Omgevingswet plaveit de weg voor ad hoc regelgeving

Begin volgend jaar kiezen we nieuwe gemeenteraden. Daarbij zal het nauwelijks gaan over de invoering van de omgevingswet in 2019, terwijl deze behoorlijke consequenties heeft.

De lokale politiek zou zich weleens wat drukker mogen maken over de invoering van de omgevingswet (voorheen de Wet ruimtelijke ordening). Want onder deze wet gaan grote vragen schuil over tweedeling, over eigenaarschap van de stad en over de kwaliteit van democratie en rechtsstaat. De omgevingswet kan de burger nog machtelozer maken ten opzichte van de een-tweetjes tussen lokaal bestuur en de vastgoed-, grond en bouwmarkt. Daarnaast kan de omgevingswet het nòg lastiger maken voor gemeenteraden om daarop bij te sturen.

Afwijkingsplanologie als leidend principe

De omgevingswet is zó sterk gericht op het mogelijk maken van initiatieven vanuit de markt en biedt een zó grote ruimte om vergunningen af te geven die niet in overeenstemming zijn met  omgevingsvisies en omgevingsplannen, dat deze kader stellende instrumenten niet echt meer leidend zijn bij het maken van keuzes. Zoals Willem Korthals Altes aangeeft in zijn artikel ‘Afwijkingsplanologie’‘Afwijkingsplanologie betekent dat afwijkingen van de plannen leidend zijn voor toekomstige planvorming.’

De hoogleraar heeft absoluut een punt. De omgevingswet pretendeert dat we veel beter en pro-actiever integrale afwegingen gaan maken die goed zijn voor onze kwaliteit van leven. Maar in feite biedt het juist extra ruimte om projecten ad hoc te regelen met de dominante marktpartijen. Niet voor niets vallen er al termen als ‘skyboxplanologie’ als label voor dit weinig aantrekkelijke perspectief. In de huidige wetgeving kan de gemeenteraad hier nog op ingrijpen, maar het recht om een verklaring van geen bezwaar wel of niet te verlenen, vervalt zodra de omgevingswet is ingevoerd.

Liever snel dan zorgvuldig

Korthals Altes wijst erop dat de hele filosofie onder de omgevingswet er primair op gericht is om besluitvorming te versnellen, ‘hindermacht’ te voorkomen en belemmeringen voor de markt weg te nemen. Overheidsprogramma’s als ‘sneller en beter’ en ‘eenvoudig beter’ en ad-hoc regelgeving zoals de ‘crisis en herstelwet’ hebben daarvoor het pad geëffend en de omgevingswet is daarbij de kroon op het werk.

Een voorbeeld: in 2016 heeft de gemeente Utrecht de planvorming voor de Merwede Kanaalzone (9000 woningen wil men daar bouwen) aangemeld bij het Rijk als een van de projecten die zou moeten vallen onder de crisis- en herstelwet. Die wet is in 2009 bedacht om tijdens de crisis de bouwproductie aan te jagen door procedures te vergemakkelijken en mogelijkheden van beroep en bezwaar te beperken. Het oogt wonderlijk om die crisis- en herstelwet van stal te halen voor een project dat daar anno 2016 helemaal niets van te lijden heeft (iedereen staat te popelen om in Utrecht te bouwen). Maar de redenatie van het gemeentebestuur is dat die crisis- en herstelwet de norm is geworden voor hoe het hoort en eigenlijk is dat ook wat beoogd wordt met de omgevingswet.

Alleen inspraak voor direct betrokkenen

De mogelijkheden van burgers om beroep aan te tekenen zal sterk worden beperkt in de nieuwe wetgeving. Dat betekent: zeer korte vergunningsprocedures en bezwaartermijnen en het niet ontvankelijk zijn als het besluit niet rechtstreeks je eigen belang raakt (de zogeheten relativiteitsvereiste). Dus: wie geen direct belang heeft bij bijvoorbeeld bomen die gekapt worden of dat monumentale gebouw dat zal worden gesloopt, zal door de rechter al snel als niet-belanghebbende worden weggezet.

In Binnenlands Bestuur stond recent deze waarschuwing aan gemeenteraden om zich niet langer in slaap te laten sussen met informatiebijeenkomsten waarin eenzijdig de nadruk wordt gelegd op de zegeningen van de wet. De boodschap is: neem als raad zelf het voortouw door bestuur en ambtenaren actief te bevragen naar wat er wezenlijk aan de rol van de raad verandert en regel zelf waar je invloed wilt hebben.

Tips voor gemeenteraden

Ik heb zelf een aantal tips voor politieke partijen en gemeenteraden om hier verstandig mee om te gaan.

Allereerst, bepaal  zelf waar het naartoe moet met het omgevingsbeleid en draag het bestuur op om de omgevingswet in die geest te hanteren. Gemeenteraden kunnen bijvoorbeeld voorstellen om (binnen de wet) bewoners en lokale initiatiefnemers meer regie te geven over hun eigen leefomgeving. En stuur consequenter aan op de maatschappelijke bijdrage van plannen.

Ten tweede: ga niet alleen het gesprek aan over omgevingsvisies en omgevingsplannen, maar ook over de vraag hoe burgers en politiek greep kunnen houden op concrete programma’s en vergunningen en op de afwijkingen op het beleid.

Geef burgers voorrang

Ten derde: dwing af dat er een onderscheid wordt gemaakt in procedures tussen burgerinitiatieven en initiatieven van grote marktpartijen. Zorg dat het flexibel omgaan met regels vooral de burgerinitiatieven ten goede komt. Werk bijvoorbeeld met voorkeursregelingen voor burgers bij verkoop van gemeentelijke grond en vastgoed.

Met deze drie lijnen kan voorkomen worden dat we bij een eerste evaluatie van de invoering van de omgevingswet zullen moeten vaststellen dat: gemeenteraden buitenspel zijn gezet, de brede insteek van verbetering van de leefkwaliteit is mislukt en dat burgers nog cynischer zijn over hun overheid. Werk aan de winkel dus voor gemeenteraden en voor politieke partijen.

Frans Soeterbroek is socioloog en adviseur ‘samen stad maken’. Hij heeft een eigen adviesbureau ‘De Ruimtemaker’. Dit (ingekorte) artikel verscheen eerder op zijn website deruimtemaker.nl.