Ons onderwijs mag wel wat ambitieuzer

Ooit was het Nederlandse onderwijs de trotse motor van emancipatie. Helaas is die tijd voorbij. Zelfs de onderwijssector zelf lijkt het geloof verloren te hebben in zijn verheffende kracht. Maar er is hoop: de sector kan zijn ambities opnieuw uitvinden.

Als ouder van schoolgaande kinderen is één van de grootste verrassingen hoeveel ‘ouder’ ons onderwijs vereist. Zeker voor wie is opgegroeid met het bijna heilige aura van de verheffende kracht van ons onderwijs, valt dit rauw op het dak. Er zijn wel honderd momenten in de schoolloopbaan van leerlingen waarop scholen volstrekt vanzelfsprekend leunen op de onderwijskundige, vakinhoudelijke, pedagogische, ondersteunende, stimulerende en coachende vaardigheden van de ouders. Botte pech als jouw kind toevallig geen ouders heeft die dat allemaal in huis hebben.

Er komt steeds meer onderzoek dat aantoont hoe structureel dat ‘leunen op de ouders’ is in ons onderwijssysteem. Onderwijskundige Paul Jungbluth vraagt al vanaf de jaren negentig aandacht voor de verschillende kansen van kinderen vanwege het opleidingsniveau van hun ouders. Recent toont de Onderwijsinspectie (2016, blz. 24) hoe groot het ouder-effect in ons onderwijs wel is. Kinderen met een gemiddeld IQ gaan twee keer zo vaak naar HAVO, HAVO/VWO of VWO als hun ouders hoger opgeleid zijn. De verschillen worden in de verdere onderwijsloopbaan alleen maar groter. Kinderen met eenzelfde IQ maar van laagopgeleide ouders beëindigen vier keer zo vaak hun opleiding na het voortgezet onderwijs.

Ongevraagde en ongewenste bescherming door docenten

Volgens Liesbeth Verheggen, bestuurder van AOB, een vakbond van docenten, is dit niet een probleem, maar juist de bedoeling: ‘In gezinnen waar doorleren geen gewoonte is, kan het zelfs voorkomen dat een scholier door zijn omgeving wordt belemmerd in zijn ontwikkeling. Bewijs je zo’n 12-jarige een dienst als je hem op basis van alleen de eindtoets naar een opleiding stuurt die hij zou moeten aankunnen, maar die haaks staat op het verwachtingspatroon van zijn omgeving?’ Was het niet de taak van docenten om kinderen te helpen ontsnappen aan het verwachtingspatroon van hun omgeving?

Hoe goed bedoeld ook, docenten die hun leerlingen beschermen tegen een (te) hoge opleiding, houden te weinig rekening met de schade van leren onder hun niveau. Te hoog grijpen, kan leiden tot teleurstelling, maar te laag grijpen werkt een leven lang door in termen van gefnuikte kansen, gemist inkomen en onderbenutting van talent. Zou dit soort ongevraagde en ongewenste bescherming misschien kunnen verklaren dat Nederlandse leerlingen tot de minst gemotiveerde ter wereld behoren (OESO, 2016)?

Scholen bedenken blijkbaar vooraf wie er goed mag leren rekenen

Kinderen beschermen tegen een te hoge opleiding beperkt zich niet tot onderadvisering aan het eind van de basisschool. Zo tonen Schmidt e.a. (2016) dat Nederlandse kinderen die niet hoog scoren op rekentoetsen ook weinig rekenwerk aangeboden kregen. Meer dan in enig ander land zien ze in Nederland dat het rekenniveau bepaald wordt door het aangeboden materiaal. Scholen bedenken blijkbaar vooraf wie er goed mag leren rekenen. De docent organiseert zo een self fulfilling prophecy.

Overigens bestaat ten onrechte de indruk dat docenten vroeger niet discrimineerden naar opleidingsniveau van ouders. Wie allochtone vrienden heeft van iets gevorderde leeftijd, weet dat ook zij geen VWO-advies kregen, wat voor scores ze ook haalden. Suzanne Jansen (2009) schetst in Het Pauperparadijs de typerende praktijk om (autochtone) kinderen uit arbeidersgezinnen op zijn hoogst naar de MAVO te sturen. We praten midden jaren zeventig van de vorige eeuw, de hoogtijdagen van emancipatie en verheffing. Nederlandse docenten hebben een lange historie van vooringenomenheid over het ontwikkelingspotentieel van kinderen.

