Niet alleen omdat ze anders diverse instanties op hun dak krijgen, maar ook omdat ze er belang bij hebben dat cliënt en zorgverlener tevreden zijn en de zorgrelatie niet voortijdig beëindigen. In dat geval kost het ze namelijk tijd en geld om een nieuwe ‘match’ tot stand te brengen.

Organisaties coördineren de zorgsituatie op verschillende manieren. Ten eerste doen ze aan risico-selectie: cliënten die verkeerde verwachtingen hebben worden afgewezen, net als cliënten die niet terug kunnen vallen op een ondersteunend netwerk en de migrantenzorgwerker daarmee geen vrije tijd kunnen bieden. Een andere vorm van risico-selectie is dat organisaties het liefst met ervaren zorgverleners werken die eerder in het buitenland gewoond hebben.

Ten tweede stellen de organisaties voor de start van de dienstverlening een zorgplan op, waarin de onderlinge verwachtingen worden vastgelegd. Tot slot monitoren de organisaties de zorgverlening door periodiek met de betrokkenen te spreken en veranderingen in zorgbehoefte en ervaren werklast tijdig te signaleren en op te lossen.

 Migrantenzorgwerkers zijn weerbaar

Migrantenzorgwerkers zijn geen willoze slachtoffers die niet anders kunnen dan hun lot accepteren. Ze hebben een bewuste keuze gemaakt om in Nederland geld te verdienen, bijvoorbeeld om hun kinderen in het herkomstland een goede opleiding te kunnen bieden. De meeste geïnterviewde vrouwen voelen zich sterk en ontvangen ook de nodige sociale steun.

Sommige migrantenzorgwerkers werken in duo’s: zij wisselen elkaar af, waardoor ze steeds enkele weken in Nederland werken en daarna enkele weken vrij zijn in het herkomstland. Voor hen staat het verblijf in Nederland bijna geheel in het teken van de cliënt; zij ontspannen tussen de werkzaamheden door, bijvoorbeeld door samen met de cliënt tv te kijken. Degenen die voor een langere aaneengesloten periode in Nederland zijn, hebben meer tijd om hier activiteiten te ondernemen en bouwen een eigen sociaal netwerk op.

Situatie cliënt maakt het verschil

De inspanningen van de organisaties en de weerbaarheid van de migrantenzorgwerkers blijken in sommige situaties echter niet voldoende om overbelasting te voorkomen. De persoonlijke omstandigheden van de cliënt zijn hierbij vaak doorslaggevend. Het maakt nogal verschil of je als zorgverlener woont bij een zorgvrager met een groot huis, die relatief zelfstandig is en ook nog een ondersteunend netwerk heeft, of dat je maar een kleine kamer hebt, de cliënt continue aandacht nodig heeft en – ondanks het beleid van de organisatie – geen familieleden heeft die bijspringen.

Enkele migrantenzorgwerkers die zich in een dergelijke situatie bevinden geven aan dat ze zich geïsoleerd voelen en hoofdpijn krijgen van het intensieve werk. Diverse managers noemen voorbeelden van zorgwerkers die uiteindelijk naar de fles grepen om hun frustraties weg te drinken. Ongelijkheid tussen zorgvragers vertaalt zich daarmee ook in ongelijkheid tussen migrantenzorgwerkers.

Advies: zet vooroordelen opzij

Het is nog te vroeg om te zeggen of inwonende zorgverlening door migranten ook in Nederland een alledaags verschijnsel zal worden. Mensen die deze vorm van zorgverlening overwegen voor zichzelf, hun partner of hun ouder, adviseren wij om vooroordelen opzij te zetten en goed te informeren bij de desbetreffende organisatie hoe zij met hun migrantenzorgwerkers en cliënten omgaan.

Wees niet bang voor grote misstanden, maar ga er ook niet vanuit dat met het inhuren van een migrantenzorgwerker al uw – en haar – zorgen voorbij zijn.

Marianne van Bochove is socioloog en universitair docent Health Care Governance bij het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Samen met Duco zur Kleinsmiede en Sarah Ashu (beiden afgestudeerd in Health Care Management aan het iBMG) schreef zij het rapport Kwetsbaar, en dan? Hoe inwonende buitenlandse zorgverleners en hun werkgevers omgaan met precaire arbeid (2017).

Foto: Luca Stefanelli (Flickr Creative Commons)