De hoge verwachtingen van vrijwilligers hangen samen met de verschuiving van de klassieke verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving, in termen van de Troonrede van 2013: ‘Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.’ Er wordt bezuinigd op professionele krachten en veel meer verwacht van burgers zelf, onder meer in de rol van vrijwilliger. De hoop is dat vrijwilligers veel taken en verantwoordelijkheden op zich nemen die nu nog bij betaalde krachten liggen, en deze taken liefst ook overnemen. Men denkt dan aan beheer van buurthuizen, speeltuinen, zwembaden en bibliotheken gaan beheren of aan begeleiding van demente bejaarden.
Kan dat? Kunnen vrijwilligers dat, en onder welke voorwaarden? Daarover is weinig bekend. Vanwege de stilzwijgende verwachting dat het wel zal kunnen en moeten, is er weinig maatschappelijke aandacht voor deze vragen. Voor politici en beleidsmakers is het daardoor moeilijk om zich goed te oriënteren en keuzes te maken: wat kunnen zij nu wel en niet aan vrijwilligers overlaten?
Het onderzoeksproject ‘Kunnen we dat (niet) aan vrijwilligers overlaten?’ van de Universiteit van Amsterdam geeft op die vraag antwoord. We onderzochten de voor- en nadelen en voorwaarden van het toenemend beroep op vrijwilligers in de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Zaanstad, in verpleeghuizen, dagbesteding en beheer van buurthuizen en speeltuinen.
Waar moet je als wethouder, ambtenaar of lokaal politicus op letten om te beoordelen in hoeverre het mogelijk en wenselijk is om meer aan vrijwilligers over te laten? We vonden drie varianten van samenwerking tussen vrijwilligers en professionele krachten, met elk hun eigen problemen en mogelijkheden.
1. Vrijwillige verantwoordelijkheid
Vooral op het terrein van welzijn hopen veel beleidsmakers dat vrijwilligers in de nabije toekomst het grootste deel van de taken van betaalde krachten zullen overnemen en dus bijvoorbeeld speeltuinen, buurthuizen, zwembaden en bibliotheken gaan beheren. Vrijwilligers zouden dan alleen nog op afstand begeleid worden door professionals. In ons onderzoek vonden we dit model bij het beheer van speeltuinen en buurthuizen.
Dit model van vrijwillige verantwoordelijkheid heeft veel voordelen: het geeft vrijwilligers veel voldoening en zij zetten zich vol overgave in voor ‘hun’ plek waardoor er tegen geringe kosten veel werk verzet wordt. Voor werklozen onder hen kan vrijwilligerswerk ook een opstap naar betaald werk zijn.
Een nadeel is echter wel dat vrijwilligers in hun enthousiasme anderen vaak onbedoeld uitsluiten. Ze eigenen zich de speeltuin of het buurthuis toe waardoor buurtbewoners en andere vrijwilligers zich er niet welkom voelen. Voor kwetsbare vrijwilligers, die begeleiding nodig hebben, is er dan al helemaal geen plaats. Een ander nadeel is dat er weinig beleidsmatige sturing mogelijk is en beleidsmakers dus niet zonder meer kunnen verwachten dat men bijdraagt aan beleidsdoelen als integratie of sociale cohesie. Ook bestaat het risico dat conflicten tussen vrijwilligers onderling of tussen vrijwilligers en bezoekers escaleren, doordat er geen onafhankelijke professional als scheidsrechter kan optreden. Een nadeel is verder dat de situatie erg kwetsbaar is: wanneer vrijwilligers besluiten te stoppen, staat het voortbestaan van de dienstverlening meteen onder druk. Voor opvolgers is niet gezorgd en die dienen zich meestal ook niet snel aan.
Soms werkt dit model heel goed, zoals in een van de vier onderzochte Utrechtse speeltuinen. Vrijwilligers voeren hier bijna alle taken uit. In de andere drie speeltuinen die we onderzochten lukte dit echter (nog) niet. Waardoor lukte het in die ene speeltuin wel en wat leren we daarvan over de voorwaarden waaronder je het werk aan vrijwilligers kunt overlaten?