Uitzonderingen die de regel bevestigen

In het onderwijsveld zijn er krachtige verdedigingsmechanismen tegen signalen dat meer ambitie gewenst is. Het ligt aan de ouders, het ligt aan het systeem, het ligt aan het voorafgaande onderwijs, etc.

Maar gelukkig zijn er ook initiatieven die het emanciperende ideaal van het onderwijs wel van nieuwe brandstof voorzien. Ze zijn bijzonder en geven elk op hun eigen manier de indruk dat ze tegen de heersende stroom inroeien. Stichting Leerkracht is een exponent van de gedachte dat docenten zelf het heft in handen kunnen nemen, zelf ambitie kunnen tonen, zelf hun onderwijs zodanig kunnen ontwikkelen dat meer kinderen daar meer profijt van hebben.

De Omgekeerde leerweg organiseert leren in en vanuit de praktijk van het werk. Prachtig compliment van een leerling: ‘Ik heb niet het idee dat ik op school zit’. (Van den Berg e.a., 2016). De Weekendschool bewijst dat kinderen zelfs in het weekend naar school willen en bovendien dat allerlei professionals bereid blijken om in hun vrije tijd kennis en inspiratie over te dragen op kinderen die dat van thuis niet meekrijgen.

Waarom slaagt het reguliere onderwijs er niet in deze bron van energie aan te boren? De Scholenwedstrijd Amsterdam illustreerde op een andere manier de energie die buiten de sector aanwezig is om het reguliere onderwijs van nieuwe brandstof te voorzien. Sommige basisscholen tenslotte behoren tot de best presterende van het land, ondanks een hoog percentage kinderen van laagopgeleide ouders (Onderwijsinspectie, 2016). Wordt het geen tijd dat deze scholen tot meer worden dan inspirerend voorbeeld? Zou dit niet de norm moeten zijn?

Hoe zou nieuwe ambitie eruit kunnen zien?

Deze uitzonderingen illustreren wat ook in allerlei onderwijsonderzoek naar voren komt (zie bijvoorbeeld Hattie, 2008); van alle onderwijsingrediënten is er één die echt het verschil maakt: docenten. Hun verwachtingen van kinderen, hun ambities met kinderen, hun vakkennis, hun techniek om hun hele klas bij de les te krijgen en hun techniek om kinderen zich een vak eigen te leren maken, is doorslaggevend om kinderen op een hoger niveau te krijgen.

Daarom ook is het nodig dat juist docenten zèlf hun overtuigingen, hun geloofsartikelen en hun ambities kritisch tegen het licht houden. Als zij er al niet in geloven, hoe moeten kinderen dan ooit ontsnappen aan een omgeving die geen hoge verwachtingen van ze heeft? Dit is precies het startpunt van een waarachtig nieuw onderwijsélan, dat bijvoorbeeld de volgende ingrediënten kan bevatten:

  • help docenten en schoolleiders te geloven in hun toegevoegde waarde;
  • maak van het docentenberoep een lerend beroep;
  • problematiseer elke school, elke klas en elke docent waar kinderen van laag opgeleide ouders minder presteren;
  • benut de kennis en (onderwijs)energie van hoogopgeleide ouders voor alle kinderen in het onderwijs;
  • maak ruimte voor nieuwe schoolinitiatieven (conform het wetsvoorstel Meer ruimte voor nieuwe scholen, OCW, 2016).

Dit is wat we nodig hebben, opdat alle kinderen met meer intellectuele en vakmatige bagage de maatschappij kunnen betreden. Ambitieuze docenten, vooruit!

Krijn van Beek is oprichter van de Policy Design Studio en redacteur van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Dit is een sterk ingekorte versie van het artikel ('Ons onderwijs mag wel wat ambitieuzer') dat hij voor het herfstnummer schreef.

Foto: Howard County Library System (Flickr Creative Commons)