Participatiewet 2.0 moet zich richten op maatschappelijke productiviteit

Een nieuwe versie van de Participatiewet moet niet betaald werk, maar maatschappelijke productiviteit nastreven voor mensen in de bijstand, meent socioloog Arjen de Wit. Moet de overheid vrijwilligers gaan betalen?

De discussie over mogelijke herzieningen in de Participatiewet is in volle gang. Een terugkerend standpunt in deze discussie is dat, naast betaald werk, andere vormen van maatschappelijke participatie meer waardering zouden moeten krijgen. De huidige nadruk op betaald werk confronteert mensen zonder betaalde baan voortdurend met het niet-voldoen aan de norm, terwijl een voltijd baan in de reguliere arbeidsmarkt voor veel van hen op korte termijn niet haalbaar is.

Fundamentele herziening van de Participatiewet is nodig, met een ander mensbeeld en een nieuwe beleidstheorie

Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans, op de valreep door toenmalig minister Schouten naar de Kamer gestuurd, bevat een generieke participatieplicht met ‘meer ruimte voor de bijstandsgerechtigde om maatschappelijke participatie zelf vorm te geven’ Dit is een eerste stap voor de korte en middellange termijn. Daarnaast, schrijft de minister, is een fundamentele herziening van de Participatiewet nodig, met een ander mensbeeld en een nieuwe beleidstheorie. Er is echter nog geen eenduidige manier om onbetaalde activiteiten te waarderen als volwaardige vorm van participatie.

Maatschappelijke productiviteit

Het concept ‘maatschappelijke productiviteit’ kan helpen bij het waarderen van activiteiten die nu onbetaald zijn. Een activiteit is maatschappelijke productief als die goederen of diensten genereert in een algemeen of sociaal belang. Dit behelst de meeste vormen van vrijwilligerswerk voor maatschappelijke organisaties, maar ook mantelzorg of andere vormen van informele hulp. Informele hulp is vaak gericht om de mensen om je heen, maar heeft een onmiskenbare maatschappelijke waarde als bijdrage aan gezondheid en welzijn. Hetzelfde geldt voor de zorg voor kinderen, in de kritisch-feministische literatuur vaak aangeduid met ‘reproductieve arbeid’.

De fossiele industrie of beleggers die speculeren op koersdalingen zijn niet maatschappelijk productief

Ook betaald werk kan maatschappelijk productief zijn, maar alleen als het een bijdrage levert aan een algemeen of sociaal belang. De fossiele industrie of beleggers die speculeren op koersdalingen zijn misschien economisch productief, maar niet maatschappelijk productief. Daarentegen draagt het werk van veel maatschappelijke organisaties per definitie bij aan de totale maatschappelijke productiviteit. Verpleegkundigen, leraren en schoonmakers zijn maatschappelijk productief, net als mantelzorgers, voetbalscheidsrechters en buurtbewoners die samen straatafval opruimen.

Onbetaalde activiteiten betalen

De overheid zou maatschappelijke productiviteit moeten stimuleren. Een voor de hand liggende mogelijkheid om dat te doen is het financieel belonen van maatschappelijk productieve activiteiten die nu onbetaald zijn.

Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een basisbaan. Hierbij betaalt de overheid mee aan het creëren van banen die bijdragen aan het tegengaan van maatschappelijke problemen. Enerzijds kan het betalen voor maatschappelijke productiviteit de eigenwaarde van bijstandsgerechtigden vergroten. Een betaalde baan levert niet alleen inkomen op, maar geeft ook identiteit en status. Anderzijds gaat er mogelijk ook iets verloren door onbetaalde activiteiten te gaan betalen.

Als vrijwilligersplekken betaalde functies worden, verdwijnt de warme gloed van het (terug)geven

Onderzoek laat zien dat vrijwillige, prosociale activiteiten kunnen bijdragen aan het welzijn van de gever (Binder & Freytag, 2013; Russell et al., 2019), wat deels verklaard kan worden door het bevredigen van de psychologische behoefte om goed te doen (Martela & Ryan, 2016). Een financiële beloning vervangt een prosociale daad door een economische transactie, wat mogelijk de altruïstische motivatie verdrijft (Ariely et al., 2009; Bénabou & Tirole, 2006). Als vrijwilligersplekken worden omgezet in betaalde functies verdwijnt de warme gloed van het (terug)geven aan de samenleving. Als betaalde kracht krijg je iets (geld, status) maar er wordt je ook iets ontnomen of onthouden (het vrijwillige goeddoen).

Gemeenten experimenteren volop

Radicalere beleidsalternatieven als een basisinkomen of participatie-inkomen zouden een antwoord kunnen vormen op het dilemma tussen de status van betaald werk en de voordelen van vrijwillig goeddoen. Hierbij garandeert de overheid een inkomen, onvoorwaardelijk (basisinkomen) dan wel op voorwaarde van enige vorm van maatschappelijke participatie (participatie-inkomen). Daarmee verdwijnt het harde onderscheid tussen onbetaald en betaald werk, terwijl er ruimte blijft voor vrijwillige, prosociale activiteiten.