Het model van vrijwillige verantwoordelijkheid blijkt alleen mogelijk wanneer er veel vrijwilligers beschikbaar zijn die aan hoge eisen voldoen: ze zijn persoonlijk redelijk stabiel en gezond, hebben een sterke binding met de buurt, veel ervaring met de vereiste taken en veel tijd om vrijwilligerswerk te verrichten. Een andere voorwaarde is dat de inhoud van het werk redelijk open is en niet door strakke wettelijke of professionele kaders is bepaald. Dit is de reden waarom je deze vorm eerder in welzijn dan in de zorg vindt: in de zorg zijn zulke kaders en richtlijnen prominenter aanwezig .
Hoewel het model van vrijwillige verantwoordelijkheid het beleidsideaal is, komt dit in de praktijk niet veel voor. Geen wonder, gezien de hoge eisen die het stelt aan de vrijwilligers en de serieuze risico’s en nadelen. Vaker zien we gedeelde verantwoordelijkheid of professionele verantwoordelijkheid.
2. Gedeelde verantwoordelijkheid
In de sector welzijn zien we vooral het model van gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij vrijwilligers wel taken overnemen, maar er ook altijd een professional aanwezig is met veel verantwoordelijkheid. In ons onderzoek vonden we dit model bij speeltuinen, buurthuizen en bij dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking.
Een voordeel van dit model van gedeelde verantwoordelijkheid is dat er ruimte is voor verschillende typen vrijwilligers. Vrijwilligers die weinig begeleiding nodig hebben kunnen zelfstandig aan de gang gaan en de nog aanwezige professionals kunnen zich concentreren op het begeleiden van kwetsbare vrijwilligers (onder wie bijvoorbeeld mensen met een lichte verstandelijke beperking en psychiatrische patiënten). Een ander voordeel van dit model is dat innovatieve ideeën van vrijwilligers goed tot hun recht kunnen komen doordat professionele krachten kunnen helpen bij verwezenlijking ervan.
Een risico van gedeelde verantwoordelijkheid is dat er gemakkelijk onduidelijkheid ontstaat over wie waarvoor verantwoordelijk is, bijvoorbeeld als zich onvoorziene situaties voordoen of als afspraken toch onvoldoende duidelijk blijken. Dit kan ertoe leiden dat vrijwilligers afhaken. Net als bij het model van vrijwillige verantwoordelijkheid kunnen conflicten tussen verschillende gebruikersgroepen snel escaleren, doordat er niet altijd een bemiddelende professional is. Ook blijken sommige professionals zich in hun nieuwe, meer terughoudende en minder zichtbare rol nogal eens miskend te voelen door beleidsmakers en leidinggevenden, vooral wanneer politiek en beleid meetbare prestaties van hen verwachten.
Ook gedeelde verantwoordelijkheid is dus aan voorwaarden gebonden. Zo vereist dit model duidelijke afspraken over de taakverdeling, die ook nagekomen en zo nodig bijgesteld worden. Vrijwilligers moeten bereid zijn hun nieuwe verantwoordelijkheden waar te maken en professionals moeten daadwerkelijk taken loslaten die ze tot dan toe vanzelfsprekend deden. Belangrijk is dat professionals zich uitnodigend en verbindend opstellen ten opzichte van vrijwilligers. Ook aan beleid en politiek stelt dit model voorwaarden: professionals kunnen alleen die meer bescheiden rol spelen wanneer zij niet op meetbare doelstellingen worden afgerekend.
Veel beleidsmakers zien deze gedeelde verantwoordelijkheid als overgangssituatie naar vrijwillige verantwoordelijkheid. Uit ons onderzoek blijkt echter dat deze hoop doorgaans niet reëel is: aan de voorwaarden voor vrijwillige verantwoordelijkheid is meestal niet voldaan en realisering ervan is vaak ook niet in zicht.
3. Professionele verantwoordelijkheid
Vooral in de zorg zagen we een derde model: dat van professionele verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid ligt voornamelijk bij professionals. Zij stellen ook de kaders. Vrijwilligers daarbinnen nauw omschreven taken. In ons onderzoek vonden we dit bij verpleeghuiszorg voor mensen met vergevorderde dementie. Professionals bieden hier dagelijkse zorg en hulp, zoals douchen, aankleden en mensen naar de wc brengen, en begeleiding bij spelletjes of sport. Vrijwilligers verrichten alleen aanvullende taken, zoals koffie en thee zetten, helpen bij spelletjes of wandelen met een cliënt.
