Politieke partijen roepen op tot maatschappelijke betrokkenheid. Maar we zijn toch al betrokken?

In de verkiezingsprogramma’s van PvdA, CDA, VVD, D66 en SP is er nauwelijks aandacht voor de rol van het particulier initiatief bij het creëren van verbondenheid in de samenleving. Hoogleraar Filantropische Studies Theo Schuyt vraagt zich af of er sprake is van bedrijfsblindheid bij de politieke partijen.

Over iets meer dan vier maanden gaan we naar de stembus, om een nieuwe Tweede Kamer te kiezen. In de aanloop naar de verkiezingen presenteren politieke partijen plannen die zij willen uitvoeren, als de kiezer hen daartoe in staat stelt, uiteraard. Eén van die plannen is het bevorderen van maatschappelijke bindingen. D66 doet dat onder de kop 'Samen sterker', het PvdA-verkiezingsprogramma draagt als titel: 'Een verbonden samenleving'. Het CDA hamert op het bevorderen van ‘burgerschap’.

Hoe nieuw is dat nu eigenlijk, dat samen doen? Daar kunnen we kort over zijn: de maatschappelijke verbindingen bestaan al. Sterker nog, ze horen traditioneel bij Nederland. Het wrange is echter dat politieke partijen er blijk van geven dit niet te zien, niet kennen en zelfs miskennen.

Zet drie Nederlanders bij elkaar en je hebt een stichting

Als er één land ter wereld verbondenheid kent, dan is het Nederland wel. Geen land kent zoveel stichtingen en verenigingen per hoofd van de bevolking. Dat zit in de genen. Ons land heeft de grootste non-profit-sector van de wereld. De goede doelen bloeien: iedereen fietst, rent, loopt of zwemt zich een ongeluk voor een goede zaak. Het aantal particulieren dat een eigen fonds of een fonds op naam opricht, stijgt exponentieel; bijna 50 procent van de bedrijven doet aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Talloze vrijwilligers zetten zich in voor vluchtelingen; hoeveel vermogensfondsen zijn niet in het geweer gekomen? En als de boom achter het huis van Anne Frank omvalt, is er de volgende dag ‘de Stichting ter behoud van de boom achter het huis van Anne Frank’.

In het buitenland is het een running gag:  zet drie Nederlanders bij elkaar en je hebt een stichting. Particulier of maatschappelijk initiatief is inderdaad typisch Nederlands. Ons land staat in het buitenland weliswaar vooral bekend om zijn tulpen, klompen, molens, kaas en drugs, maar geen land ter wereld kent zoveel ouderenhofjes, gebouwd uit een toentertijd én nog altijd springlevend particulier initiatief. De nationale maatschappelijke betrokkenheid uit zich in een enorme inzet voor maatschappelijke doelen, door geefbereidheid (filantropie) en vrijwilligerswerk.

Politiek heeft weinig oog voor maatschappelijke betrokkenheid

Juist dat maatschappelijke engagement lijkt politici volstrekt te ontgaan. In de conceptverkiezingsprogramma’s van PvdA, CDA, VVD, D66 en SP ontbreekt het begrip particulier initiatief volledig. Ook filantropie treft men nergens aan. Als het gaat om vrijwilligerswerk is het CDA een positieve uitschieter, in hun programma wordt er vijf keer melding van gemaakt, vooral in verband met het voorstel van een maatschappelijke dienstplicht voor jongeren om burgerschap te stimuleren en het voorstel om de sollicitatieplicht voor 60-plussers af te schaffen als zij vrijwilligerswerk doen. In het verkiezingsprogramma van de SP wordt eenmaal vrijwilligerswerk genoemd, maar alleen als het vrijwillig is en geen verplichte tegenprestatie in de bijstand betreft. De PvdA noemt vrijwilligerswerk slechts eenmaal, terloops, en bij VVD en D66 komt het überhaupt niet ter sprake.

Voorts wordt in geen enkel van de vijf genoemde verkiezingsprogramma’s een lans gebroken voor het behoud van de giftenaftrek, toch bij uitstek het middel om verbindingen te leggen. De programma’s overziend rijst de vraag: is dit gebrek aan aandacht tekenend, verontrustend of een vorm van bedrijfsblindheid bij de politieke partijen?

De overheid doet het niet veel beter

Helaas doet de overheid het in haar beleid niet veel beter. Zo is bij de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Participatiewet in januari 2015 de participatiesamenleving geïntroduceerd. Cruciaal daarbij zijn de decentralisatie van bevoegdheden en financiën van het rijk naar gemeenten, en het betrekken van het familie- en informele netwerk van zorgbehoeftigen bij het bepalen van zorg.[1] Bij wat toch een majeure beleidswijziging mag worden genoemd, is het particuliere initiatief echter niet als partner betrokken, terwijl het nota bene eeuwenlang een belangrijke rol speelde in het realiseren van maatschappelijke doelen.

In de jaren ‘70 van de vorige eeuw bepleitte de PvdA’er Bram Peper dat de overheid het welzijnsbeleid zelf moest gaan organiseren, volgens het principe ‘wie betaalt, bepaalt’. Dit model werd voorbeeld voor een beleid waarbij de overheid welzijn, cultuur, onderwijs en zorg volledig financierde en controleerde. De slinger beweegt nu weer terug en de particuliere financiering van de maatschappelijke doelen is in opmars. Dat is niet alleen uit overheidsbezuinigingen te verklaren: het particulier initiatief groeit namelijk exponentieel sinds 1990 toen er van bezuinigingen nog geen sprake was.

Maar hoewel particulier initiatief gestaag zijn maatschappelijke positie herovert, blijft ons land niettemin het land van de regent (de overheid), de koopman (de markt) en de dominee (maatschappelijke betrokkenheid). Dat zou dan ook veel meer moeten doorklinken in hoe politici en politieke partijen zich de samenleving van de toekomst voorstellen. Met verkiezingen en een nieuw regeerakkoord in zicht, is het kortom tijd om bij het bevorderen van verbondenheid aandacht te schenken aan wat Nederland altijd gekenmerkt heeft: maatschappelijk betrokken particulier initiatief.

Theo Schuyt is hoogleraar ‘Filantropische Studies’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam en Bijzonder Hoogleraar ‘Filantropie en Sociale Innovatie’ aan de Universiteit Maastricht, vanwege het Elisabeth Strouven Fonds. Dit is de bewerking van een artikel dat eerder is verschenen in NRC op woensdag 23 november 2016.

Noot:

[1] “..een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit: a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie”, WMO, artikel 1.2.1

 

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)