Onbetaalde activiteiten mogen de zoektocht naar regulier werk niet verdringen

Gemeenten experimenteren volop met basisbanen, buurtbanen, sociale coöperaties en instapeconomieën, waardoor verschillende varianten van een participatie-inkomen en basisbanen feitelijk al bestaan in Nederland. De huidige wettelijke kaders vormen echter een beperking; zo is er een maximale vrijwilligersvergoeding en mogen onbetaalde activiteiten de zoektocht naar regulier werk niet verdringen.

Onderscheid moet verdwijnen

Momenteel is er een hard onderscheid tussen wel of geen bijstandsuitkering. Je kunt mantelzorger zijn of voorleesouder, taalmaatje of klusser in de buurtspeeltuin, of zelfs postbode of administratief medewerker in deeltijd, en nog steeds financieel afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering, met alle bijbehorende stigma’s. Er is pas sprake van ‘uitstroom’ als je een voltijd baan hebt gevonden. Dat harde onderscheid moet verdwijnen. Daarvoor moeten we op een nieuwe manier gaan kijken naar participatie en werk.

We moeten anders kijken naar wat iemand produceert

Allereerst betekent dat: anders kijken naar wat iemand produceert. In plaats van vrijwilligerswerk of mantelzorg te ontmoedigen omdat het ten koste zou gaan van de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, moeten overheden alle vormen van maatschappelijke productie principieel gelijkstellen (onbetaalde nuttige activiteiten gelijkstellen met nuttig betaald werk) en per geval bekijken hoe ze dit kunnen faciliteren.

Vrijwilligersvergoeding

Ten tweede moet maatschappelijke productiviteit beloond worden – financieel en niet-financieel. Bijverdienen in deeltijdwerk of flexwerk moet lonen, zeker als het maatschappelijk nuttig werk is. Maar ook andere vormen van maatschappelijke participatie zijn een volwaardige beloning of ondersteuning waard. Organiseer respijtzorg en thuishulp voor mensen die hun naasten helpen. Bied vrijwilligers begeleiding en scholing. Maak een ontmoetingsplek voor gemeenschappen waar veel wederzijdse informele hulp is.

Er zou meer ruimte moeten zijn voor een participatiebeloning boven op de bijstandsuitkering

Ook kunnen maatschappelijk producenten op kleine schaal financieel beloond worden. Een vrijwilligersvergoeding kan al een enorm verschil maken voor de vrijwilliger. Daarnaast zou er wellicht meer ruimte moeten zijn voor een participatiebeloning boven op de bijstandsuitkering, om productieve activiteiten te belonen die tussen vrijwilligerswerk en een betaalde baan in zitten. Dit zijn investeringen die lonen, aangezien ze positief zullen uitwerken op de eigenwaarde en gezondheid van mensen, waarmee (zorg)kosten in de toekomst worden uitgespaard.

Tegelijkertijd moet vrijwillige, onbetaalde inzet beschermd worden. Vrijwillige, onbetaalde activiteiten hebben vaak een intrinsieke waarde die behouden moet blijven, bijvoorbeeld in het geval van buren die elkaar helpen of een psychisch kwetsbare vrijwilliger voor wie vrijwilligerswerk een veilige plek is om van nut te zijn in de samenleving. In zulke gevallen zou financiële hulp hooguit moeten bestaan uit ondersteuning of een vrijwilligersvergoeding.

Enorm potentieel

Tot slot: praat anders over participatie en werk. Voor het hanteren van een nieuw perspectief hoeven we niet te wachten op grote beleidswijzigingen. Een goede eerste stap is het stoppen met termen als ‘werkloos’ en ‘uitstroom’.

Door maatschappelijke productiviteit als uitgangspunt te nemen zijn er praktisch geen werklozen

Vrijwilligerswerk of gesubsidieerde arbeidsplaatsen zouden geen ‘instrumenten’ moeten zijn om de uitstroom te verhogen, maar activiteiten die gewogen worden op hun maatschappelijk productiviteit. Door maatschappelijke productiviteit als uitgangspunt te nemen zijn er praktisch geen werklozen: bijna iedereen is wel op een of andere manier maatschappelijk productief. Dit moet zichtbaar zijn in gesprekken en beleidsstukken.

Maatschappelijke productiviteit als beleidsdoel in de bijstand moet zich uiten in grondhouding, beloning, analyse en discours. Op die manier kan beleid optimaal gebruikmaken van het enorme potentieel in de samenleving. Er is een rijke wereld tussen uitkering en uitstroom die het verdient om gewaardeerd en beloond te worden.

Arjen de Wit is socioloog en schrijver. Aan de Vrije Universiteit Amsterdam geeft hij les en doet hij onderzoek naar filantropie en sociale ongelijkheid. Dit artikel is een verkorte versie van een essay dat eerder verscheen in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, vol. 40, issue 1, mrt.2024. Lees hier de open access preprint.

 

Foto: pietplaat (Flickr Creative Commons)