Christchurch toont hoe gevoeld ‘onrecht’ een voedingsbodem kan zijn

De plotselinge dood is eng. Hoewel de gebeurtenissen van vorige week maandag in Utrecht een (nationale) schaduw werpen over de aanslagen in Nieuw-Zeeland, kun je aan de hand van de terreurdaad van Brenton Tarrant in Christchurch analyseren hoe betekenis wordt verleend aan terreurdaden. Daarbij zou er meer aandacht mogen zijn voor de narratieve dimensie ervan.

Het patroon na een aanslag: klopjacht op de dader en zo snel mogelijk proberen te duiden wat er is gebeurd. Voor iedereen is het van belang dat de daad betekenis verkrijgt. Wat beoogde de dader met deze actie? De gewelddaad wordt vanuit twee richtingen betekenis gegeven. Ten eerste is er een focus op de vraag hoe de aanslagpleger zijn daad rechtvaardigt. Een aanslag is meestal een statement, een poging om een ‘verkeerde wereld’ aan de orde te stellen in een vermeende context van onverschilligheid.

Ten tweede zijn er de steeds wijder wordende kringen om een aanslag heen die op verschillende niveaus de aanslag relateren aan ideologische of religieuze overtuigingen. De vraag is dan wat er invloed heeft gehad op deze – meestal - man waardoor hij uiteindelijk heeft besloten een terreurdaad te plegen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er ‘iets’ is – een bepaalde politieke of religieuze overtuiging – die mede verantwoordelijk kan worden gehouden voor de acties van de individuele dader.

Naast aanslagpleger is ook het web van betekenis eng

Dit perspectief veronderstelt dat gewelddaden van aanslagplegers niet zozeer kunnen worden verklaard door biografische factoren te verhelderen, maar vooral door te kijken naar welke radicale variaties van religieuze of politieke overtuigingen de pleger tot zijn daad hebben aangezet. Niet alleen de aanslagpleger is eng, maar ook het web van betekenis en zingeving waar hij onderdeel van is.

Geweld als ‘vergeldend recht’

Laten we nu nog eens kijken naar dat eerste perspectief, namelijk wat terreurdaders zélf zeggen over hun terreurdaad. Op internet, in interviews, in pamfletten en op videomateriaal gaan daders of aspirant daders in op de vraag waarom zij hun terreurdaad (gaan) plegen. Hierbij is het belangrijk te beseffen dat deze legitimeringen een publiek veronderstellen dat hun daad afwijst. Dit bepaalt mede de manier waarop zij dit doen. Een opvallend element is dat naast de ideologische en religieuze taal die gebruikt wordt, daders vaak wijzen op ‘onrecht’ dat zij in specifieke contexten waarnemen. Laten we deze lijn eens volgen.

Osama bin Laden[1], Imam Samudra[2], Hussein Osman[3], en aardig wat andere aanslagplegers[4] verwijzen naar beelden van onrecht waarbij zij niet zelden refereren aan ‘kinderen’ als slachtoffers. Vanuit hun positie is geweld een ‘vergeldend recht’ dat wordt gedreven door een moreel motief. In 2015 publiceerden de Amerikaanse wetenschappers Alan Fiske en Tage Rai een boek waarin zij beargumenteerden dat vrijwel alle geweld een morele basis heeft.[5] Het gaat erom deze morele basis te identificeren. Dit geldt zowel voor ‘jihadistische’ als voor ‘rechtsextremistische’ geweldplegers.

Bekeringsmoment

Brenton Tarrants manifest The Great Displacement, dat hij uploadde voor zijn aanslagen in Christchurch, draagt, hoezeer je dit kunt afwijzen, ook een morele visie op de wereld. Hij beschrijft een soort bekeringsmoment waarbij – alweer – een kind een cruciale rol speelt. Dit kind was ‘Ebba’ een 11-jarig meisje dat omkwam bij de aanslag in Stockholm in 2017. Tarrant beschrijft haar als ‘jong en onschuldig’. Haar dood ‘brak door mijn eigen afgemat cynisme heen als een voorhamer’ schrijft Tarrant.

Interessant is dat radicale aanslagplegers soms refereren aan een ‘bekeringsmoment’ waarbij niet zozeer ‘de waarheid’ van de religie of van de politieke overtuiging wordt ontdekt, maar vooral het ‘onrecht dat ons (i.e.: de gemeenschap waarmee men zich verbindt) wordt aangedaan’. Internetbeelden, DVD’s en andere media met beelden van oorlog en lijden spelen hierbij een opvallende rol en worden, zo weten we inmiddels, soms ook bewust ingezet om vooral jongeren te motiveren radicale standpunten in te nemen.

Onrecht in context van onverschilligheid

Maar bij het waarnemen van lijden en onrecht zijn we er nog niet. Er is nog een weerkerend ingrediënt te identificeren. Het onrecht wordt gesitueerd in een context van onverschilligheid of onwetendheid. Er is onrecht gedaan en niemand bekommert zich. Iedereen kan het zien, maar er ligt een discursieve sluier over de werkelijkheid die de waarheid verbloemt.

Tarrant spreekt in zijn manifest over een ‘witte genocide’ waarbij ‘witte, westerse staten’ worden overgenomen door niet-westerse etniciteit en culturen. Niet ‘de islam’ als zodanig was zijn doel, maar ‘immigratie’. Door moslims te doden als ‘de meest verachte groep indringers in Europa’ hoopte hij support te genereren. In zijn visie is zijn geweld juist een poging om door de discursieve sluier heen te breken en zo massageweld te voorkomen.

Terrorismeonderzoek zou zich naast veiligheid intensief moeten bezighouden met deze narratieve dimensie van terreur en zo identificeren hoe interpretaties van lijden, onrecht en onverschilligheid een scharnierpunt vormen waardoor gewelddadige acties een morele spits verkrijgen.

Lucien van Liere is universitair hoofddocent religiestudies aan de Universiteit Utrecht.

 

Noten

[1] Bruce Lawrence, Messages to the World. The Statements of Osama bin Laden. New York: Verso, 2005, 40, 56, 119, 128, 164.

[2] Angus McIntyre, Imam Samudra’s Revenge. Melbourne: Melbourne University Press, 2016, 24, 31.

[3] T. Thompson et al., “Terror Suspect Gives First Account of London Attack,” Observer, July 31, 2005.

[4] Teun Walter van Dongen, The Science of Fighting Terrorism. The Relation between Terrorist Actor Type and Counterterrorism Effectiveness, University of Leiden, PhD Dissertation, 2015, 384, 386.

[5] Alan Page Fiske en Tage Shakti Rai, Virtuous Violence. Hurting and Killing to Create, Sustain, End, and Honor Social Relationships, Cambridge University Press, 2015.

 

Foto: Mark McGuire (Flickr Creative Commons)