Een voordeel van dit model van professionele verantwoordelijkheid is dat de continuïteit van de zorg gewaarborgd is. Als een vrijwilliger afhaakt valt wel de extra aandacht voor de cliënt weg, maar niet de kerntaken op het gebied van zorg en activiteiten. Kwetsbare vrijwilligers voelen zich in dit model goed op hun gemak, omdat hun takenpakket duidelijk en beperkt is. Zij krijgen ruimte om zelfvertrouwen op te bouwen door iets goeds te doen voor een ander zonder grote verantwoordelijkheid te hoeven dragen.
Keerzijde van dit model is dat zelfstandige vrijwilligers hier niet erg op hun plaats zijn: zij kunnen weinig zelfstandig werken en krijgen beperkte ruimte om zich verder te ontwikkelen. Ook dit model is aan voorwaarden gebonden. Zo moeten er voldoende professionals beschikbaar zijn. Vrijwilligers moeten daarnaast bereid zijn om de geboden structuur te accepteren.
Voordelen, nadelen en voorwaarden
Ons onderzoek laat zien dat taken echt overlaten aan vrijwilligers alleen mogelijk is wanneer er voldoende ervaren, ter zake kundige mensen beschikbaar zijn, die persoonlijk redelijk stabiel en gezond zijn, en een sterke buurtbinding en veel tijd hebben. Bovendien moet er altijd een professional op afroep beschikbaar zijn. Een voorwaarde is ook dat het om werk moet gaan dat niet aan strakke wettelijke kaders of professionele richtlijnen onderworpen is. Dat maakt vrijwillige verantwoordelijkheid in de zorg lastig. Maar soms ook in welzijn – zoals bij het beheer van speeltuinen of buurthuizen – wanneer bijvoorbeeld de bewoners te weinig tijd of te weinig competenties hebben.
In zulke gevallen zijn de modellen van gedeelde of professionele verantwoordelijkheid te verkiezen. Maar ook deze kennen voor- en nadelen, kansen en risico’s, en zijn aan voorwaarden gebonden. Gedeelde verantwoordelijkheid biedt ruimte aan verschillende typen vrijwilligers en hun eventuele vernieuwende ideeën. Door grote kans op onduidelijkheid over verantwoordelijkheden ontstaan sneller spanningen en kunnen vrijwilligers afhaken en professionals zich ondergewaardeerd voelen. Voorwaarden voor het goed functioneren van gedeelde verantwoordelijkheid zijn dan ook: heldere afspraken over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden en de aanwezigheid van een verbindende, uitnodigende professional die niet wordt afgerekend op meetbare doelstellingen.
Het model van professionele verantwoordelijkheid biedt de meeste kansen voor kwetsbare vrijwilligers, beleidsmatige sturing en continuïteit. Vooral in de zorg zal dit vaak de beste optie zijn. De ruimte voor zelfstandige vrijwilligers is in dit model echter beperkt, waardoor deze makkelijk kunnen afhaken. Een voorwaarde voor dit model is gegarandeerde professionele inzet en flexibiliteit in de bejegening van verschillende typen vrijwilligers die wel allen het professionele regime als kader accepteren.
Volledige vrijwillige verantwoordelijkheid?
Wie vanuit de modellen van gedeelde of professionele verantwoordelijkheid streeft naar een overgang naar vrijwillige verantwoordelijkheid, moet eerst goed bekijken of aan de voorwaarden hiervoor wel kan worden voldaan. Ook als dit het geval is, is belangrijk dat vrijwilligers en professionals training en begeleiding krijgen bij het vervullen van hun nieuwe rol.
Voor alle drie modellen is enige continuïteit in vrijwilligers en professionals een voorwaarde. Bij een groot verloop weten vrijwilligers en professionals niet wat zij aan elkaar hebben.
Marianne van Bochove, Jan Willem Duyvendak, Barbara van der Ent, Eva van Gemert, Suzanne Roggeveen, Evelien Tonkens, Monique Verhoeven en Loes Verplanke. Zij maken deel uit van het onderzoeksteam ‘Kunnen wij dat (niet) aan professionals overlaten? Verschuivingen tussen vrijwilligers en professionals in de sociale sector’ van de afdeling Sociologie en Antropologie van de Universiteit van Amsterdam.
Dit onderzoek maakt deel uit van het onderzoeksprogramma van Platform31en wordt uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam i.s.m. de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Zaanstad, zorginstelling Cordaan, woningcorporaties Eigen Haard en Ymere en de MOgroep.
Zie voor meer informatie over het onderzoek de projectwebsite, en hier voor meer informatie over het onderzoeksprogramma van Platform31.