Maak lokaal actief burgerschap niet groter dan het is

De verwachtingen over  actief burgerschap zijn hooggespannen. En er wordt met verve over de betekenis van deze burgerinitiatieven gediscussieerd. Recente cijfers waarschuwen echter dat de capaciteit van lokaal burgerschap niet overschat moet worden.

Veel beleidsmakers dichten actief burgerschap een grote rol toe in het oplossen van problemen in de eigen leefomgeving. Terwijl organisaties de vrijwilligersaantallen langzaam zien teruglopen, wordt er gewezen naar lokale initiatieven als exponent van een nieuwe samenleving met meer losse verbanden waar maatschappelijke betrokkenheid en ondernemerszin hand in hand gaan. Toch is er veel onduidelijkheid over de aard en omvang van actief burgerschap. Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak pleitten in hun polemiek met Jan Rotmans voor meer empirie. Met de cijfers uit ons onderzoek ‘Geven in Nederland’  kunnen wij een eerste aanzet doen tot het kwantificeren van lokaal maatschappelijk initiatief. Onder actief burgerschap verstaan we niet-politieke vrijwillige activiteiten in de eigen buurt die niet via een formele organisatie worden gedaan. Dit in tegenstelling tot ‘formeel’ vrijwilligerswerk, waarbij een organisatie wel een centrale rol speelt.

Mensen zijn beperkt bereid tot participatie

In het kader van het tweejaarlijkse onderzoek ‘Geven in Nederland’ vroegen we een representatieve groep volwassen Nederlanders naar hun activiteiten in de eigen buurt. Het doel was inzicht krijgen in de populariteit van verschillende vormen van burgerschap. Uit het onderzoek blijkt dat ongeveer één op de twintig Nederlanders (4,8 procent) de afgelopen twaalf maanden heeft bijgedragen aan het onderhoud van de openbare ruimte en dat één op de dertig (3,5 procent) samen met buren toezicht heeft gehouden in de buurt. Losse klussen voor buurtbewoners zijn van alle onderzochte activiteiten het meest populair: 6,5 procent van de ondervraagden doet wel eens een klusje voor een buurtgenoot. Eén op de achttien Nederlanders (5,7 procent) zegt het afgelopen jaar te hebben meegeholpen aan het organiseren van sociale buurtactiviteiten zoals barbecues en spelletjesmiddagen. Slechts enkele mensen zijn betrokken bij zorgcoöperaties (0,4 procent). Als we het verlenen van informele zorg zoals verpleegkundige hulp en hulp bij persoonlijke verzorging (5,6 procent) meetellen blijkt in totaal één op de vijf Nederlanders lokaal actief in de samenleving. Een grote meerderheid is dus niet lokaal actief. Onderzoek binnen Nederlandse gemeenten onder 78 beleidsmedewerkers met burgerparticipatie in hun takenpakket bevestigt deze lage bereidheid. 64 procent van hen gaf aan regelmatig of vaak te ervaren dat burgers slechts beperkt bereid zijn te participeren en actief te zijn in het kader van de doe-democratie.

Vrijwilligerswerk in een organisatie is populairder

Hoe verhoudt actief burgerschap op lokaal niveau zich tot andere vormen van prosociaal gedrag, zoals vrijwilligerswerk en het geven van geld? Beleidsnota’s benoemen vaak een driedeling overheid, markt en burger. Het is opvallend dat op filantropie gestoelde organisaties niet aan bod komen in deze driedeling, terwijl vrijwillige inzet voor veel goededoelenorganisaties in Nederland van zeer groot belang is. Ook is het opvallend is dat burgers rechtstreeks worden aangesproken terwijl intermediaire organisaties worden overgeslagen. Onderzoekers spreken over de civic core, de kern van maatschappelijk betrokken burgers die verantwoordelijk is voor het grootste deel van de vrijwilligersuren en de giften aan goededoelenorganisaties. Behoren lokaal actieve burgers ook tot die kern? En welk profiel heeft de lokaal actieve burger?

Uit ons onderzoek blijkt dat 52 procent van de Nederlanders op een of meerdere manieren lokaal participeert. Veel mensen die ongeorganiseerde activiteiten in de buurt verrichten besteden ook tijd of geven geld aan lokale organisaties. Zo besteedt drie procent van alle Nederlanders tijd aan zowel georganiseerde als ongeorganiseerde vrijwillige lokale activiteiten, terwijl vier procent zowel actief is in de buurt als geld doneert aan organisaties die lokaal actief zijn. Er is een groep van vijf procent zeer actieven die vrijwilligerswerk doen voor een organisatie, geld geven aan lokale instellingen en zelf actief zijn in de buurt. Structureel vrijwilligerswerk binnen een organisatie blijkt populairder dan actief burgerschap. Negentien procent van de bevolking is ten minste eenmaal per maand actief als vrijwilliger in organisatieverband zonder ongeorganiseerde vrijwillige activiteiten te uit te voeren, terwijl twaalf procent zich enkel bezighoudt met activiteiten voor de buurt op informele basis.

Percentages Nederlanders die op één of meerdere manieren lokaal actief zijn

Slechts een select gezelschap van burgers zet zich actief in

Het is niet de gemiddelde Nederlander die actief is. Mensen tussen de 65 en 75 jaar zijn vaker actief in de buurt dan mensen in andere leeftijdsgroepen. Actieve burgers hebben vaker een partner en worden vaak benaderd door goededoelenorganisaties. Ook hoger opgeleiden zijn vaker actief. We zien geen verschillen in de mate van actief burgerschap tussen inkomensgroepen.

We kunnen hier geen uitspraken doen over de ontwikkeling van ongeorganiseerd actief burgerschap in de tijd, noch kunnen we iets zeggen over de activiteiten die we niet hebben gemeten. Toch is de waarschuwing van onze resultaten dat de capaciteit van lokaal burgerschap niet overschat moet worden. Het is een relatief kleine groep mensen die meehelpt met het onderhoud van de openbare ruimte, het bijdragen aan sociale cohesie, het ondersteunen van lokale voorzieningen of het bieden van informele zorg. Bovendien is dit een select gezelschap van mensen die vaak op verschillende manieren participeren.

Een ander aandachtspunt in het kader van actief burgerschap vormt het gebrek aan aandacht voor de traditionele vrijwilligersorganisaties, kerken, fondsen en goede doelenorganisaties, terwijl die juist in staat zijn enorme hoeveelheden geld en vrijwilligers te mobiliseren. Het is de vraag welke rol zij spelen in de doe-democratie.

Arjen de Wit en Barry Hoolwerf werken bij het Centrum voor Filantropische Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op het boek ‘Geven in Nederland 2015’, dat op 23 april wordt gepresenteerd tijdens de Dag van de Filantropie.