Let’s go British on the EU!

Het Europadebat is versimpeld tot een plat ‘voor’ of ‘tegen’. Gedomineerd door abstracties en angsten enerzijds en concrete voordeeltjes (afschaffing roamingtarieven) en voorbeelden van overdreven Europese regelzucht (verbod op olijfoliekannetjes) anderzijds. Groot-Brittannië leert dat het ook anders kan.

In het Verenigd Koninkrijk zijn ze duidelijk verder dan wij in Nederland. Premier David Cameron heeft zijn voornemen om in 2017 (ingeval hij herkozen wordt) een referendum te organiseren over het Britse EU-lidmaatschap gekoppeld aan een uitgebreide analyse van de machtsverdeling tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Deze zogeheten ‘Balance of Competences Review’ is gestart in 2012 en bestaat uit 4 semesters waarin per beleidsterrein rapporten worden opgesteld over de EU-bevoegdheden, hoe de EU-instellingen die bevoegdheden hebben gebruikt; wat de – positieve en negatieve – consequenties daarvan zijn voor het Verenigd Koninkrijk en welke uitdagingen voor de deur staan.

De tot nu toe verschenen rapportages zijn nog niet zo spannend. Ze gaan over terreinen waar Groot-Brittannië een warm voorstander van EU optreden is (de interne markt, goederenverkeer, transport, handel en investeringen); of over terreinen waar de bevoegdheden van de EU juist zeer beperkt zijn (belastingen; volksgezondheid; buitenlands beleid; cultuur, toerisme en sport) of over terreinen waarop het Verenigd Koninkrijk nu al een bijzondere positie heeft. Op het gebied van het asielbeleid en justitiële samenwerking heeft Groot-Brittannië immers – anders dan Nederland – de mogelijkheid om niet mee te doen. De spannendste rapportages moeten nog komen en betreffen  politiek gevoelige terreinen zoals sociaal beleid en werkgelegenheid (inclusief de door de Britten zo verfoeide Arbeidstijdenrichtlijn), politiesamenwerking, bescherming van fundamentele rechten, het landbouw- en visserijbeleid en het EU-budget.

Diepgravend en goed onderbouwd

Toch valt er nu al het nodige te concluderen. De hoge ambities blijken uit de aanpak: er wordt een diepgravend overzicht gegeven van Europese wetgeving en beleid. De impact ervan wordt niet alleen bepaald op basis van objectieve gegevens, maar ook op basis van de input van politici, experts, bedrijfsleven en andere stakeholders en burgers. Het resultaat maakt bovendien een gebalanceerde indruk: zowel de voor- en nadelen van EU-regelgeving komen vol aan bod en verschillen in waardering ervan worden benoemd. Positieve effecten van EU-beleid zijn bijvoorbeeld gelegen in het creëren van een level playing field (gelijke randvoorwaarden voor het bedrijfsleven in heel Europa) en de positieve effecten op de welvaart. Soms wordt juist het ontbreken van EU-beleid om deze redenen als een probleem gezien, zoals op het gebied van het luchtvervoer. Kritiek op het EU-beleid en de uitoefening van bevoegdheden gaat bijvoorbeeld over de slechte toepassing van Impact assessment (vooraf inventariseren wat de gevolgen zijn van wetgeving). Ook inhoudelijk is er kritiek, bijvoorbeeld op de effecten van EU-beleid op lokaal openbaar vervoer.

Er valt veel te leren van het Britse project. Het dwingt om te bepalen waar de nationale belangen liggen over de volle breedte van EU-beleid en -wetgeving. Als er weerstand is tegen specifiek EU- optreden, dan is inzichtelijk welk niveau het betreft. Het Britse voorbeeld laat zien dat bezwaren vaak niet slaan op de bevoegdheden van de Europese Unie. De toegevoegde waarde van Europese bevoegdheden wordt, zelfs in het Verenigd Koninkrijk, in het algemeen breed gedragen. Dat is niet zo vreemd, aangezien alle lidstaten expliciet met alle vormen van bevoegdheidsoverdracht hebben ingestemd.

Kritiek op Europees sociaal beleid

De echte problemen hebben betrekking op de manier waarop Europese bevoegdheden worden uitgeoefend. Het Verenigd koninkrijk heeft veel aandacht voor het wegnemen van onnodige obstakels voor het bedrijfsleven en het maximaal benutten van de interne markt. Maatregelen die andere belangen beschermen, zoals sociaal beleid, kunnen dus op weinig sympathie rekenen. Sommige bezwaren, zoals de voornoemde over de invloed van EU-recht op het lokale vervoer, gaan over subsidiariteit: het is niet nodig dat de Europese Unie optreedt op zulke lokale onderwerpen. De Britse standpunten over de Bankenunie vallen weer te begrijpen vanuit de specifieke aard en omvang van de financiële sector aldaar.

Als de andere rapportages het huidige beeld bevestigen, dan valt te verwachten dat de Britse inzet zich zal richten op de uitoefening van Europese bevoegdheden en minder op de bevoegdheden verdeling an sich. Eén van de ideeën van premier Cameron wijst daar al op en betreft het invoeren van een blokkeringsrecht (‘rode kaart’) voor nationale parlementen.

Analyses zijn een voorbeeld voor Nederland

In Nederland zijn we nog verstrikt in de vraag wanneer een bevoegdheid nu precies is overgedragen aan de Europese Unie en wat dat betekent voor de nationale soevereiniteit. Is dat wanneer de EU überhaupt iets te zeggen krijgt, of is dat pas wanneer ook daadwerkelijk sancties kunnen worden opgelegd? Het is dus hoognodig dat we een stap verder gaan. We zouden in Nederland daarom het Britse voorbeeld moeten volgen, en een even diepgaande en complete analyse moeten maken van de betekenis van het EU-lidmaatschap voor ons land. Pas dan is het zinvol om te bepalen welke vervolgstappen nodig zijn en op welk niveau. Moeten we inderdaad inzetten op het bewaken van iedere nieuwe bevoegdheidsoverdracht aan de EU, of zelfs op het terughalen van bestaande bevoegdheden? Of moeten we beter letten op het niveau van wetgeving en beleid? Welke waarborgen zijn belangrijk als we willen dat de Europese Unie goed doet wat ze moet doen, en afziet van dat wat ze niet moet doen?

Hoeveel interpretaties er in 2005 ook waren over het resultaat van het referendum over de Europese Grondwet, één ding was duidelijk: kiezers gaven aan over te weinig informatie te hebben beschikt. Die fout moet niet nog een keer worden gemaakt. Het is duidelijk dat de betekenis van het EU-lidmaatschap en de positie van Nederland binnen de Europese Unie een thema is dat leeft in politiek en samenleving. Het verdient dus evenzeer een serieuze aanpak zoals de Britten dat hebben gedaan.

Ton van den Brink is hoofddocent Europees Recht aan het Europa Instituut van de Universiteit Utrecht.